Vrijmetselaars
Ontvangen door Gottfried Mayerhofer op 7 mei 1870.
Als jullie misschien willen weten wat de vrijmetselaars tegenwoordig zijn, dan hoeven jullie alleen maar de huidige christelijke cultus in de kerken te bekijken. Kijk, die is gericht op schijn, en zo is het ook bij de tegenwoordige vrijmetselaars. De grootste nadruk ligt bij hen op lege rituelen en holle frasen. Zij doen wel alsof zij zichzelf ten doel stellen om de mensen te helpen, maar ondanks het feit dat koningen en keizers en andere hooggeplaatste personen lid van hun genootschap waren, kunnen jullie uit hun praktijken opmaken of de rechten van de mensheid hen werkelijk zo boven alles ter harte gingen.
Wat ik eens tegen de Essenen zei, nl. dat zij niets in het geheim, maar alles openlijk moeten doen, dat zou ook tegen de huidige vrijmetselaars gezegd moeten worden. Bij hen geldt weliswaar als basisregel het recht van de rechtsgelijkheid tussen mensen, allen moeten ‘broeders’ zijn. Ja, zij waren en zijn dat, maar dat gaat slechts op in de loge zelf; daarbuiten houdt alle gelijkheid al weer op, en de koning is weer koning, en de onbemiddelde is in tegenstelling tot hem weer een nummer, omdat hij slechts als een middel tot het doel wordt gebruikt.
Weten jullie wat de vrijmetselaars eigenlijk zouden moeten zijn? Zelfs volgende de statuten van het huidige genootschap (zouden zij) niets anders (moeten zijn) dan de de organisatie, die de toepassing van Mijn tweede gebod van de naastenliefde vertegenwoordigt!
Hoe mooi en hoe verheven zou het zijn als alle vrijmetselaars zo zouden zijn, maar dan niet alleen tijdens hun bijeenkomsten, maar gedurende hun hele leven; dan zou voor Mijn rijk al veruit het meeste zijn gewonnen. Maar zolang het slechts bij ceremoniën blijft, is het echter, zoals bij kerkelijke ceremoniën, ook voornamelijk schone schijn, waaraan weliswaar iets véél hogers ten grondslag ligt, maar de mensen, die tegenwoordig de rituelen bijwonen, weten van de eigenlijke betekenis ervan echter niets en ze hebben er vrijwel nooit naar gehandeld!
Laten ook jullie vrijmetselaars zijn, maar dan in de edelste zin van het woord! ondersteun de armen als jullie broeders; doe alles, wat jullie ondernemen, alsof het voor het oog van iedereen gebeurt, dus openlijk, ook al vindt jullie daad in het geim plaats; het volstaat dat jullie je niet hoeven te schamen voor Mijn alziend oog; bekommer je weinig om al het andere!
Als jullie op die manier de muren van Mijn leer opbouwen, vrij en openlijk, zodat iedereen het kan zien, dan hebben jullie nog meer recht om de titel ‘vrijmetselaars’ te dragen en te verdienen dan degenen, die slechts met bepaalde handgebaren en andere nietszeggende verklaringen hun broederschap aan elkaar kenbaar maken!
Breng Mijn leer zo in de praktijk, en Ik Zelf zal dan de eerste “vrijmetselaar” en jullie president (meester van de stoel) zijn, en dan zullen wij in korte tijd een (zegenrijke en beschermende) muur van waarheid en liefde hebben gebouwd, die noch door tijdelijke, noch door fundamentele, noch door politieke gebeurtenissen kan worden geslecht! Dit ter verduidelijking over de vrijmetselarij en hun leden, hoe ze eigenlijk zouden moeten zijn, maar helaas niet zijn. En daarmee genoeg daarover voor vandaag. Amen!
– Gottfried Mayerhofer, “Levensgeheimen” –