De 26e zondag na Trinitatis: “De laatste tijd”. Uit: “Predikingen van de Heer” van Gottfried Mayerhofer
(4 mei 1872)
Matth.24, 15-28: Wanneer gij dan de gruwel der verwoesting, waarvan door de profeet Daniël gesproken is, op de heilige plaats ziet staan – wie het leest, geve er acht op -laten dan wie in Judea zijn, vluchten naar de bergen. Wie op het dak is, ga niet naar beneden om zijn huisraad mede te nemen, en wie in het veld is, kere niet terug om zijn kleed mede te nemen. Wee de zwangeren en de zogenden in die dagen. Bid, dat uw vlucht niet in de winter valle en niet op een sabbat. Want er zal dan een grote verdrukking zijn, zoals er niet geweest is van het begin der wereld tot nu toe en ook nooit meer wezen zal. En indien die dagen niet ingekort werden, zou geen vlees behouden worden; doch ter wille van de uitverkorenen zullen die dagen worden ingekort. Indien dan iemand tot u zegt: Zie, hier is de Christus, of: Hier, gelooft het niet. Want er zullen valse christussen en valse profeten opstaan en zij zullen grote tekenen en wonderen doen, zodat zij, ware het mogelijk, ook de uitverkorenen zouden verleiden. Zie, Ik heb het u voorzegd. Indien men dan tot u zegt: Zie, Hij is in de woestijn, gaat er niet heen; zie, Hij is in de binnenkamer, gelooft het niet. Want gelijk de bliksem komt van het oosten en licht tot het westen, zo zal de komst van de Zoon des mensen zijn. Waar het aas is, daar zullen de gieren zich verzamelen.
Dit woord is het laatste evangelie, dat Ik aan u wil verklaren. Het behandelt de laatste tijd van het jodendom, evenals de laatste toestanden van de mensheid en tenslotte zelfs de laatste gebeurtenissen aan het einde van de zichtbare wereld, die dan zal overgaan in andere vormen op hogere trappen van ontwikkeling en wederom een nieuwe kringloop zal beginnen.
Eens voorspelde Ik Mijn discipelen de ondergang van de tempel in Jeruzalem, de eerste akte van het einde van de Joden als volk. Zij hadden destijds als zodanig hun rol uitgespeeld en waren het verder niet waard om verbonden met elkaar op deze aardbodem een rijk te vormen, nadat zij het grootste rijk, dat ooit is gegeven, Mijn eeuwige geestelijke rijk wilden vernietigen. Zoals zij van het begin af aan uitverkoren waren, door hun godsdienst en hun profeten dat volk te zijn, in wiens midden Ik Mijn komst op uw aarde kon bewerkstelligen, zo ondeugdelijk toonden zij zich later deze leer van Mij aan te nemen en verder te verspreiden.
Slechts aan Mijn discipelen en enkele uitverkorenen van dit volk was het gegeven het licht der waarheid te erkennen. De overigen versmaadden het en prefereerden de duisternis en het vasthouden aan de dode letter, een eigenschap die zij, ofschoon zij verspreid onder alle volkeren moeten leven, heden ten dage nog niet afgelegd hebben.
De geschiedenis vertelt u duidelijk, dat alles wat Ik voorspelde werkelijk uitgekomen is, en wel korte tijd na Mijn heengaan in Mijn rijk. Zo eindigde met de tempel, die geestelijk weliswaar reeds lang verwoest was, ook de geschiedenis van het volk, dat Ik uit velen had uitgekozen om drager en uitbreider van Mijn eeuwige waarheid te worden.
Ik voorspelde Mijn discipelen ook, hoe in het vervolg Mijn religie, Mijn leer in strijd met het jodendom langzamerhand zal toenemen en steeds voorwaarts schrijdend ook haar vereerders zal doen vermeerderen, terwijl het jodendom met zijn cultus tot op de huidige dag in plaats van vooruit te gaan, stil is blijven staan en de aanhangers vandaag nog hun Messias verwachten met dezelfde wereldlijke ideeën als meer dan duizend jaar geleden. De onjuistheid van hun voorstellingen probeerde Ik hen reeds toentertijd duidelijk te maken; maar aan de halsstarrigheid van de Joden had Ik de grootste tegenstander.
Alles in Mijn schepping schrijdt voorwaarts. Alles verandert en vervolmaakt zich in de verandering. Alleen de Joden wilden geen vernieuwing, geen verandering en dus moesten zij hun huidige lot aan zichzelf toeschrijven, terwijl zij als de minsten op aarde alleen de Mammon huldigen en door alle volken veracht zijn. Zo straft zich, wie naar het materiële en niet naar het geestelijke streeft; want Mijn rijk, ofschoon het zichtbaar materie schijnt te zijn, is toch alleen maar geest en geen materie.
Wat de Joden ten tijde van de verwoesting van Jeruzalem overkwam, dat zal zich ook als einde van de nu levende mensheid herhalen; want de gruwelen van oorlog en verwoesting zullen weer optreden, alleen in andere vormen. En zoals in die tijd slechts de weinigen, die in Mij geloofden of een beter lot hadden, of al was het wel hard het gemakkelijker konden dragen, omdat zij in geloof en in vertrouwen op Mij niet wankelden, zo zal het ook in die tijd zijn, die aan Mijn wederkomst voorafgaat. Ook dan zullen trouwen geloof op aarde verdwenen zijn, daar de mensheid of tenminste het grootste deel van de mensen de materie, de wereld en haar genot aanhangen, zoals u het nu reeds overal kunt constateren.
Zo moet de zuivering en loutering van het geestelijke rijk der zielen geschieden, zoals Ik het in het evangelie van de vijgeboom vertelde. Wanneer zijn bladeren beginnen te groeien en stevig worden, dan is dat het begin van de zomer, het begin van de periode van ontwikkeling en vruchtvorming, die ons geestelijk aan de scheidings- en proeftijd herinnert, waarin rekenschap gevraagd zal worden over het aan de mensen toevertrouwde geestelijke goed.
De natuurrampen, de ongelukken en ziekten, die aan deze tijd voorafgaan zijn de laatste pogingen om nog te redden wat er te redden valt, opdat niet iedereen in het slijk van het egoïsme verstikt. Alleen door ongeluk en wrange tegenslagen zal het trotse mensenhart murw worden.
De waarheid moet zich net als de werkelijkheid naakt tonen, opdat geen illusie haar verschoont. Alleen zo werkt zij genezend. En wanneer de materiële wereld zich in haar eigenlijke gewaad van vergankelijkheid en bedrog toont, wanneer zij de mens met hoon terugstoot en hem, die haar wilde liefkozen, met verachting de rug toekeert, dan pas – helaas meestal te laat – begint het geestelijke zijn invloed uit te oefenen, dan pas ontwaken betere gedachten en zuiverder gevoelens. Zo moet Ik als liefhebbende Vader de mens leiden, opdat hij de juiste waarde van de dingen leert kennen en Hem vindt, die de onafgebroken rust is.
Dat tegen deze zich toenemende pogingen om de mens in het nauw te drijven met alle mogelijke middelen gewerkt wordt, dat spot, wraak en vervolging de gelovigen treffen, dat valse, maar ook ware profeten het volk proberen te onderwijzen, dat tenslotte bij de meesten een volledige verwarring van begrippen zal optreden – dat spreekt vanzelf. Al Mijn vermaningen zullen, evenals voor de zondvloed, bij velen vruchteloos blijven en slechts weinigen zullen zich bekeren. Wanneer de gebeurtenissen elkaar echter snel zullen opvolgen, dan zal toch het merendeel geestelijk gered worden en zij zullen Mij danken, dat Ik hen door zulke strenge middelen aan het algemene verderf heb onttrokken.
Wanneer al deze ongelukkige gebeurtenissen over de mensheid zullen losbreken, zoals eens bij de Joden de verwoesting van de tempel en Jeruzalem – wie is daar dan schuldig aan? Ben Ik een wraakzuchtige God, die het bloed en de ellende van zo vele duizenden wil? Of zijn zij het niet veelmeer zelf, die alles naar hun zin zouden willen buigen en zelfs de grote wetten van de materiële – en de geestelijke wereld omver zouden willen stoten, indien het maar mogelijk zou zijn?!
Zie, Ik laat het hier opschrijven, opdat de hele wereld het moge weten! Zoals Ik eens het verval van het joodse volk voorspelde, en dat ook werkelijk gebeurde, zo hebt u hier in 53 predikingen genoeg vermaningen en voorspellingen, waarin Ik u duidelijk heb gezegd wat komen zal, hoe en wanneer het moet geschieden, om Mijn verdwaalde kinderen op de rechte weg te brengen. Reeds in die tijd zei Ik tegen Mijn discipelen: “Het evangelie van het rijk Gods zal verkondigd worden in de hele wereld!”, en dit evangelie is dit werk, dat Ik u hier als teken van Mijn liefde en genade toevertrouw.
De tijd van gruwel en verwoesting is meer geestelijk dan materieel te verstaan; want wat in het evangelie staat, zoals bijvoorbeeld: “Wie op het dak is, ga niet naar beneden!” enz., dit alles wil zeggen: Laat het wereldlijke varen en houdt u aan het onvergankelijke geestelijke! Daar is het anker, dat uw levensschip in de stormen van materieel ongeluk en geestelijke nood kan vasthouden! Zonder dit anker vindt u geen rust, geen vrede!
Verzamelt u daarom rondom Mij en houdt u vast aan Mij en Mijn leer! Want er staat geschreven: “Hemel en aarde zullen vergaan!” Ja, hemel en aarde zullen vergaan, zij zullen zich in andere elementen oplossen, en uit hen zullen andere vormen en andere werelden voortkomen. De hele schepping zal hetzelfde proces doormaken, dat ook het joodse volk, dat met zijn tradities en met zijn religie de basis van Mijn leer was, moest doormaken.
Ik heb bij de schepping in alles, ook in het geringste atoom, Mijn geest gelegd om de materie geschikt te maken zich tot iets groters en hogers te ontwikkelen. Evenzo was het joodse volk het geschikte element waarin Ik Mijn komst op aarde kon bewerkstelligen en – net als in de gehele zichtbare schepping – Mijn groot geesteswerk kon voleindigen. Echter, zoals het joodse volk na zijn opdracht ophield een volk te zijn, en zoals de mensheid na haar loutering zal ophouden drager van alle egoïstische eigenschappen te zijn, omdat er voor iets beters plaats gemaakt moet worden, evenzo zal de hele schepping, die tot nu toe nog de basis van Mijn liefde tot alle geschapen wezens is, eens moeten ophouden de uitdrukking van Mijn goddelijke gedachten te zijn.
Wanneer de wezens van de schepping, rijp voor de vergeestelijking op het punt aangekomen zullen zijn, waar ook de fijnste materie nog als grof moet voorkomen, dan is deze met zovele wonderen en schoonheden uitgeruste wereld een te grove drager voor het zuiver geestelijke, en de hele schepping moet dan als woonoord in overeenstemming met haar bewoners worden ingericht, waarvoor haar oplossing nodig is. Tegen deze tijd zal de Mensenzoon in alle heerlijkheid verschijnen zoals Ik eens zei – omdat ook de geschapen wezens in een geestelijke gemoedstoestand zullen verkeren, om deze glans en deze heerlijkheid te kunnen verdragen. Dan zullen de hoogste geesten en engelen de uitverkorenen verzamelen uit alle vier windstreken, van het ene uiterste van de hemel tot het andere.
Ja, zo zal het nog vaak gebeuren, steeds op hogere trappen en verbonden met grotere zaligheden. Ik kan Mij aan Mijn geesten steeds alleen maar zo laten zien, zoals zij Mij kunnen begrijpen. Daar Ik echter oneindig ben, zijn ook de opvattingen van Mij oneindig, en Mijn rijk zou niet oneindig zijn, wanneer geen constante stijging van de geestelijke potenties mogelijk was.
In die tijd voorzegde Ik Mijn discipelen dit alles in beelden, niet alleen opdat zij het zouden weten, maar opdat daarmee bewezen werd, dat Mijn woorden nooit vergankelijk zijn en steeds waar zullen blijven!
Geloof maar niet, dat Ik alleen voor u op de wereld kwam, dat Ik alles duldde vanwege de kleine aarde en haar bewoners, neen, Mijn daden zijn daden van oneindigheid! Ook de Bijbel, waarin voor een deel Mijn woorden geschreven staan, die Ik gedurende Mijn aardse jaren sprak, is niet voor u alleen, zij behoort de hele schepping toe.
En wanneer miljoenen werelden tot nu toe nog niets van Mijn bestaan weten, dan zal toch de tijd komen, waar ook deze woorden van God tot hen doordringen en door hen begrepen worden overeenkomstig hun geestelijke vorming. Dan zal bij de geestelijk volmaakt wedergeborenen de harde schors van letters en de woordelijke opvatting verdwijnen, en zal de zuivere en diepe zin van de woorden Gods, de woorden van een liefhebbende Vader, duidelijk en helder schijnend voor de hele schepping begrijpelijk zijn en allen toeroepen: “Heb elkander lief, O, heb allen elkander lief!” Want uit liefde heb Ik de wereld geschapen, uit liefde heb Ik de grootste daad van deemoed op uw aarde volbracht, uit liefde heb Ik de mensheid gelouterd door kwellingen en lijden, opdat Mijn woorden, die Ik eens sprak en in dit evangelie verklaarde, steeds waar blijven! Zij hebben geen ander doel, dan Mijn kinderen werkelijk tot dat te maken, dat velen slechts in naam waren.
Zo zal na de gruwel der verwoesting, zoals na onweer, regen en storm, voor iedereen de genadezon weer in haar volle glans schijnen! Wanneer de geestelijke lucht van alle slechte giftige stoffen gezuiverd zal zijn, dan bereidt zich alles tot een nieuw en werkzaam leven voor, zoals de verfriste aarde na een onweersbui. Amen.