Column “De bruiloft van Kana in Galilea”

DE BRUILOFT VAN KANA IN GALILËA
– Wim van der Wenden – 

Is het jou, beste lezer, ook al eens overkomen, dat in een kerkdienst de voorganger, die over vermeld o­nderwerp preekte, zei dat moeder Maria het allemaal niet zo goed begreep, en dat baseerde op de uitspraak van Jezus in haar richting: “Vrouw, (wat heb ik met u van node) waarom meng je je in mijn zaken? Mijn uur is nog niet gekomen.”



Zo'n predikant is kwetsbaar als hij er zich geen rekenschap van geeft dat Maria, de moeder van Jezus, de meest begripvolle vrouw van de mensheid is, en dat zij als het ware als een correctie op Eva is te beschouwen. Hoe kan zo'n misverstand o­ntstaan? Want zoiets is des te meer te betreuren waar Jezus zich doorlopend verzette tegen de platburgerlijke manier van denken en het letterlijk nemen van teksten. Wat gebeurde er in werkelijkheid? Jakob Lorber is daar heel duidelijk over. (Je kunt dat nalezen in het GJE I, 10 + 11, hetgeen hier niet herhaald wordt. Wel wordt in dit verband nog aandacht gevraagd voor een heel bijzonder puntje, n.l. dat het transformatiewonder van water in wijn volgens Lorber een heenwijzing is naar het transformatiewonder van Jezus' opstanding.)
“Mijn uur is nog niet gekomen” betekent dat de officiële aanvang van Jezus’ optreden pas later in Jeruzalem plaatsvond, waar hij de kooplieden uit de tempel joeg. Maar het wijnwonder in Kana was er om zijn moeder Maria gelukkig te maken. Kana was het aan Maria verschuldigde voorschot, want zij was de voorloopster van de genade. De wereld heeft Jezus door haar. Het is rechtvaardig dat zijn eerste officiële wonder haar gold.
Het verhaal over Jezus' korte aanwezigheid op deze bruiloft laat zich lezen in het tweede hoofdstuk van het evangelie van Johannes. Tijdens het gastmaal merkte zijn moeder Maria dat de dienaren met de tafelmeester fluisterden en dat deze in verlegenheid was, en zij begreep direct wat de oorzaak van de pijnlijke situatie was. “Zoon”, zei ze zachtjes, om met dat woord de aandacht van Jezus te trekken. “Zoon, zij hebben geen wijn meer .”
Jezus gaf het volgende antwoord: “Vrouw, wat heb ik met u van node?” “Vrouw, wat is er nog tussen u en mij?” Jezus glimlachte bij deze woorden, en ook Maria glimlachte, als twee die een waarheid kenden, die hun vreugdevol geheim was en die verder niemand kende. Als dit vetgedrukte nog, dat door veel vertalers wordt weggelaten (het staat zelfs niet in de gebruikelijke Griekse en Latijnse handschriften), o­ntbreekt, geeft dit aanleiding tot een aanzienlijk misverstand. Dan is het net of Jezus Maria de les leest, en Maria haar plaats wijst. Maar dit nog is juist de sleutel van de zin en verklaart zijn ware betekenis. Jezus was immers de aan zijn moeder o­nderdanige zoon tot op het moment waarop de wil van de Vader hem te kennen gaf dat het uur gekomen was om de meester te zijn. Vanaf dat ogenblik was Jezus niet meer de zoon van Maria, maar de dienaar van God. Als Jezus vraagt: “Wat is er nog tussen u en mij?” geeft hij daarmee aan: “Ik was u o­nderdanig. Nu behoor ik aan mijn zending toe.”
Jezus heeft ook gezegd: “Wie de hand aan de ploeg slaat en achterom kijkt om de achterblijvenden te groeten, is niet geschikt voor het koninkrijk van God.” Jezus had de hand aan de ploeg geslagen, niet om met de ploegschaar de aardkluiten te openen, maar de harten van de mensen, om daarin het woord van God te zaaien. Jezus heeft die hand nimmer weggenomen totdat men haar losrukte om haar aan het kruis te slaan en om met de pijn van de spijkers het hart van zijn Vader te openen, waaruit de vergeving voor de mensheid voortkomt.
Maria droeg de dienaren op: “Doe wat hij u zal zeggen.” Maria wist dat Jezus haar niets zou weigeren. Terwille van haar gebed bespoedigde Jezus zelfs de tijd van de genade.  Zo hebben we het eerste wonder aan Maria te danken. Het werd haar door Jezus gegund de initiatiefneemster van zijn eerste wonder te zijn. Jezus wilde op deze wijze haar macht aan de wereld tonen.
Toen Jezus zich met zijn discipelen aan het feestmaal o­nttrok zei hij alleen: “Dankt Maria.” Jezus zegt het ook tegen o­ns: “Dankt Maria. Het is door haar dat jullie de Heer van het wonder hebben gehad en dat jullie mijn genaden o­ntvingen, in het bijzonder die van de vergeving.”                                                                                            

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Controlesom *