Opnieuw blijken gegevens die Lorber via het innerlijke woord ontving, vooruit te lopen op de nieuwste wetenschappelijke ontdekkingen. Lorbers beschrijvingen van onbekende enorme zeedieren werden lange tijd vanuit wetenschappelijk oogpunt naar het rijk der fabelen verwezen.
Een recent artikel in het Duitse blad ‘Der Spiegel’ (nr.34/1995 onder de titel ‘Zuigende tentakels’) vermeldt echter waarnemingen op grote diepte in de oceanen (d.m.v. een duikboot die dieper kan dan 6.000 meter), die het bestaan van zulke grote zeedieren bevestigen en in sommige gevallen aannemelijk maken. Het artikel is geschreven naar aanleiding van het zojuist verschenen boek “Monsters of the sea” door Richard Ellis uit New York. De auteur is medewerker van het tijdschrift “National Geographic” en vertegenwoordigt de VS in de Internationale Commissie voor Walvisvangst. Hij plaatst de huiveringwekkende verhalen en mythen die zijn overgeleverd tegenover het moderne diepzee onderzoek. Zijn conclusie luidt: “vele fabelachtige monsters bestaan daadwerkelijk!”.
Bij Lorber vinden wij heel exacte gegevens over enkele reuzenzeedieren. In “Himmelsgaben” III/blz.359 (nog niet vertaald) beschrijft Lorber de bouw, het gedrag, de voedings- en leefgewoonten van het enorme dier, in wiens binnenste de profeet Jona enkele dagen verbleef. Deze soort, waarvan ook in het boek “Job” sprake is, leefde aanvankelijk in het Middellandse zeegebied, maar is na de zeedoorbraak bij Gibraltar helemaal daaruit verdwenen. Door de krachtige zeestromen in de Atlantische Oceean werden de dieren meegevoerd naar het Zuiden, waar zij in de koude wateren grotendeels te gronde zijn gegaan.
Evenals de noordelijke walvis was ook dit dier, dat door de Oud-Grieken Phallos werd genoemd, een zoogdier. Het bracht zijn jongen aan land groot en voedde deze door ze te zogen en ook doordat het zijn prooi, die het enkele dagen in zijn maag kon bewaren, aan land bracht.
Met nog een ander onbekend zeedier van enorme afmetingen maakt Lorber ons bekend in “Aarde en maan”, hoofdstuk 48, de zogenaamde ‘Kraken’, een reuzeninktvis, waarvan ons wordt meegedeeld dat het hier gaat om het grootste dier op aarde, 940 meter lang en ongeveer 190 meter breed en dik. Zijn enorme, verblindende witte vangarmen waarmee het zijn prooi vastgrijpt, hebben een lengte van 55 meter en niet zelden een doorsnede van 8 voet, schrijft Lorber.
Bij het lezen van de nadere beschrijving van dit eigenaardige dier in “Aarde en maan”, waarbij ook sprake is van plantaardige eigenschappen en andere wonderlijke bijzonderheden, zal bij menige Lorberlezer wellicht enige twijfel gerezen zijn.
Over dit dier dat soms aan de oppervlakte komt en er dan van boven uitziet als een eilandje (in het artikel van “Der Spiegel” is sprake van zeedieren zo groot als een voetbalveld), zijn ook door vissers en andere zeelieden verhalen in omloop gebracht, die steeds als fantasie werden beschouwd. Voor het eerst werden deze verslagen van ooggetuigen enigszins geloofwaardig, toen een Newfoundlandse haringvisser zich in 1873 uit de dodelijke omarming van een reuzenvangarm die zich om hun boot geslingerd had, wist te bevrijden, door deze met een bijl af te hakken en het stuk als bewijs aan land te brengen.
Ook modern wetenschappelijk diepzee onderzoek is thans, volgens het genoemde artikel in “Der Spiegel”, op het spoor van dit ongekend grote zeedier. Londense zoölogen houden de hypothese van het bestaan van de reuzenkraak voor waarschijnlijk.