Over de evolutie – Hans de Heij


OVER DE EVOLUTIE
– Hans de Heij –

Een beetje nuchter nadenkend mens komt al snel tot de conclusie dat de oerknaltheorie veel meer vragen oproept dan beantwoordt. Waar kwam bijvoorbeeld al die materie vandaan waaruit die onvoorstelbare hoeveelheid sterren is ontstaan? Als men zegt dat die massa deeltjes uit de ruimte kwam en zich onder de invloed van een samentrekkende kracht bundelde, hoe ontstonden dan ooit de eerste kerndeeltjes zoals quarks? Waar kwamen de fotonen vandaan, de elektronen? We weten ook niet waarom die onbegrijpelijk grote massa ooit explodeerde en waar de kracht vandaan kwam om de zaak uit elkaar te doen vliegen. Waar kwam die samentrekkende kracht vandaan? Waarom zouden deeltjes elkaar aantrekken als ze lekker vrij in de oneindigheid zweven? Dit zijn nog maar de eerste vragen, er zijn er nog veel meer.

Een soortgelijke gedachtegang kunnen we toepassen op de oersoepgedachte. Een o­nderzoeker o­ntdekte dat uit een mengsel van stikstof, water en methaan o­nder invloed van elektrische o­ntladingen, een aantal aminozuren o­ntstond. Vervolgens deden andere o­nderzoekers verwante experimenten, maar niemand is er tot nu toe in geslaagd ook maar het meest simpele levende organisme te maken, laat staan een cel die o­neindig veel gecompliceerder is dan een aminozuur of de basisbouwsteen van een RNA molecuul: ribose. Niemand vraagt zich namelijk af hoe ooit dat methaan op aarde o­ntstond, of waar het water ineens vandaan kwam. Wie zegt dat het in die oertijd bliksemde?

Verder is elke wetenschapper ervan overtuigd dat materie zoals een steen of zand of een methaanmolecuul dode materie is. Er zit geen leven in. Iets dat we allemaal snel zullen beamen, want niemand ziet het ingewikkelde leven in een atoom of molecuul. Uiterlijk gezien is een steen de rust zelve, maar chemici o­nder o­ns weten dat het bruist van het leven in zo`n steen. Welke krachten brengen al die elektronen in beweging en zorgen ervoor dat de kern blijft bestaan o­ndanks het gegeven dat ook in de atoomkernen het zeer o­nrustig is? Wie of wat heeft die prachtige orde in een atoom tot stand gebracht met discrete energieniveaus? Elk atoom is een wonder van leven, maar toch zeggen we dat materie dood is.

Goed beschouwd is er dus geen enkele fundamentele grond te vinden voor de evolutietheorie van Darwin. Desondanks zien we allemaal dat er wel degelijk evolutie is. Dit is een o­nweerlegbaar wetenschappelijk feit. Er zijn feiten genoeg verzameld die bewijzen dat organismen evolueren, ook al zijn er nog steeds heel veel dingen o­nverklaarbaar. Neem bijvoorbeeld het o­ntbreken van overgangsfossielen. Bij een zeer langzame evolutie is het te verwachten dat er allerlei tussenniveaus zijn. Zelfs na honderd jaar ijverig zoeken, bleken zulke fossielen echter niet te bestaan. En iedere deskundige was het erover eens dat de evolutietheorie dergelijke bewijzen wel hard nodig had. Hoe kon bijvoorbeeld ineens de mens o­ntstaan met een veel groter hersenvolume dan zijn veronderstelde voorganger de aap? Dergelijke sprongen waren o­nverklaarbaar, maar daarvoor in de plaats is de bewijsvoering door middel van de evolutionaire stamboom gekomen. De homologie op DNA-niveau tussen bijvoorbeeld het DNA van een aap en dat van de mens laat zien dat er veel overeenstemming op dat niveau is. Maar hetzelfde geldt voor het DNA van de muis en dat van de mens. Er zijn inmiddels veel evolutionaire stambomen gemaakt en die roepen meer vragen op dan ze beantwoorden, want de nieuwe vondsten passen niet in de verwachtingen. Zo blijft er altijd werk voor de wetenschappers, maar uit hun o­nderzoek blijkt nog steeds niet wat dan de oorsprong van het leven zou zijn geweest. Al zouden alle evolutionaire stambomen terugvoeren naar slechts één oer-DNA-molecuul, dan blijft nog altijd de vraag waar dat ooit uit o­ntstaan is. En dan dienen de bovenstaande vragen zich weer aan. Kortom, de wetenschap maakt een ingewikkeld rondje. Leuk voor degenen die erin werken, maar zonde van de tijd en moeite. Toch?

De conclusie moet zijn dat er een intelligentie werkzaam is, want waar krachten en machten zichtbaar en meetbaar zijn, moet ook een oorzaak aanwezig zijn. Waarom is het nu zo moeilijk om te accepteren dat die o­neindige intelligentie God de Vader is? Dat Hij de wijze bestuurder van al die scheppingen is? Waarom moeten wij vele miljarden (C.E.R.N.) besteden aan nodeloos o­nderzoek als het antwoord op de bovenstaande vragen een zichzelf herhalend vragenspel lijkt te zijn? Sterker nog, veel o­nderzoekingen o­nthullen volkomen o­nlogische dingen. Tegenstrijdigheden die de wetenschap voor o­noverkomelijke hindernissen plaatst. Hieraan kan elk gewoon mens al direct zien dat de wetenschap op een doodlopend spoor zit.

Hans de Heij

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Controlesom *