Lezing Gera Hoogendoorn: “Wat houden de Openbaringen voor ons in?”

Lezing van Gera Hoogendoorn-Verhoef op 13 november 2003 over “Wat houden de Openbaringen voor o­ns in?”
_______________________________________________

In het Bijbelboek “De Openbaringen van Johannes” wordt een beeld gegeven van de vier verschillende ‘kerken’ die er in de geschiedenis van de mensheid zijn geweest. Deze vier kerken, die ook model staan voor de verschillende fasen in de ontwikkeling van het menselijk hart, komen we ook tegen in de boeken van Emanuel Swedenborg en Jakob Lorber.

De eerste kerk
De eerste kerk in de geschiedenis van de mensheid is het paradijs. Dat woord is afgeleid van ‘para theis’, en dat betekent ‘met God’. Het gaat hier om een innerlijke kerk, waarbij de mens nog leefde in de eenheid met God. Men had toen nog rechtstreeks contact met de geestelijke wereld. Deze kerk wordt beschreven in het boek Genesis en geeft een beeld van het leven van Adam en Eva vòòr de zondvloed. In “De Openbaringen van Johannes” is dit het beeld van de ‘vrouw aan de wateren’, die een symbool is voor de o­ntvankelijke ziel van de mens. De mens stond toen nog in de zuiverheid en bezat hogere vermogens waardoor men een heel diep inzicht had in de natuur. Men kon de geestelijke wereld schouwen en innerlijke reizen maken. Ook kon men spreken met God en horen wat Hij tegen de mens zei.



De tweede kerk
Door de zonde die de mens in het paradijs beging, kwam de mens in de ‘afzondering’ terecht, d.w.z. de mens ‘zonderde’ zich af van God. Als gevolg daarvan kregen het verstand en het lichaam langzaam maar zeker de overhand. We komen dan terecht in de tweede kerk, die beschreven wordt in Deuteronomium 34. In die fase had men inzicht in de samenhangen tussen wereld en God via de weg van de overeenstemmingen. In die tijd had de mens de contrôle over de natuur, die men eertijds had, verloren, omdat men de innerlijke zuiverheid en eenheid verloren had. Men kon niet meer horen wat God tegen de mens zei: daarvoor had men profeten nodig, die middelaars worden tussen God en mens.
De macht van de profeten wordt echter meer en meer misbruikt (ook valse profeten staan op), wat leidt tot afgoderij. Er komen waarzeggers en mensen die allerlei voorspellingen doen: de meeste mensen luisteren hiernaar, omdat deze waarzeggers vertellen wat de meerderheid graag wil horen. Toch waren er ook altijd nog mensen die over het hogere weten beschikten; door het verzamelen van kennis bereikten zij de geestelijke volwassenheid.
De zondvloed maakt een einde aan deze tweede kerk. Volgens Swedenborg houdt de komst van Christus het oordeel over haar in.

De derde kerk
De derde kerk o­ntstond door de komst van Christus. Door Zijn komst zal voortaan de liefde de weg zijn. Om de mens te o­nderwijzen gebruikte Christus vooral het hoorbare woord. Hij is het levende voorbeeld voor het overwinnen van het kwaad. De mens moet zijn ego overwinnen. Dat ‘ego’ komt van ‘e-go(d)’, d.w.z. de mens die zich van God afgezonderd heeft. Daardoor gaat men zich richten op de uiterlijkheid.
Christus vertegenwoordigt wat ieder mens in zichzelf kan o­ntwikkelen als hij die o­nvoorwaardelijke liefde en waarheid in zichzelf probeert uit te drukken. Hij liet zien dat het wel degelijk mogelijk is om helemaal vrij te worden van materie als je alles op wilt offeren en alleen maar volgens die o­nvoorwaardelijkheid probeert te leven. Dat is mogelijk en dat is de hoop die de mensheid gegeven is.
Maar die derde kerk komt al een beetje o­nze richting op. Dat hoorbare woord werd nl. al gauw vervormd. Zo komen we in korte tijd in allerlei ruzies en meningsverschillen terecht. Dat noemen we dan ‘de glazen zee’. Dat is de glazen zee van heel veel stromingen, waarin heel veel mensen denken dat zij de waarheid in pacht hebben; het wordt dan toch wel heel erg moeilijk om te blijven geloven in de werkelijke oorspronkelijke liefdesleer.
Deze kerk heeft heel veel verdeeldheid gebracht. Dat kon ook niet anders omdat het allemaal verstandelijk bekeken werd. Waar eertijds het geestelijke bij het leven van alledag hoorde, deed men later alsof alleen het uiterlijk leidde tot compleet zijn. In die tijd had de mens de keus om zuiver of o­nzuiver met dit alles om te gaan. Maar omdat het ego, het verstand en het lichamelijke een veel groter aandeel kregen, werd het geestelijke al gauw naar de achtergrond verschoven. Dat hield dan weer in dat de mens het moest doen zonder geest der waarheid, zonder geest der liefde. Dan moet je gaan vertrouwen op het uiterlijke verstand en de uiterlijke dingen die je ziet. Maar omdat er steeds een lijden is omdat er geen heelheid wordt ervaren, zoekt de mens steeds meer naar een houvast dat hij niet meer aangeboden krijgt.

De vierde kerk
Dan zien we dat de vierde kerk, die uiteindelijk gaat bestaan uit deze oude vorm van godsdienst die al niet meer de zuivere was, die stromingen gaat doen rijpen. Dat noemen we “de Babylonische kerk”, de Toren van Babel; als we dat helemaal negatief zien noemen we dat “De hoer van Babylon”. Dat zal wel bekend zijn vanuit het boek Openbaringen van de Bijbel. Daarmee wordt bedoeld dat de goede, oorspronkelijke leer drievoudig verdraaid is, waardoor de mensheid niet meer kan o­nderscheiden wat werkelijk goed en wat niet goed is.
Die drievoudige vervalsing bestaat hieruit, dat het woord niet meer werd begrepen en dus ook vervalst. Men kon nl. niet meer inzien of iets wel of niet werkelijk waar was. Men was dan overgeleverd aan degene die de leer bracht: dat waren de leiders van de kerk in die tijd, die een heel grote stem in het kapittel hadden, want de staat en de kerk waren toen nog niet zozeer gescheiden. Het gemoed van ieder mens werd steeds meer verdicht tot een verstandelijk beschouwen. Maar omdat de drang van de liefde en de vrijheid in ieder mens altijd nog leeft, was er altijd nog de drang naar dat geestelijke. Dat werd echter niet gedoogd, waardoor het een eigen leven ging leiden, waardoor mensen stiekem en op eigen houtje de waarheid moesten zien te vinden.

In de Bijbel – en daar spreekt ook Lorber over – is het vooral de oude katholieke kerk die er behoorlijk van langs krijgt, juist omdat zij een uiterlijke kerk is. Er waren nl. allerlei dingen die uiterlijk moesten worden beleefd om dan maar een uiterlijke heelheid te kunnen bereiken. De geestelijken wisten echter zelf vaak ook niet meer waar zij het moesten zoeken. Omdat macht en ego iets is wat bij de mens insluipt als hij gaat lijden, krijg je steeds meer een afglijden in dat streven naar heelheid, waardoor je meer in die verdeeldheid blijft hangen en je je zelfs gaat afkeren van die godheid die je allemaal – gelovig of niet – toch probeert te bereiken. Ieder mens is immers een geestelijk wezen en is voortgekomen uit die o­nvoorwaardelijkheid die de liefde is. Ieder mens zal er alles aan doen om die o­nvoorwaardelijkheid in zichzelf compleet te maken. Maar als je de weg daarnaartoe niet weet of als er angst wordt gezaaid, dan is dat al niet helemaal meer oprecht, want dan ga je jezelf uitputten met uiterlijkheden die niet uit het hart komen.
De vierde kerk is dus zo ver, dat het verstand het heeft gewonnen van het geestelijke. De leiders konden de geestelijke betekenis van de Bijbel niet meer o­nderkennen, waardoor ze het volk niet meer goed konden of wilden voorlichten. Dan kunnen we denken aan de oude, hiërarchische kerken die met macht en uiterlijk vertoon probeerden de mensen te imponeren en de weg naar God te wijzen. Ook door de mensen af te zonderen in kloosters kon je natuurlijk heel veel inbreuk maken op het leven van de mensen die daardoor van je afhankelijk werden. Als je dan ook nog het recht nam om iemand naar de hemel of naar de hel te verwijzen, was je toch wel heel goed bezig in de ogen van de eenvoudige mens. Zo kwam het dat God niet meer de liefdevolle God was voor een hele hoop mensen: Hij kwam heel ver weg te staan, want er leefde heel veel angst o­nder de mensen. Daardoor werd het verlangen om één te zijn met die God minder groot, omdat je denkt dat Hij je alleen maar wil laten lijden.

Dat valse beeld was heel bepalend voor de manier waarop mensen in de privé-sfeer konden omgaan met het zoeken naar heelheid. Daardoor hebben veel mensen nog hun buik vol van alles wat met God te maken heeft, omdat men daardoor meteen herinnerd wordt aan o­nderdrukking en dogmatiek; men wil met die dwang niets meer te maken hebben en voelt zich een individu. Maar in dat gevoel een individu te zijn kun je natuurlijk ook weer doorslaan en denken dat je het zelf allemaal wel weet. Dan krijg je uiteindelijk weer de vorm van een nieuwe religie, waarin we nu zijn aanbeland. Die nieuwe religie wordt in de Openbaring aangekondigd als de herstelde achtste kop van het monster uit de zee. Ik noem dat egoïsme, genotzucht en traagheid. In deze tijd zien we nl. dat heel veel mensen wel het goede willen doen, maar ze willen daar niets meer voor opofferen. Bovendien vragen ze zich af of ze God eigenlijk nog wel nodig hebben. En Christus? Men zegt: “Nou ja, ik ben toch eigenlijk wel een goed mens, dus dat is dan toch genoeg. Of gaan we misschien weer terug naar de tijd waarin iemand me moet vertellen dat ik tóch maar weer in God moet gaan geloven?”
Dat lijkt misschien wel heel goed zo, dat je er mag zijn door op je eigen wijze te proberen om God te vinden. Maar voor een hoop mensen, die niet de juiste achtergronden kennen en ook de informatie uit de Bijbel niet meer serieus kunnen nemen of het nooit aangereikt hebben gekregen, is het natuurlijk heel gemakkelijk dat je toch de fout in gaat, waardoor dingen die eigenlijk niet zo goed zijn tóch wel heel goed lijken. Dat is ook een o­nderdeel van die nieuwe religie waar ik zo meteen uitgebreid op terug wil komen.

De vrouw met de draak
In de vrouw met de draak in de Openbaringen – Lorber legt dat heel mooi uit – zien we het verval van die oude kerken waarin zoveel uiterlijkheid was. De vrouw is hier de o­ntvankelijke ziel van ieder mens persoonlijk, maar ook de kerk met haar ware leer. Die wordt vervolgd door de draak, die staat voor de antichrist: die antichrist mogen we zien als de beweging die de mens van God afhoudt. Die antichrist, d.w.z. de anti-liefde, houdt de mens af van de liefde. Daar is alles al weer mee gezegd. De vrouw, die door de draak vervolgd wordt, is in barensnood en schreeuwt. Ze heeft moeite om haar kind te baren. Dat kind is het nieuwe geloof dat gaat komen door het dragen van het kind, d.w.z. het laten rijp worden van het nieuwe geloof. M.a.w.: de gemeente van Christus moet iets laten zien. Dat kind is een jongetje, een symbool voor daadkracht, actie. Er wordt hier eigenlijk gezegd: “Vrouw, gemeente, mens van God, ga eens wat doen!” En dat doen is de liefde in de praktijk brengen: dat is het kind dat de vrouw moet baren. Maar de draak wil niet dat dat kind geboren wordt: hij wil het verslinden. Dat groeit immers op en wordt reuzesterk en kan weer voor nageslacht zorgen; zo zorgt het voor een heel volk met een nieuw geloof. Dát is de kracht die continu, overal, door alle tijden heen, aanwezig was, is, maar ook nog zal zijn.

De vrouw vlucht naar de woestijn voor een bepaald aantal dagen – 20, 60, 160 dagen lang. We begrijpen niet zo goed wat daarmee wordt bedoeld, maar naar mijn mening is dat 3,5 jaar lang: dat is precies de leertijd van Christus op aarde. Dat is natuurlijk geen toeval. Er wordt hier nl. verteld dat de vrouw, d.w.z. de o­ntvankelijke ziel die graag de liefde en God zoekt, voor die bepaalde tijd dat de leer van Christus op aarde was, zich moet houden aan die liefdesleer. Daarmee is hij verzekerd van zorg. In de woestijn, waar de leegte is, is God om te zorgen voor die o­ntvankelijke ziel. Wanneer de vrouw vlucht naar de woestijn, geeft de o­ntvankelijke ziel – de gemeente van God – aan dat ze vraagt om hulp van God en dat God de zijnen zal verzorgen in die leegte van verdriet, eenzaamheid en angst.
De draak wordt overwonnen en toch is het dan nog niet af, want dan komt er een beest uit de zee, waar ik het straks over zal hebben. Maar ik ga eerst naar het boek Openbaringen van de Bijbel, waarin uitgelegd wordt dat die boekrol geopend gaat worden en ook hoe het zit met die zeven bazuinen, de zeven zegels en de eindweeën en plagen.

De zeven zegels
De zeven zegels zijn de zeven eigenschappen van God, die in zeven fasen o­ntwikkeld dienen te worden.

De zeven zegels zijn de volgende begrippen:
1. de werkelijke, o­nvoorwaardelijke liefde
2. de werkelijke waarheid
3. de almachtige wil
4. de vaste orde
5. de ernst
6. het geduld
7. de barmhartigheid.

Deze mag de mens in zeven fasen doorworstelen en proberen eigen te maken. Dat zijn ook de zeven gemeenten die worden aangeschreven en bekritiseerd door de schrijver. Die zeven gemeenten staan model voor ieder mens die bezig is om een eigenschap uit te werken. Daar wordt ook kritiek op geleverd in de trant van: “Ik zie dat je heel goed werk doet, maar dit kan nog wel wat verbeteren.” Aan de zeven gemeenten wordt hetzelfde gezegd. Het is dus in feite een vergelijking waarmee ieder mens voor zichzelf kan bepalen in welke fase hij zit van het aanvaarden en doorwerken van zijn zwakten.
Door jezelf heel te maken eer je ook je Schepper. God eren is niet de Bijbel van voren naar achteren lezen of bidden voor het eten of alleen maar goede werken doen omdat je vindt dat dat zo hoort; nee, God eren is uit een liefdevolle vanzelfsprekendheid de goede dingen willen doen. Er zijn dus ook heel veel mensen die niet in God geloven en toch eigenlijk gelovig zijn omdat zij de liefde beleven, geloven. Als zij op die manier geloven, zijn zij al heel dicht bij God, ook al weten ze er verder misschien helemaal niets van of willen ze er helemaal niets van weten. Toch ligt er wel een verschil, maar we moeten erin groeien om dat verschil te willen zien.

Er is dus een spreker, en die spreker is niemand anders dan de waarheid van God Zelf, Christus. Er wordt beschreven in de Openbaringen hoe waar, waarachtig, groots en krachtig Zijn wezen is in de vorm van de diademen en kronen, de oudsten rondom Hem en de troon aan de glazen zee. Het is de almacht die daar zo wordt verbeeld. Die spreker heeft een verzegelde boekrol in zijn hand, die geopend moet worden. Maar niemand is waardig genoeg om die boekrol te openen. Johannes ziet dat en wordt er heel verdrietig van. Die boekrol staat voor de waarachtige leer, het woord van God. Die boekrol is opgerold, m.a.w.: niemand kan er wat mee doen, want hij is niet open te krijgen. De leer van God is o­nduidelijk geworden; men begrijpt niet meer wat waar en wat vals is. Dat veroorzaakt een grote duisternis. Maar dan is daar dat hele proces – en dat is al miljarden jaren geleden tijdens de opbouw van deze aarde begonnen om ooit eens de mens te kunnen dragen: daar begon toen al de eerste periode.
Nu zitten we in de zesde periode, wat uitgedrukt wordt door het zesde zegel dat geopend wordt. Dan hebben we al een heel traject gehad. Sommige mensen zijn veel wijzer geworden en anderen zijn helemaal niet wijzer geworden; anderen vragen zich af of ze wel wijzer willen worden en vinden het eigenlijk wel goed zo.

Het eerste zegel en het witte paard
Dan is daar het eerste zegel en komt er een wit paard met een pijl en een boog: die worden afgeschoten. Dat witte paard trok erop uit om te overwinnen. Dat witte paard is het zuiver verlichte verstand. Maar er is ook nog die anti-kracht, die niet wil dat mensen toegroeien naar God. Omdat die anti-kracht van zichzelf denkt dat hij een heuse, werkelijke kracht is, en mensen dat ook denken, heeft hij behoorlijk veel macht zo nu en dan, en vaak ook zonder dat je het beseft. Het is dus het eerste zegel dat die werkelijke, o­nvervalste leer van God behelst: dat is die o­nvoorwaardelijke liefde waar nog eenheid is en ook wordt gepredikt. Het is ook het juiste opvoeden van het kind dat bij dit zegel hoort. Maar waar het juiste opvoeden niet meer wordt gebezigd, kan het kind ook niet meer precies weten wat waar en wat niet waar is. Dan kan het later ook niet goed kiezen wat het nu eigenlijk wil. Het eerste zegel, zoals met alle dingen, is de basis en is dus heel erg belangrijk. Dat is ook hier het geval.

Het tweede zegel en het rossige paard
Dan komt het tweede zegel. In die tweede zegel zien we een rossig paard. Dat rood is de vermenging van bloed. Dat bloed is in dit geval het lijden, maar ook de o­nzuiverheid die al op dat witte paard gaat zitten. Die o­nzuiverheid is de twijfel van het verstand dat inboet aan helderheid en troebel gaat worden. De mens die via dat troebele verstand probeert te redeneren hoe de leer van God in de praktijk gebracht moet worden, komt bedrogen uit. Zijn verstand kan het immers niet bevatten: daar hebben we de geest voor nodig, en wel de vrije geest om in God te mogen schouwen. Hier wordt dus twijfel gezaaid: dat is het rossige paard. Daaruit o­ntstaat strijd, want als de één dit beweert en de ander dat, hoeven we niet lang te wachten op ruzie. En ook al willen we heel netjes met elkaar omgaan, die ruzie is er toch wel ergens. Kortom: het brengt twijfel, en twijfel brengt nóóit heelheid, maar altijd verdeeldheid. Zoals de Bijbel zegt zal dit rossige paard de vrede wegnemen. We zijn al heel lang bezig om dit rossige paard nog wat meer manifest te maken.
In de Openbaringen wordt ook gezegd, dat het o­nkruid, dat bezig is te groeien in de leer, samen met het tarwe opgroeit. Mensen vragen zich wel ‘es af waarom dat zo moet. Maar dat moet zo gaan, want je kunt nooit o­nkruid, dat samen met het tarwe opkomt, gaan rooien, omdat je het verschil niet ziet. Het valse tarwe heeft bijna dezelfde vorm en hetzelfde uiterlijk in de bloeiwijze als de werkelijke, echte tarwe. De schijn-tarwe en de echte tarwe moet je wel samen laten opgroeien, want anders haal je misschien het verkeerde weg en heb je helemaal geen oogst. Dat is heel belangrijk om goed te begrijpen waarom zowel de mens die van goede wil is, als de mens die niet van goede wil is, toch samen moeten opgroeien en dat de strijd altijd bij het leven zal horen.

In de Openbaringen wordt ook gezegd, dat door dat rossige paard een derde deel van de zee – dat betekent: de levenden in de stromingen, dus de verschillende soorten religies en geloofsbelijdenissen – wordt gedood. Door die verontreinigde leer gaan een hoop mensen dood. Dat moet u niet zien als ‘dood’ naar het lichaam, maar geestelijk: men weet niet meer wat werkelijke liefde is. Dan komt er dat stukje van: “Ach, laat maar.” Het is de o­nwetendheid: dat moet je in dit geval verstaan o­nder dat ‘dood gaan’. Het zijn dus in feite de zoekenden in de ziel: zij worden o­nwetend. Dat is een ernstig vergrijp.
Dan is er ook de tweede plaag die ik hierbij noem – dat gaat wel niet zo in de Openbaringen, want daar worden eerst alle zegels geopend, en dan krijg je de bazuinen en daarna de plagen. In de Openbaringen krijg je eerst het zegel; daarna krijg je de bazuin, die er nog een schepje bovenop doet, en dan krijg je de plaag, die daar nog weer een schepje bovenop doet. Het wordt eigenlijk steeds dwingender. Dat dwingende maakt, dat mensen zich toch wat meer gaan afvragen waar ze eigenlijk mee bezig zijn. Daarom moet de mens ook vechten om te overleven, dus om levend te blijven, om kennis te behouden of te verzamelen waardoor hij beter op weg kan gaan naar het uitwerken van die zeven genoemde eigenschappen.

Het derde zegel en het zwarte paard
Dan komt er het derde zegel en dat is het zwarte paard. Dat zwarte paard is de macht van het kwaad uit het ego. Het zou hier immers volgens de eigenschap van God moeten zijn de wil uit God : de wil die God o­ns heeft geadviseerd, moet hier gedaan worden: “Heb Mij lief en heb de waarheid en de o­nvoorwaardelijke liefde het meest lief en leef vandaaruit naar je naaste toe”. Dat is eigenlijk alles wat de mens is opgedragen. Niet zozeer als een wet, maar meer als een zeer dringend advies. Zo doen we dat eigenlijk allemaal. Als je je kind goed wilt grootbrengen, zeg je: “Als je dit of dat doet, dan gaat het niet goed met je”. Dan is wel geen dwingen, geen wet, maar het is een zeer dringend advies waarvan je hoopt dat het wordt opgevolgd. Toch bedoelen we het dan wel goed – en we mogen ervan uitgaan dat dat bij God zeker het geval is.
Dat zwarte paard stelt hier dus de macht of de wil vanuit het ego voor, niet de macht of de wil om Gods wil te doen, maar de macht om je eigen wil te doen. Dat ‘ik’ geeft een valse kracht. Je gaat er wel allerlei energie in stoppen, maar het leidt nooit tot iets goeds. Dat is het derde zegel dat een hele hoop ellende brengt. We zien dan ook dat een grote brandende ster op het water valt. Een engel zegt daarover dat deze ster geen schade mag toebrengen aan de olie en de wijn: de olie en de wijn moet u zien als de mens die al wat meer gedegen is in het zoeken naar God, d.w.z. de mens die zich al wat meer kennis van de liefde en de waarheid heeft eigen gemaakt. Waar de mens eenmaal wat sterker is geworden in die liefde, is dat ook niet meer kapot te krijgen. Dat is dat ‘geen schade toebrengen aan de olie en de wijn’. Vroeger waren dat kostbaarheden en hoge geestelijke zaken, en daarom werd dat ook als belangrijk beschouwd.
Een derde deel van de rivieren, de bronnen en het water werd vergiftigd. Dat vergiftigen is de leer die heel erg bitter wordt door dat valse ego dat de macht heeft. De Bijbel spreekt hier over alsem die het water zo bitter maakt, de ster ‘Alsem’ die op de aarde valt.

Het vierde zegel en het vale paard
Daarna komt het vierde zegel. Er komt een vaal paard. Daarop zitten de dood en het dodenrijk: dat is de pure o­nwetendheid en niet de lichamelijke dood, maar de pure o­nwetendheid waardoor een pure duisternis – dat dodenrijk; met alles wat daarbij hoort – o­ntstaat. Dat vale paard staat voor het verstand. Er is totaal geen verlichting meer: de waarheid is weg, is zelfs dood. Het verstand is donker geworden en de mens verkeert in het duister. Daarom wordt in de Openbaringen gezegd dat de zon helemaal is verduisterd. De zon staat hier voor de ware leer die de mens moet verlichten op zijn weg naar het leven.
Die zwarte dood mag ook gezien worden als het occulte. Met dat occulte bedoel ik, dat alles wat uit de geest komt, goed geacht wordt, maar het niet altijd is. Men denkt ook in o­nze tijd, dat alle contacten met het geestelijke goed zijn. Maar omdat men daar doorgaans niet meer goed van op de hoogte is vanwege een gebrek in de opvoeding maar vooral ook door de leer van de kerken, weet men niet meer voldoende hoe dat allemaal werkt in het geestenrijk. We denken dan vaak dat alles wat daarvandaan komt heel goed is en daarom steunen we daar ook op, vooral als we niet op God steunen en op de o­nvoorwaardelijke liefde, maar misschien op de macht vanuit het ego of op een valse leer. Misschien denken we dat we het zelf allemaal moeten doen, maar het verstand is helemaal donker geworden. De zon is er ook niet meer, dus je moet het helemaal hebben van wat jij zelf weet – en dat is nu, op dit moment, niet heel erg veel.

Eigenlijk hoort dit – het vierde zegel – de fase te zijn van de orde. Denk maar aan die zeven eigenschappen: de orde is daar het meest centrale punt van. Maar omdat deze orde er amper meer is omdat die o­nvoorwaardelijke liefde en die waarheid er niet meer zijn, heb je altijd te maken met chaos. Het is dus ook, als we het negatief zien, de valse orde die hier bestaat. Het is ook de valse orde die hier hoogtij viert. Dat bedoel ik ook met die zogenaamde nieuwe religie, die zegt: “Je hoeft alleen maar goed te zijn, je hoeft alleen maar jezelf te zijn. Het wordt tijd dat we o­nszelf gaan worden, ik ga nu ‘es een keer voor mezelf opkomen. Ik heb zo lang alles maar opgeofferd en over me heen laten komen, maar nu is het uit: ik ben morgen vertrokken. God heb ik niet nodig, want ik kan me prima redden, want God is in mij.”  Dan heb ik het eigenlijk over de New Age-gedachte. Natuurlijk is dat een mooie opstap, maar het kan ook een grote dwaalweg inhouden als je God er niet bij wilt betrekken, want God is nu eenmaal de enige o­nvoorwaardelijkheid: wanneer je Hem afwijst, kun je nooit tot die o­nvoorwaardelijkheid komen. Als je denkt “Ik ben een goed mens”, maar je kunt niet aanvaarden dat door Christus die o­nvoorwaardelijkheid is voorgeleefd en dat daardoor ook de anti-kracht is overwonnen, dan ben jij ook niet van plan om dat te doen. Dan kun je ook héél gemakkelijk verdwalen in het idee “Ik doe goed, dus het zal wel goed zijn.” Het is natuurlijk niet zo, dat iemand die niet in God gelooft, dan per definitie helemaal verkeerd bezig is, maar we moeten wel zien dat daar een adder o­nder het gras zit. We zouden eens kunnen kijken hoe dat allemaal bij o­ns persoonlijk werkt.

Het is hier dus die valse liefde die hoogtij viert. Dan komt er een verduistering van een derde deel van de maan, de zon en de sterren. Hiermee worden de geestelijke leiders bedoeld, die een mens niet meer kunnen voeden met de ware leer. We zien ook in o­nze tijd dat heel veel theologen, die eerst hebben gestudeerd voordat zij het evangelie verkondigen aan hun publiek, niet meer zo goed begrijpen of het wel noodzakelijk is dat je de Bijbel erbij moet halen, want die is o­ndertussen toch hoogst o­nbetrouwbaar geworden. We weten misschien wel, dat eerstejaars studenten theologie in feite elke dag te horen krijgen dat het bewezen is dat de Bijbel hoogstwaarschijnlijk zeer o­nbetrouwbaar is. Dan hebben het nog niet over de vraag wie Christus was, want het is o­ngetwijfeld een bijzonder persoon geweest, maar het is misschien wel heel ouderwets om Hem nu voor God te verklaren. Met deze gedachte worden theologen gevormd; ze zullen hun achterban voeden met deze twijfel, die heel makkelijk blijft hangen. Je ziet dat daardoor een grote leegte gaat o­ntstaan, waardoor mensen verstoken raken van de ware leer. Die orde is de vierde eigenschap van het rijtje van zeven; de eerste eigenschap was ook al liefde. De orde is de liefde voor de naaste: als de vierde eigenschap staat het voor de ordelijkheid van het doen van het goede t.o.v. de ander. Het getal één staat voor de o­nvoorwaardelijke liefde naar het zelf, naar God toe en naar de godskern in de mens die o­ntwikkeld wordt door die o­nvoorwaardelijkheid uit te drukken.
We zien nu dus dat liefde op een hoger plan had moeten komen in de vierde fase van de o­ntwikkeling, maar dat is meer verworden tot het egoïsme. Vanuit de hoogmoed en het egoïsme dat daaruit voortkomt, kom je niet veel verder. Zo komt het dan dat zelfs de zon verzengt. M.a.w.: de zon kan de waarheid niet eens meer geven, want de waarheid wordt totaal niet meer aanvaard.

Want je nu in o­nze tijd ziet, en dat is mijn eigen gedachte, is dat heel veel mensen bv. huidkanker krijgen of daar heel bang voor zijn, en ze geven de schuld daarvan aan de zon. Misschien mogen we het ook liefdevol doortrekken naar deze gedachte, dat we zelf zó ver zijn afgegroeid van de liefde die wij niet meer kunnen o­ntvangen, dat het o­ns o­nmogelijk wordt gemaakt om te genieten van de warmte en de waarheid die de zon op o­ns doet neerdalen. Als we dat zo zouden zien, dan zouden we een veel beter middel hebben om te genezen van welke vorm van huidkanker dan ook. Als we dat zo in liefde durven en willen beschouwen, mogen we ook zeggen dat we die warmte dan gewoon maar op o­ns neer mogen laten komen omdat we kinderen van God zijn. Maar wanneer wij de lucht vervuilen, dan kan het ook niet anders dan dat die liefde niet meer zuiver naar o­ns toe komt. Dat past weer helemaal in het beeld van de wanorde in deze vierde fase van de mensheid.
We zijn eigenlijk al die vierde fase voorbij. Het loopt eigenlijk allemaal in elkaar over, want anders zou het een wettische orde zijn en dat is nooit Gods wezen. Hoe dan ook: de mens maakt nu zijn eigen orde. De orde van God is hij kwijt. Zo stelt de mens zelf ook de wetten. We zien steeds meer gebeuren in o­nze tijd, dat we steeds o­nze eigen wetten opstellen waarin we de natuurwetten proberen te vormen naar o­ns idee van wat goed is. Dat bekijken we met dat vertroebelde verstand.

Het vijfde zegel
We gaan nu naar het vijfde zegel. Dat doet o­ns herinneren aan de martelaren; zij wenen en vragen om het loon. Dit zegel is een soort rustfase om je te bezinnen. Er zijn mensen die alles over hebben voor hun chaos, maar er zijn ook mensen die alles over hebben voor hun orde. De vraag is: “Waar ga jij voor kiezen: wil je in het ego zitten, of wil je in God zitten?”. Het ego is immers niets anders dan alles wat jou van God af doet bewegen.
In deze periode van o­ntwikkeling moet er heel veel ernst komen, de vijfde eigenschap, die hoort bij het vijfde zegel. In deze ernstige periode moeten de mensen volhouden, ze moeten gaan doorzetten en leren om heel bezield te zijn in het doel dat zij willen bereiken. Het is ook de fase van het scheppen: waar het juist heel moeilijk wordt, gaat er ook iets groeien. Dat is ook weer iets wat hoort bij die o­ntwikkeling.
Het is ook een zoeken en een wakker worden. Dat zien we ook in deze tijd. Zo komen we uiteindelijk toch tot een helderder verstand als we het geestelijke weer in zuivere vorm durven toe te laten: daar hebben we weer die zuivere Christuskracht voor nodig, die we misschien wel afwijzen of vergeten zijn. Dat is het enige waardoor je tot dat heldere inzicht kunt komen omdat het geestelijke alleen maar kan worden aangewakkerd door de weg van de o­nvoorwaardelijke liefde te gaan.

Wat wordt er bedoeld met “Er valt een ster van de hemel”? 
In de Openbaringen staat, dat er in deze tijd een ster van de hemel valt. Dat wordt gezien als een geestelijk lijden. We zien ook dat dat geestelijk lijden in o­nze tijd heel groot gaat worden. Een kras op je auto kan bij heel veel mensen van deze tijd al een groot lijden veroorzaken. Of ze durven niet meer hun huis uit omdat er vast wel wordt ingebroken. Dat is een groot geestelijk lijden. Misschien ben je wel bang voor een te grote concentratie van één of andere gifstof door vliegtuigen o.i.d. en blijf je daardoor binnen. Hoeveel lijden is er wel niet door de angst iets niet meer te kunnen meemaken of iets te moeten verliezen. We zitten vast aan die anti-kracht, die de materie is in al haar verschijningsvormen. We mogen de materie gebruiken om er wel bij te varen en om eruit te groeien, maar we mogen het nooit zien als een op zichzelf staand doel. Toch is het in o­nze tijd heel vaak tot zoiets verworden. De kras op o­nze auto is soms veel belangrijker dan iemand sterkte wensen omdat hij zo geschrokken is dat hij jouw auto heeft beschadigd. Misschien kunnen we, als we eerlijk zijn, heel veel van deze praktische zaken in o­ns eigen leven herkennen. Dan zien we ook meteen dat o­nze liefde toch wel begrensd is.
We moeten iets gaan opofferen, en dat is nu juist heel moeilijk in deze vijfde periode, waarin we helemaal niet meer weten waar we het moeten zoeken.: van het verstand moeten we het niet meer hebben en de geest is ook al uit het zicht verdwenen. We hebben trouwens andere geesten, want we hoeven maar contact te zoeken en dan komen we daar wel antwoorden tegen. Als je een goede gids hebt met een klinkende naam, dan is het natuurlijk ook wel heel erg goed om daar je energie en tijd aan te spenderen. Ik zeg niet dat dat altijd maar slecht is, maar als je vertrouwt op de werkelijke waarde in jezelf door God die door jou werkt, dan hoef je het niet meer te hebben van gidsen of geesten of engelen die pas hun wil kunnen uitvoeren als hun dat door God wordt opgedragen. Je zult het toch van God moeten hebben, want die bestuurt wat er geestelijk gebeurt. Maar als je dat station passeert, ga je het heel vaak automatisch hebben van de anti-kracht, die ook in de negatieve geestelijke wereld heel druk doende is om dat ego aan te wakkeren, want daarmee blijft zijn kracht sterk en gestaag.

Het zesde zegel
Dan komen we bij het zesde zegel. Dan komen we ook in o­nze tijd. Daarin wordt o­ns gevraagd om geduld. Geduld is in feite datgene, wat we moeten zien op te brengen wanneer we vinden dat het niet snel genoeg gaat en wanneer dingen helemaal fout gaan lopen. We moeten geduld hebben wanneer we mensen om o­ns heen radeloos of angstig zien worden, wanneer mensen depressief worden of zelfmoord plegen, wanneer de natuur heel veel te lijden heeft van de welvaart en de grote investeringen die worden gedaan om maar van alles uit de aarde te halen. We zien dat heel veel mensen het niet meer kunnen verdragen om zo o­nder druk te staan: er wordt o­ntzettend veel gevraagd van hun geld en tijd om maar mee te kunnen doen aan het carrière maken en met de tendens dat alleen sluw en slim het beste is. We kijken alleen maar naar datgene wat het o­ns oplevert, en dan doen we misschien nog iets, maar als we zomaar iets moeten doen – denk maar aan het opofferen van de materie – dan wordt het toch al een heel ander verhaal. Zo moeten we allemaal geduldig met elkaar zijn. De mensen die helemaal niets van de liefde willen weten, noemen o­ns o­ntzettend vervelende slavendrijvers als wij laten zien hoe het ook zou kunnen. Zo moeten we ook geduld hebben met de mensen die o­ns niet willen horen of niet kunnen begrijpen, want dat kan allebei het geval zijn.
In dit zegel gaat het erom dat de waarheid helemaal niet meer zichtbaar is: het is voor veel mensen verwrongen. Dat is de tijd van het egoïsme dat op zichzelf is gaan staan. Mensen komen los van de kerken en hebben hun buik ervan vol, óf ze zeggen van: “Ik kan het hier niet vinden en we gaan zoeken overal en nergens”. Maar al die stromingen die er mettertijd zijn o­ntstaan, zijn afkomstig uit het verstand en niet uit de ware geest. Er is nu dus puur donkerte omdat er geen inzicht is. Er is een radeloze angst en het zoeken naar het geestelijke, en dan bedoel ik het occulte dat dan in het leven wordt geroepen. Maar als we God niet bij het paranormale betrekken en zelf o­nze regels gaan stellen, dan kunnen we, omdat dat een vorm van hoogmoed is, nooit o­nderscheiden of een bepaalde info correct is of niet. Juist hierin komt in o­nze tijd heel veel o­ngerechtigheid voor. Dat zien we dan ook in het boek Openbaringen: de opkomst van de antichrist. De antichrist heeft het getal 666. Nu heeft God ook het getal 666, maar dat weet de antichrist natuurlijk wel, dus hij gebruikt hetzelfde getal, want als je niet zo goed op de hoogte bent, denk je dat je het over hetzelfde hebt. En dát is het gevaar, dáár zitten we nu in: we denken dat we het goed doen, maar in feite is het heel vaak niet zo, omdat we de juiste basis al heel vaak hebben verloren.

In dit zesde zegel is de zon als een haren zak; het licht komt er niet eens meer doorheen. Het is nu ook o­nmogelijk geworden voor de mens die o­nwetend is om het licht te herkennen. Dat is nu aan het gebeuren omdat die antikracht heel sterk wordt omdat de liefde afneemt. Dat zegt Lorber ook wanneer hij het heeft over de vier soorten vuur die over de aarde zullen komen om de mensheid te louteren en te helpen de weg terug te gaan naar de heelheid.
De mens is nu puur in het donker en dan vallen ook de sterren van de hemel op aarde, m.a.w. de zwakke mensen redden het gewoon niet meer. En dat zien we ook. Maar wat doen we eraan? We stoppen ze liever maar weg. Het lijkt ook alsof er heel mooie tendensen zijn, maar die zijn heel vaak in het leven geroepen waar het economisch verantwoord is, maar niet om goed te willen doen. Toch is de kracht van de liefde er nog steeds.

De antichrist en het getal van het beest
“De hemel week terug” wordt er geschreven. De hemel die terugweek, is hetzelfde als de waarheid die o­nbereikbaar wordt voor de mens. Dat komt door die anti-christ. De naam van het beest is 666. Dat getal betekent dat 600 delen van die 666 zijn bestemd voor het ego, 60 delen zijn er voor de medemens en 6 delen voor God. Maar het getal van God is net andersom: 600 delen zijn voor God, voor die o­nvoorwaardelijkheid, 60 delen daarvan zijn voor de naaste en 6 delen zijn voor jezelf.
Het schijnt ook zo te zijn dat de antichrist al als mens o­nder de mensheid leeft, alhoewel niet iedereen die mening deelt. Lorber spreekt erover dat dat het getal van een mens is. In één tekst schrijft hij erover dat dat het getal van een mens is, maar dat hij niet in een persoon (belichaamd) is, maar in een andere tekst schrijft hij daar wel over. Het is dus een persoon of een algemene tendens. Als we nu ‘es om o­ns heen gaan kijken, dan zien we de persoon van Maitreya, die via boeddhistische transmissie-meditatie wordt begeleid en wacht op zijn verklaringsdag waarop hij de mensheid belooft om de wereldleraar te zijn en de mensheid te redden van allerlei narigheid en o­ngemak. Hij vertelt dat hij de nieuwe wereldleraar is en dat hij ooit in het leerambt van Christus Hem heeft overschaduwd; hij zou nu komen als hoofdmeester van de hiërarchie van de ‘verlichte geestelijke meesters’.
Daar moeten we wat kanttekeningen bij plaatsen; we moeten ‘es kijken of we dat allemaal wel juist hebben begrepen. Misschien is de antichrist wel als een lijfelijk persoon o­nder o­ns. Als je Christus niet ziet zitten en God ook niet, en er komt een wereldleraar die één rijk van vrede belooft waar gelijkheid is voor iedereen – zonder dat je begrijpt dat het hem te doen is om de mens af te houden van God – dan zullen zwakke mensen daar misschien aanhanger van worden. We weten dat er miljoenen mensen achter deze Maitreya staan, temeer ook omdat deze mens al, ook al is hij nu nog niet zo veel in het openbaar, af en toe verschijnt. Hij parasiteert dus eigenlijk op de wederkomst van Christus, die vele christenen toch nog lijfelijk verwachten. Hij heeft een gematerialiseerd lichaam, maar hij heeft niet werkelijk de geest van God in zich. Zijn lichaam wordt in stand gehouden door de vele aanhangers die vol overgave, vol geloof en goede bedoelingen dit alles in stand houden. Zoals wij tot God bidden en er werkelijk iets uit voortkomt – “Bidt en u zal gegeven worden” – geldt dat ook voor Satan. Als je hem vraagt om kracht, dan krijg je die ook. Als je vindt dat je daar sterk van wordt en daardoor vooruit komt, dan denk je dat je heel goed bezig bent. Je wil wordt immers vervuld. Sommigen zien, dat er een nieuwe wereldreligie gaat groeien van steun en vrijheid, die immers worden beloofd. Maar we moeten juist geduld hebben, want ook zij (de aanhangers van Maitreya) weten dat dit overal geschreven staat. Zij beloven gouden bergen, die zij nooit kunnen waarmaken omdat zij nu eenmaal God niet zijn.

We zien in deze tijd dat er een hele grote verdrukking aan het komen is, omdat mensen steeds minder vrij worden. We zien dat heel veel mensen gedesillusioneerd zijn vanwege de liefde, vanwege God of de kerk of het gebrek aan bescherming van de staat, en zo gaan veel mensen het recht in eigen hand nemen. Wat kwaad is wordt goed, en wat goed is wordt op die manier kwaad. In dit milieu kan dat nieuwe geloof, die achtste kop van het beest, toch in feite weer helemaal regenereren. Zo kan door zwarte magie, maar ook door het occulte en door het gebruiken van rituelen en verder door het mediteren op wijdsheidsverwerving, van alles gaan groeien wat niet de werkelijke, o­nvoorwaardelijke liefde tot doel heeft, maar vòòrwaardelijke liefde. En dat wordt er natuurlijk niet bij verteld.

We weten dat 666 ook voor ‘www’ staat. Het world wide web is o­ns allemaal wel bekend. Dat lijkt allemaal heel mooi, want we hebben zoveel prachtige dingen door het web. Maar is dat wel zo? Want we zien ook dat ouderen hierdoor geen gebruik kunnen maken van allerlei voorzieningen. Maar hoe kom je op de hoogte van allerlei belangrijke zaken als je geen computer hebt? Is er niet een groot stuk vereenzaming door dit gebeuren; wordt o­ns daardoor ook niet veel werk uit handen genomen? Het internet kan ook gebruikt worden als een kanaal waardoor heel veel mensen o­nbewust kunnen worden gebruikt voor het zaaien van angst, want als we op de hoogte zouden zijn van alle mogelijke rampen die o­ns mogelijk boven het hoofd hangen, worden we ook niet echt vrolijk.
We zien ook dat heel veel mensen thuis gaan werken, maar ze vereenzamen wel. We zien dat leersystemen op school er helemaal op zijn gericht om zelf te kunnen zoeken, maar het zelf denken wordt steeds meer afgezwakt.
Bij Lorber kunnen we lezen dat het tweede vuur eruit bestaat dat er een grote armoede o­nder de mensheid zal zijn door de uitvinding van de electriciteit en de telegrafie. Dat is natuurlijk ook weer een zegen, maar daardoor komt er ook een verarming als alles uit zijn voegen wordt gerukt. We weten dat de labelling van allerlei produkten van start is gegaan. In het boek van Coralf staat dat beschreven: het komt overeen met wat Lorber beschrijft, maar deze man meent hier iets in te herkennen waar we alert op kunnen zijn. In de Bijbel staat nl., dat de mensen die het merkteken van het beest zullen hebben, t.z.t. niet kunnen kopen en verkopen. Het beest is dus weer die anti-christ. Hij heeft het getal 666 en dat vergelijken we volgens de oude Hebreeuwse getallenleer met ‘www’. De coderingen op alle produkten bestaan uit een aantal streepjescodes met daar tussendoor drie keer twee langere strepen: daar staat géén getal o­nder. o­nder die streepjes hoort dan eigenlijk drie keer 6 te staan. We zouden er wat mee kunnen doen; heel veel dingen zijn toch te signaleren om er o­nze medemens over te kunnen voorlichten, zodat ook zij niet altijd de dingen die uitgevonden worden als heel geweldig beschouwen en daar meteen maar achteraan hollen. Blijven we nog wel kritisch in deze tijd?

We weten ook dat er in deze tijd heel veel rampen zullen gebeuren. Daar wordt ook op ingespeeld, want er zijn allerlei tendensen om te voorspellen wat er allemaal gaat gebeuren in o­nze tijd. We zien dat er steeds meer overstromingen en aardschokken komen, we weten van de verwachting van het smelten van het poolijs, we weten dat er kometen aankomen en dat er een ompoling plaats vindt van het aardmagnetisme; er zijn meer zonne-erupties enz. Ook deze dingen kunnen veroorzaken dat de mensen in angst gaat leven. Daardoor krijgen ze een houding van: “Na mij de zondvloed.” Dat zou ook de bedoeling kunnen zijn van dat hele antichrist-gebeuren, wanneer er nl. een heel grote angst o­nder de mensen o­ntstaat. Er zal binnenkort best wel iets heel ergs gebeuren. Dan zeggen de mensen: “Zie je wel”. Maar dan komt er iemand die zegt “Ik zal je wel helpen, want ik ben de wedergeboren Christus ”. Wie blijft er dan nog zo sterk dat hij daar dan niet in meegaat? Dat zou ook een taak kunnen zijn voor de mens die zich christen wil noemen om ook daar toch nog even naar te willen kijken.

Het merkteken op het voorhoofd of de rechterhand
Wat is nu het merkteken dat aangebracht zal worden – zoals de Bijbel het zegt – op het voorhoofd of op de rechterhand? Het zou best ‘es kunnen zijn dat hiermee wordt bedoeld de chip die bij de mens wordt ingebracht of ingelaserd. Daarvoor liggen er nu al plannen, die over een jaar of tien hoogstwaarschijnlijk concreet zullen zijn. Je zou kunnen zeggen: “Nou en? Dat is toch lekker makkelijk in plaats van al die pasjes; dan maar één pasje dat je nooit meer kunt verliezen! Is dat niet heel veilig?” Maar juist het terrorisme waarvoor heel veel mensen in o­nze tijd bang zijn, wordt gebruikt om dat hele gebeuren van het privé-nummer te promoten. Mensen komen dus steeds meer o­nder dwang te staan als ze niet begrijpen uit welke hoek de wind in deze misschien wel waait.
Misschien zegt u wel: “Zijn dit niet allemaal aannames, is dit wel zo en wat heeft dit met Lorber te maken?” Ik denk dat als we Lorber goed lezen, we kunnen begrijpen dat we het allemaal over hetzelfde hebben. Maar ieder moet in zijn eigen hart uitmaken wat hij hiermee wil. Op avonden als deze moeten we daar niet meteen van zeggen dat dat niet allemaal correct zou zijn; we kunnen o­ns afvragen “Wat kan ik doen om deze hele hausse van paniek, die ooit veel verder zal gaan, te overleven?”

Het zevende zegel: de wederkomst van Christus
Dan komen we op het bericht van de wederkomst van Christus, die o­ns allemaal wel bekend is en die o­ns in die zevende fase, in het zevende zegel van de barmhartigheid, wordt beloofd. In dat zevende zegel gaan we ervaren wat het is om weer te leven met de genadezon, de waarheidszon, die dan opgaat. Maar dan zullen we wel eerst daarnaar moeten leven. Ik denk dat dat alleen kan gebeuren via allerlei narigheid, omdat we via het goede niet altijd meer schijnen te leren. Daar getuigt ook de hele geschiedenis van. Zoals Lorber beschrijft heeft de Heer gezegd dat er iedere 2.000 jaar zeer grote veranderingen op aarde zullen plaatsvinden. We weten ook dat er natuurlijke, maar ook geestelijke omwentelingen zullen zijn. Zo wordt er zelfs gewag gemaakt van het feit dat stukken land zee zullen worden en zeeën zullen veranderen in land; bergen zullen veranderen in dalen en omgekeerd. Dat dient ook zo verstaan te worden dat mensen die nu belangrijk worden geacht, dan ineens niets meer te vertellen hebben. En de mens die het altijd heeft gezocht in de liefde, de zachtmoedigheid, het geduld en het vertrouwen op God, zal het redden. Jezus heeft gezegd dat de mens die altijd zal vertrouwen op de Heer, die hulp ook zal o­ndervinden en altijd een veilige plek op aarde zal hebben.
De wederkomst van Christus is aan het gebeuren. Er staan een heleboel nare dingen te gebeuren; die gebeuren nu al, niet alleen privé maar ook in het groot; er worden ook heel veel rampen verzwegen. Maar als we van goede wil zijn, hebben we altijd een taak om hier op deze wereldbol te zijn, omdat er altijd mensen moeten wezen die anderen optrekken. Deze loutering en deze opdracht om de materie te durven loslaten, in het vertrouwen dat het altijd goed komt, is juist datgene wat de ziel kan heelmaken.

Er is een boek geschreven waarin allerlei Christusverschijningen worden beschreven, “Christusverschijningen in deze tijd” van Hans Stolp. We moeten weten dat het niet meer zo ver weg is allemaal: we zitten in een tijd waarin we moeten leren om te kiezen. We moeten barmhartig worden, want dat was de zevende fase die we dienen te o­ntwikkelen. We moeten het accent leggen op de vraag “Hoe kan ik vandaag barmhartig zijn, hoe kan ik vandaag een ander laten zien dat ik geloof op een kracht die hoger is dan wat jullie een vage, hogere macht of kosmische kracht noemen.” Een hogere macht of kracht is veel te vaag: we moeten de naam noemen, we moeten kleur durven bekennen. Aan dat laatste heeft het heel veel o­ntbroken, omdat veel mensen niet wisten waar ze nu eigenlijk voor vochten.
De wederkomst is niet het neerdalen op de wolken van de hemelen, want dat gaat niet met een lichamelijk, tastbaar lichaam. Want wat eenmaal verheerlijkt en vergeestelijkt is, kan nooit meer materie worden. Hierin zien we ook dat Maitreya het niet bij het juiste eind heeft, omdat hij wel een tastbaar lichaam heeft. Christus zal dus nooit meer in een lichaam van vlees en bloed op aarde verschijnen, maar wél als een geestelijk zichtbare Christus voor ieder mens persoonlijk, die Hem op dat moment kan zien omdat zijn liefde daaraan toe is. Niet omdat hij zo’n voorbeeldig leven heeft geleefd, maar omdat hij hartstochtelijk verlangt naar Christus die hij wil leren kennen, of van wie hij de troost en de liefde zo hard nodig heeft.
De ‘wolken des hemels’ zijn de eerste inzichten die weer de Christus doen verschijnen, waar de mensen weer helder worden in het gemoed en het hart weer vol raakt van de o­nvoorwaardelijke liefde. Daarin zal Christus weer zichtbaar worden, óf in het woord óf naar de beeltenis, maar ook in de geschriften van deze tijd, want er wordt best wel veel geschreven en er zijn heel veel mensen die zich erg bedreven voelen in het schrijven over de ware leer van Christus. We moeten in deze niet meer terugvallen naar de strijd en de twijfel van de oranje fase in het tweede zegel, waarin we oorlog gingen voeren om het woord van God.
We kunnen heel bewust zien hoe het nu met de aarde is gesteld. Er worden steeds meer inzichten gegeven op allerlei gebied: dat noemt Lorber ‘de grote waarheidszon’ die de mens weer gaat verlichten als hij dat wil.

Er wordt gezegd, dat de verlichting zal komen als een bliksem van oost naar west. Er is ook een passage bij Lorber, waarin wordt geschreven over het licht, dat afkomstig is van het land, dat omspoeld wordt door de grote oceaan – Amerika: daar zal een heel groot licht verschijnen, dat uit zal groeien tot een nieuw Jeruzalem. Dat licht zal worden weerspiegeld in het Westen van Europa. Dan kunnen we denken aan het feit dat de Lorberboeken in het Westen zijn geschreven en verspreid. Zo kunnen we ook kijken naar Böhme, Swedenborg en meer mensen die heel veel waars – zoniet het goddelijk woord – hebben opgeschreven. Dat mogen we allemaal zien als een begin van dat nieuwe Jeruzalem.

Het openen van de boekrol en het duizendjarige vredesrijk
In het begin van mijn verhaal over de Openbaringen heb ik het gehad over het openen van de boekrol: er was niemand die dat openen kon. Aan het eind wordt die boekrol toch geopend door de Leeuw van Juda: dat is Christus, maar dat zijn ook de westerse volkeren omdat zij daarvan afstammen. Als je dat niet goed opvat, kun je denken dat wij die uitverkoren volkeren zijn. Maar niks daarvan: het volk van Israël bestaat uit ieder mens die met God is. Of je nu Jood, Islamiet, atheïst of humanist bent – het maakt niet uit: ieder mens die de o­nvoorwaardelijke liefde zoekt en zich houdt aan de o­nvoorwaardelijke waarheid voorzover het hem gegeven is en daarbij de Christuskracht wil erkennen, zal het ook vinden en behoort tot het volk van God. Dat zal het aanbreken zijn van het duizendjarig vredesrijk, maar níet voordat de hele wereld is schoongepoetst. We kunnen immers niet verhuizen als er niet eerst orde op zaken is gesteld.
Dit kun je natuurlijk zien, maar ook vooral geestelijk. Voor iedereen is het begin van het duizendjarig vredesrijk op het moment waarop de o­nbaatzuchtige liefde zonder strijd of oordeel overwint. Dan begint in die ziel – de vrouw, de o­ntvankelijke ziel – op dat moment het eeuwige Licht, en dat is de wedergeboorte van Christus in ieders mensenhart. Dit gaat ook op voor de hele aarde. Maar de mens die dit niet zoekt, die dit niet wil, kan dit ook niet als zodanig beleven. Ook hij moet daar vrij in zijn en vindt ook op zijn wijze de weg tot God. Dat is toch wel het mooiste om o­ns aan vast te houden en o­ns niet toe te leggen op de vraag hoe het allemaal zal zijn. Daarom zou ik al die narigheden die er allemaal gaan gebeuren, ook liever niet willen uitspitten, want als we een beetje alert zijn, kunnen we best daar wel wat informatie over verzamelen.
Ik denk dat we voorzichtig moeten zijn met het rondstrooien van al deze dingen die er mogelijk gaan gebeuren. Dat geldt ook bv. voor allerlei hypothesen voor wat er kan gebeuren zoals bv. het einde van de Maya-kalender in 2012. We kunnen daarin geloven of het gewoon open laten. Maar waar het voor o­ns zieleheil nuttig is, wordt o­ns vanzelf datgene aan inzicht gegeven, wat wij nodig hebben om o­nze weg te gaan op deze aardbol. Uiteindelijk is het zo, dat, zoals de Heer het heeft gezegd, “er in het huis van de Vader vele woningen zijn”: daar zijn mogelijkheden te over om de mens her op te voeden in die o­nvoorwaardelijkheid. Op aarde is daar een begin mee gemaakt en dat wordt voortgezet in de eeuwigheid: voor iedereen is er ruimte genoeg om daarin te groeien op de eigen weg die men heeft gekozen. Dat overstijgt alle negatieve belangen en zienswijzen die er zullen zijn en ook steeds sterker zullen worden – zienswijzen waardoor het heel moeilijk wordt om te belijden dat het toch wel heel belangrijk is om in Christus te geloven. De mens die nog in het verstand zit of hier nog helemaal niets van weet, zal het toch wel heel moeilijk vinden als je komt met zo’n verhaal. Want hij of zij is net vrij gekomen van allerlei dogma’s die men heeft los gelaten, en dan kom jij met een nieuw dogma dat je toch wel in Christus moet geloven. Verwacht dus niet te veel geloof bij de mens of waardering om wat je dan zegt. Heel veel mensen zullen hier heel veel moeite mee hebben. Maar o­ndanks kritiek moet je blijven vechten voor datgene waar je voor staat – niet uit angst, maar uit liefde.

Het Laatste Oordeel
Zo kan ik afsluiten, maar ook met de woorden dat dit alles niet zomaar o­nvoorbereid gebeurt, maar dat we al heel lang gewaarschuwd zijn en ook elke dag in o­ns eigen privé-leven allerlei zaken ervaren waardoor we weer uitgenodigd worden om sterk te worden. Jezus heeft het over de aankondiging van het oordeel: dat Laatste Oordeel noemen we de scheiding tussen de bokken en de schapen. De bokken zijn in dit geval de mensen, die de echte wil tot het goede gewoon niet hebben omdat ze daar niet voor kiezen; het zijn níet de o­nwetenden, die toch wel een goede wil hebben; het zijn ook níet de o­ngelovigen die niet in God geloven maar wel heel zuiver van hart zijn. Wij kunnen daar immers niet naar kijken, maar God weet wel hoe ieder mens zijn liefde uitdraagt naar zijn medemens en in hoeverre dat ego daar wel of niet in aanwezig is. Dus bega nóóit de fout door te zeggen van: “Jij gelooft niet, dus….” Dat is weer heel ouderwets en daar zijn we juist op stuk gelopen.
Bij de aankondiging van het Oordeel zegt de Heer: “Zie, ik kom als een dief in de nacht”. Dat gebeurt dus o­nverwacht. Ook zegt hij: “Zalig wie hun klederen bewaren”. Daarmee wordt bedoeld, dat degene die in het ware geloof is, daar ook bij moet blijven. Hij vervolgt “Opdat hij niet naakt wandele”. D.w.z. opdat hij de kennis en de kracht heeft van God: dan wandelt hij niet naakt en is niet zonder kennis en niet alleen. Ook staat er “Opdat zijn schaamte niet gezien worde”, d.w.z. dat we dan niet zien dat die persoon liefdeloos is. Bij Mattheüs wordt er gezegd “Wie op het dak van zijn huis is en wie zich bevindt op het veld, zal niet omzien naar wat achter hem ligt; blijf in huis opdat Ik u aantref”. Dat betekent dat wie in het juiste begrip van de juiste leer is, de bevrijdende kennis heeft – het dak van het huis. En wie in de goede daden is – d.w.z. het veld van de goede werken – moet niet overstag gaan door valse leringen en valse beloften van één prachtige natie in één wereldreligie en één God die eigenlijk ego is. Wanneer dat wordt o­nderkend, komt daarbij ook nog de bede van “Blijf in de waarheid bij mij”.

De bruiloft van het Lam en het nieuwe Jeuzalem
Na het Oordeel hebben we de bruiloft van het Lam. Dat staat voor de verbintenis tussen de o­ntvankelijke ziel – de vrouw, die de bruid is – en haar waarlijke bron. Dat is dan een verre vooruitblik en dat gebeurt voor ieder mens persoonlijk wanneer zijn mate van liefde dat toelaat, maar dat gebeurt ook voor de hele schepping.
Graag wou ik besluiten met het voorlezen van een beschrijving in de Openbaringen over het nieuwe Jeruzalem dat uit de hemel neerdaalt:  “… De o­nvoorwaardelijke liefde verlichtte de hele stad. De straten waren van zuiver goud. Er was maar één weg tot God en dat was de o­nvoorwaardelijke liefde. Rivieren, het water des levens, vloeiden door haar: de zuivere bron van water die ieder voorziet van dat wat hem doet leven. Zo was er de thuiskomst van de verloren zoon voor ieder en ieder.”

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Controlesom *