Zonnige dagen, waarin de druiven goed rijpen.
– Wim van der Wenden –
In de poëzie van de hemel wordt ons verhaald van mooie dagen, want als de bomen oud geworden zijn en de vrolijke levensruimten
helemaal leeg, dan is het wel te laat om het kromgegroeide hout uit de streken van de jeugd en uit de tijden van de happy mythe rond facebook goed te maken, want als alles in snel tempo afbrokkelt is de poëzie nog steeds niet geschikt voor het wereldse verstand, want dat is een ware kanker voor de geest, omdat het verstand de liefde verteert en de wil doodt. Ter verduidelijking van deze gedachte bevat het evangelie een goede raad voor de arbeiders in de wijngaard.
Zonnige dagen ontstaan alleen als het verstand groeit vanuit de liefde. Zonnige dagen liggen dus in het verschiet. “Komt er nog wat van?” hoor je dan veelal zeggen. Maar ons echte geestelijke leven is vervat in een echt geweten, want daar komt ons geloof samen met liefde en vriendelijkheid. Dus als wij deze dingen doen naar ons geweten, is dat doen vanuit ons geestelijk leven. Dan hoeven we niet te wachten op iemand anders, om te zien of er nog wat van komt.
De niet-wedergeboren mens is ten aanzien van zijn geest als een panter of als een oehoe, en hij kan vergeleken worden met de doorn of de netel, terwijl de wedergeboren mens is als een schaap of als een duif, en vergeleken kan worden met een olijfboom of met een wijnstok. De wijnstok hoort nu tot de edelste soorten van het plantenrijk.
Gods ordening is in het algemeen zo ingericht, dat steeds een edeler niveau van gewassen een onedeler soort verdringt. Dit is deels door de invloed van de weersgesteldheid en verder hoofdzakelijk door de mensen. Waar onvruchtbare bomen, doornen en distels, die vegetatief hebben geleefd, hebben gestaan, wordt de grond veredeld door afsterving en vermolming. Daardoor ontstaat vruchtbaar land. Gods ordening bewerkt dat, mensenhanden zorgen voor edelere aanplantingen. Daardoor worden voor de verzwakte geestelijke intenties een nieuwe en ook betere weg voor hun verlossing geopend. De wijnstok is zo’n edeler soort uit het plantenrijk, die door de zondvloed tentijde van Noach als het ware werd gewassen en daarna door God omgevormd en gezegend. Dat was nodig omdat de oorspronkelijke materiële schepping door Gods vijand is ontstaan. God heeft het gif uit de wijnstok weggenomen en hem door de watervloed gewassen en gezegend. De wijnstok hoort nu tot de edelste soorten van het plantenrijk.
Naar mate mensen zich meer van de wereld terugtrekken en zich daar als het ware van verwijderen zal deze hen des te mooier, stralender en transparanter toeschijnen. Dan pas voelt iemand, die Gods werken aanschouwt en eerbiedigt, daar een zuiver genoegen in. Want in het leven is het inwendige aanwezig, net zoals de dood in het uitwendige. Voor wie naar leven streeft en levend wordt, wordt alles stralend en levend. Want wie het leven heeft, blaast alle dingen leven in. En zo worden die dan levend voor hem en door hem. De dood moet zijn gevangenen aan de levenden uitleveren. Maar wie naar buiten streeft, naar wat dan ook, streeft naar de dood en grijpt ook al gauw naar het eerste het beste wat hij tegenkomt, de een naar dit en de ander naar dat, dat op zich niets anders is dan dood. Daardoor komt het ook dat zoveel mensen zelfs God als het aller-levendigst Leven van alle leven, als totaal niet meer bestaand uit hun ogen en harten verliezen. Engelen letten ook nooit op wat het lichaam van iemand doet, maar zien meer naar de intentie waar vanuit het lichaam handelt.
Heel groot is de zegen als de druif is uitgeperst, maar het geestrijke in het sap komt echter niet eerder te voorschijn dan nadat het sap al het onzuivere heeft afgescheiden. Zo zien we hoe de innerlijke kracht van het leven pas dan werkzaam en voelbaar is als het in gezuiverde materie overgaat. Deze zelfwerkzaamheid heeft met Gods sterke medewerking de parasieten van de dood verwijderd. Dan wordt de materie zelf stralend en zuiver, zoals het sap van de druif. Door het vergelijkbaar teruggetrokken zijn van de wereld in het beschermende en duurzame vat van de deemoed wordt ook ons materiële wezen
door de werking van de tevoorschijn tredende geest gereinigd. In deze deemoed geschiedt dan een vergelijkbare gisting waardoor al het onzuivere en dode weer aan de wereld wordt teruggegeven. Maar het leven, verenigd met zijn geheiligde materie, blijft als een goede wijn in het vat van de deemoed eeuwig in alle kracht bijeen.
– Wim van der Wenden –