BIJNA-DOOD-ERVARINGEN
in het licht van Swedenborgs getuigenis
door Kenneth Ring
Er zijn uiteraard vele wegen die naar het hoogtepunt leiden van Emanuel Swedenborgs veelomvattende geestelijke visie over het leven na de dood. In mijn geval ontdekte ik Swedenborg door mijn onderzoek naar Bijna-Dood-Ervaringen – die dwingende en onthullende openbaringen die op de drempel van een blijkbaar op handen zijnde dood plaatsvinden, en de betrokkenen in een rijk van onuitsprekelijke en bovennatuurlijke schoonheid lijken te voeren, waar tijd in eeuwigheid schijnt op te gaan en Gods licht alomtegenwoordig is.
Feitelijk, zelfs voordat ik de onmiskenbare overeenkomsten zag tussen de wereld die Swedenborg meer dan twee eeuwen geleden voor ons heeft beschreven, en die waarin men bij de huidige bijna- dood-ervaringen wordt geplaatst, als gevolg van een soort bijna-dood crisis, hadden anderen dit verband al duidelijk gemaakt. Trouwens, het eerste, en in vele opzichten nog steeds het beste boek dat in onze tijd over de bijna-dood- ervaringen werd geschreven: Leven na Leven van Raymond A. Moody Jr., bevatte een gedeelte waarin deze overeenkomsten duidelijk werden besproken, en de nadruk werd gelegd op wat Swedenborg leerde over de gebeurtenissen op het moment van de dood – en erna. Voor mij is dus mijn waardering voor Swedenborgs geschriften vanaf het begin af aan gefilterd door en zelfs versterkt door mijn studie van de bijna-dood-ervaringen en mijn overpeinzingen over hun duidelijke implicaties voor zowel het leven na als voor de dood.
Het boek dat u nu in handen heeft is in feite een uitstekende introductie tot Swedenborgs visie en zijn opvattingen over het hiernamaals, omdat het put uit Swedenborgs meest bekende en blijvend populaire werk over dit onderwerp: Hemel en Hel.
En, zoals men spoedig zal merken, is dit helemaal geen weergave die op theologische dogma’s terug gaat, maar eerder geworteld is in Swedenborgs eigen persoonlijke en buitengewone bezoeken aan de geestelijke wereld zelf. Zijn openbaringen komen echter niet voort uit het soort korte en vluchtige kijkjes die mensen met bijna-dood-ervaringen vaak aan mij en andere onderzoekers op dit gebied hebben verteld, maar door regelmatige en weloverwogen reizen in dit gebied. Zoals Swedenborg zelf zegt werd hem niet slechts verteld, maar via directe ervaring getoond wat de stervende mens ontmoet, zowel op het moment van de fysieke dood als daarna, en werd hij in staat gesteld om dergelijke ervaringen regelmatig zelf te hebben gedurende de laatste dertig jaar van zijn leven. Swedenborg is dus niet slechts een voorloper van de huidige onderzoekers naar bijna-dood-ervaringen; hij is de ware ziener en, als zodanig, had hij het rijk al in kaart gebracht dat dit onderzoek met haar eigen methodes trachtte aan te duiden.
Wat is de aard van deze wereld? Hier treden we een rijk binnen, verklaart Swedenborg, waar de “essentie” van onszelf wordt onthuld, en waar wij – en anderen – onszelf met vlijmscherpe nauwkeurigheid kunnen zien zoals we werkelijk zijn. De dood verandert niets maar onthult alles over ons. Dit is overigens slechts één van de vele punten van overeenkomst tussen Swedenborgs leer en de resultaten van het bijna-dood-onderzoek, hetgeen aangeeft dat veel mensen een gedetailleerd “levensoverzicht” hebben waarin hen niet slechts wordt getoond hoe ze hebben geleefd, maar ook de innerlijke betekenis en motivatie van hun handelingen, en het effect ervan op anderen. Kortom, we treden bij het sterven een wereld binnen waar onze innerlijke essentie de “omgeving” wordt waarin we ons bevinden. Uiteindelijk, zegt Swedenborg, “keert iedereen na zijn dood terug tot zijn eigen leven.” Iemand die onaardig was en voor zichzelf heeft geleefd, welke uiterlijke vorm zijn leven ook had, zal er achter komen dat hij van dat soort leven zal blijven houden, afgesneden van het Goddelijke licht. Anderzijds zal iemand die waarachtig voor anderen heeft geleefd en voor wie het bestaan van het Goddelijke centraal stond in zijn leven, reeds in de hemel zijn, zo verzekert Swedenborg, en ook na de dood doorgaan met het ervaren van het hemelse licht en zich in het gezelschap bevinden van gelijkgestemden. Hoe het ook zij, iedereen zal, volgens Swedenborg, “een afspiegeling van zijn aandoeningen of van zijn liefde zijn.” Zo is het, als we Swedenborgs leer volgen, dat we onze hemel en hel nu al bouwen, en er ook al in leven, afhankelijk van onze handelingen in de wereld.
Dit is, voor mij, de grootse morele les in Swedenborgs visie van het hiernamaals – en het is er een die wederom samenvalt met de morele implicaties van de bijna-dood- ervaringen: Zoals de geliefde Soefi-dichter Kabir zegt: “Wat nu wordt gevonden, zullen we dan ook vinden.” Mensen met bijna- dood-ervaringen benadrukken het belang van betrokkenheid bij deze wereld, en niet het zich terugtrekken ervan; het dienen van anderen en niet slechts het met de mond belijden van traditionele religieuze vroomheden; van het met zekerheid weten dat God bestaat en dat er een leven na de dood is. Voor hen zijn het hun bijna-dood-ervaringen geweest die de onloochenbare waarheid van deze dingen heeft duidelijk gemaakt. Maar Swedenborg werd in staat gesteld dit alles te zien, en nog veel meer, door zijn onvergelijkelijke ervaringen in de geestelijke wereld. Door zijn opmerkelijke intellect en uitdrukkingsvaardigheid, bevatten zijn geschriften, zoals samengevat in dit boek, een diepte aan wijsheid en begrip die niemand met bijna-dood- ervaringen ooit kan evenaren. Daarom stel ik: dat het bestuderen van bijna-dood-ervaringen slechts kan leiden tot Swedenborgs wereld – maar nauwelijks tot de reikwijdte ervan.
Toch denk ik dat het bijna-dood-onderzoek voor moderne studenten een belangrijke bevestigende bron is voor de basis van hun inzicht in het hiernamaals. Gedurende Swedenborgs eigen leven, en zeker daarna, waren er velen die zijn veronderstelde visioenen verwierpen, zelfs als ze erkenden dat hij buitengewone psychische of helderziende gaven bezat. Natuurlijk dachten sommigen dat hij gek was. Echter, in het licht van de bijna dood- ervaringen – en er zijn letterlijk miljoenen mensen over de hele wereld die deze ervaringen hebben gehad – is het niet langer mogelijk om te ontkennen dat Swedenborgs visioenen een echte empirische basis hebben. Veel te veel mensen hebben datgene gezien wat Swedenborg zag, hoewel niet zo indringend, en hebben wezenlijk dezelfde conclusies getrokken als hij. Het is dan ook niet langer houdbaar om zijn ervaringen als een soort karakteristieke verbeelding of ziekelijke hallucinatie te verklaren. Het is ironisch dat terwijl veel beroemde personen Swedenborg natuurlijk al langer hebben geëerd en zijn grootheid erkend, het toch de collectieve getuigenis is van miljoenen gewone mannen en vrouwen die beschreven hebben wat het is om te sterven en daarmee bijgedragen hebben om zijn nuchtere maar inspirerende visie over het leven na de dood aan vele nieuwe lezers te brengen.
Kenneth Ring.