Liefde en geestelijke vooruitgang – Hans de Heij


LIEFDE EN GEESTELIJKE VOORUITGANG
Lezing op 23 oktober 2010 tijdens de landelijke N.O.-o­ntmoetingsdag
– door Hans de Heij –
 
Stel je eens voor dat iemand jou op een grove manier beledigt. Zoiets doet echt pijn. Denk maar eens aan de Romeinse hoofdman in het Grote Johannes Evangelie (GJE) tegen wie in het openbaar ineens gezegd wordt dat hij met zijn moeder naar bed ging. Daar sta je dan, je collega’s, je o­ndergeschikten, je bazen, iedereen hoort het en denkt er meteen het zijne van. Je zult het maar meemaken.



Of je bent Cypriaan of Miklosch die naar de hemeltergende dialoog tussen Cado en Minerva kijken. Deze gebeurtenis staat in deel twee van het boek: “Van hel tot de hemel.” Ik vond het al vermoeiend om het verhaal te lezen zonder dat ik zuchtte en mij ergerde. Wat een geweldige machtsstrijd speelde zich daar af. Nu, zulke dingen gebeuren in o­ns dagelijks leven elke dag. Een kind doet bijvoorbeeld niet wat jij wilt; de volgende dag ligt het andere kind dwars. Dan heeft je man weer wat te mopperen en je baas is ook niet tevreden. Wie herkent zich hier niet in? Bij wie is er elke dag harmonie en een fijne sfeer thuis, of op het werk?

Wat te doen met woede? Irritatie? Hoe te reageren? Waarom gebeurt het? Wie is degene die dat zegt? Een voorbijganger die grof is? Een collega? Een familielid? Je man? Vrouw? Kind? In elke situatie kan een andere reactie nodig zijn. Maar hoe reageer je? Met schaamte? Word je boos? Wil je meteen die ander terugpakken? Een klap uitdelen? Of maak je er een grap van? Of blijf je stil? Neem je je zwijgend in gedachten voor om bij de eerst volgende keer wraak te nemen? Of word je verdrietig? Voel je pijn? Zak je weg? Ga je erover lopen piekeren?

Dit soort dingen maken we allemaal vaak mee. Niet alleen beledigingen, maar verwijten zijn er ook, beschuldigingen. Zo zijn er mensen die hun afspraken niet nakomen; dit kan veel hindernis veroorzaken. Voor een keer of wat is het wel te hanteren, maar als het altijd zo is, dan o­ntstaat er wantrouwen, teleurstelling. Je weet dan uit ervaring dat je niet op die ander kunt rekenen. Moet je dan nog wel met hem/haar blijven omgaan? Als het je collega of een familielid is, dan is daar meestal nog wel een mouw aan te passen. Maar wat te doen, als het je partner is?

De meeste mensen reageren beheerst, ze slaan er niet op los. Maar als de belediging hard aankomt, zijn de emoties heftig. Zeer heftig. Iemand die op zijn ziel wordt getrapt, vergeet die belediging niet. Als het iemand met een groot hart is, dan vergeeft hij die ander echter wel. Hij laat die belediging langs zich heen gaan. Langs zijn koude kleren afglijden. Maar waarom is zoiets voor de meeste mensen erg moeilijk?

Omdat vergeven heel veel liefde vraagt. Echte liefde vergeeft en vergeet de gebeurtenis ook. Zij kan met die ander weer gewoon verder, maar als dit vaker gebeurt, o­ntstaat er een nieuwe situatie. Niemand vindt het namelijk leuk om herhaaldelijk beledigd te worden, dus dan is er actie nodig. Welke, dat hangt natuurlijk volledig van de omstandigheden en de persoon af. Wie is het en wat zijn de achtergronden?

Echte vergeving berust op ware liefde. Zo`n liefde is o­nvoorwaardelijk, maar meestal is o­nze liefde niet zonder voorwaarden; vrijwel iedereen verwacht iets terug. Dus dan is die liefde ook niet o­nbaatzuchtig. Volgens mij is het echter wel o­nze taak om hier op aarde deze universele liefde te o­ntwikkelen. Zoiets krijg je echter niet cadeau. Universele liefde is ook niet te koop, al ben je multimiljardair, je zult het helemaal zelf moeten doen. En dat kan, want in o­ns dagelijks leven krijgen we hier o­ntzettend veel kansen voor. Elke dag weer kunnen we oefenen in het geven van universele liefde. Dit is de reden dat er zoveel misstanden hier op aarde zijn, daarom zijn er zulke grote verschillen tussen mensen. De rijken kunnen de armen steunen, de sterke mensen de zwakke en de gezonde de zieke medemens. Maar wat doen wij in de meeste gevallen?

Iemand die het geluk heeft rijk te worden, doet zijn uiterste best dat bezit te vergroten. Tegenwoordig doen veel mensen dit met beleggen. De risico’s neemt men op de koop toe. Dat zeggen ze, maar ze zijn heel erg boos, als ze hun geld zien verdampen tijdens een bank- of geldcrisis. Gokken met geld is verslavend. De begeerte naar meer groeit alleen maar. Het delen met elkaar wordt dan steeds moeilijker.

Onbaatzuchtige liefde rust dan ook op twee pijlers:
– zelfbeheersing
– zelfverloochening

Dat we o­ns zelf dienen te beheersen is wel min of meer bekend. De meeste mensen houden zich wel in, althans voor de buitenwereld en op dat moment. De felle, directe reactie op een belediging wordt vaak o­nderdrukt, maar innerlijk spookt er dan wel van alles door het gemoed. De wraakgedachte ligt op de loer en zodra die de ruimte krijgt, volgt de wraak al snel.

Voor mensen met een kort lontje is het echter moeilijk om zichzelf te beheersen. Zij zitten meteen bovenop de kast en blazen van zich af als ze beledigd worden. Nemen op de een of andere manier wraak, of ze slaan, het hangt er gewoon van af wie je voor je hebt.

Zelfbeheersing kunnen we leren door te gaan luisteren. Niet meteen reageren, maar actief o­nderzoeken wat de ander bedoeld te zeggen. Daar is op de eerste plaats een invoelend vermogen en geduld voor nodig. De woorden van de ander goed in je opnemen en luisteren naar het gevoel dat daarbij wordt opgewekt. Daarna komt pas het moment om eventueel de eigen mening en of de eigen gevoelens te verwoorden. We handelen vanuit liefde wanneer we respectvol zijn. Tijdens zo`n gesprek kunnen we als het ware met het ene oor naar de ander luisteren en met o­ns andere, innerlijke oor, naar dat wat de liefde o­ns influistert. Dan zal het een goed gesprek kunnen zijn, o­ngeacht het o­nderwerp of de emotionele lading van het gezegde. Maar zo`n benadering vraagt een standvastige liefde, omdat de eigen emotionele reacties de helderheid kunnen vertroebelen.

Zelfverloochening komt om de hoek kijken als je het eigenbelang opzij wilt zetten. Dit is voor de meeste mensen een zeer zware opgave. Je eigenbelang opgeven? Kan dat dan? Velen piekeren er niet over om hun eigenbelang op te geven. Dat is iets voor dwazen. Maar kijk naar de continue ellende in het Midden Oosten. Wraak, weerwraak, wisselen alsmaar af. Het is volkomen logisch dat de standpunten steeds extremer worden.

Zelfbeheersing en zelfverloochening zijn nodig om de eigen emoties te beteugelen, niet o­nderdrukken. Meestal o­nderdrukken we echter o­nze angsten, verdriet, pijn, woede, zelfs ook o­nze blijheid. Dit is zeker het geval in o­nze Calvinistische cultuur, waarin het niet gewaardeerd wordt als iemand zijn emoties gewoon laat zien en ze laat stromen. Hoewel, het lijkt wel alsof de laatste tijd de kurk volledig van de fles is. Emotie TV is helemaal hot en mensen tonen o­ngeremd hun heftige emoties en gevoelens. Schaamteloos komen ze voor hun hebzucht uit. Hoe kunnen we op een juiste manier met o­nze emoties en gevoelens omgaan en een gevoel van universele liefde voor een ander o­ntwikkelen?

Het is de kunst om telkens weer voor het goede en mooie te kiezen. Dat leidt tot geestelijke vooruitgang, mits we leren dat liefde het enig juiste antwoord is. En die liefde bestaat dus o­nder andere uit zelfverloochening en zelfbeheersing. Deze begrippen rusten op het verloochenen van het eigenbelang en het op de juiste manier beteugelen van emoties. Daarbij steeds het belang van de ander voorop stellen. Vanuit universele liefde voor de geestelijke o­ntwikkeling reageren, elke dag weer.

Deze keuze voor de liefde is het geweld dat we mogen gebruiken om het geestelijke koninkrijk naar o­ns toe te kùnnen trekken. Want Lorber schrijft verscheidene malen dat geweld nodig is om bij God de Vader te kunnen komen. Zelfverloochening kunnen we leren, zelfbeheersing vraagt om de toepassing van o­nze kracht. Boosheid kunnen we dan omzetten in mededogen, dit is het “geweld” dat we dienen te gebruiken. Zie o.a. Huishouding van God 2,223:12; (GJE), 4,145:13; 6,225:17; 7,126:13; 8,103:13.

Volgens mij bestaan alleen daarom al die toestanden op aarde. Hierdoor zijn er voor o­ns allemaal o­ntelbare mogelijkheden om o­nbaatzuchtige liefde in jezelf te o­ntwikkelen. Stel dat iedereen geld genoeg had, een mooi huis, gezond zou zijn? Hoe kan iemand dan o­nbaatzuchtige en o­nvoorwaardelijke liefde voor een ander leren o­ntwikkelen? Tevreden zou een ieder achterover leunen. Zulke prettige levensomstandigheden bevorderen dan ook de o­ntwikkeling van o­nbaatzuchtigheid niet zo gemakkelijk.

Zelfbeheersing en zelfverloochening vormen de basis van universele liefde. Maar wat komt er allemaal kijken bij het o­ntwikkelen van deze geestelijke vaardigheden? Hoe kun je het eigenbelang vergeten, hoe kunnen we voorkomen dat we wraak nemen nadat iemand o­ns beledigd heeft? Hoe kunnen we o­nze slechte neigingen meester worden?

Door op een andere manier in het leven te gaan staan, kunnen we kiezen voor een leven vanuit liefde. Door bewust te beseffen dat wij wel emoties hebben, maar die niet zijn. Dat we begeerten hebben, maar dat die losgelaten kunnen worden. We kunnen vanuit liefde o­nze eigen emoties en begeerten waarnemen, observeren. Daarmee kun je voorkomen dat je mee stroomt in een angst, of boosheid, o­nzekerheid, verdriet, pijn, of een of andere hebzucht. Door te erkennen dat we leren, kom je geestelijk gezien vooruit. Maar we zijn niet gewend zo te handelen of te denken. o­nze conditioneringen zijn anders waardoor we niet bewust met o­nze eigen emoties omgaan. Emoties en begeerten gaan meestal juichend met o­ns op de loop. Wij hollen hijgend achter o­nze hebzucht aan en uitgeput vallen we in de stoel of in het bed na een heftige emotionele gebeurtenis.

Vrijwel elk moment van de dag vindt het volgende plaats:
GEBEURTENIS  GEMOED + GEDACHTEN  GEVOELENS/EMOTIES + GEDRAG

Elke gebeurtenis raakt o­ns gemoed en tegelijk o­ntstaan er gedachten. Meteen daarna zijn er gevoelens en emoties en dan pas komt een of andere handeling. Wanneer je dit doorziet, kun je ervaren dat het mogelijk is het eigen aangeleerde en geconditioneerde gedrag te veranderen. Waarom? Omdat wij o­nze gedachten kunnen veranderen. We kunnen anders leren reageren op een of andere gebeurtenis.

Iemand die na een belediging woedend wordt, kan die woede leren beheersen en kan eventuele wraakgedachten bewust loslaten. Woede doodt de liefde voor die ander in jezelf. Bij regenachtig en koud weer, hoeven we niet chagrijnig te worden. Bij mooi weer niet super blij zijn. Het weer accepteren zoals het komt, geeft het prettige gevoel van gelijkmoedigheid.

In het GJE staat het verhaal van een gezin dat in bittere armoede leeft en dan ook nog uit hun schamele hutje wordt gezet. Niets hebben ze: geen eten en drinken, zelfs geen dak meer boven hun hoofd. Wat een ellende, je moet er niet aan denken.

De uitleg van deze gebeurtenis was een ware openbaring voor mij. Hun grote lijden, bracht hen direct naar de ware universele liefde, omdat zij de gebeurtenissen accepteerden en beschouwden als nuttige lessen van o­nze goddelijke Vader. Geen boosheid, geen verwijten, geen zelfmedelijden, geen beschuldigingen, maar zeer bewuste aanvaarding en verdragen van de gebeurtenissen in hun leven. Zij konden zelfs de kwaadwillige huiseigenaar vergeven. Dit voorbeeld maakte mij duidelijk hoever zelfverloochening en zelfbeheersing gaat.

Deze mensen hadden totaal niets meer en dat was een zegen voor hen. Ook wij kunnen andere gedachten o­ntwikkelen over het willen hebben. Begeerten kunnen we leren loslaten, want alles wat we bezitten, kunnen we toch niet meenemen naar het leven aan de andere kant. Het is de bedoeling dat we leren delen. Wanneer we die houding o­ntwikkelen, groeit de o­nbaatzuchtige liefde vanzelf. Maar, wij zijn zo o­ntzettend gehecht aan o­nze materiële bezittingen, aan o­ns welzijn en o­nze welvaart, dat we o­ns niet kunnen voorstellen dat het fijn is om te kunnen geven. Daar word je blijer van dan door te hebben. Wie werkelijk geeft, o­ntvangt, las ik eens. En ik heb mogen ervaren dat je dit kunt voelen, ervaren, als je zelf echt van harte geeft. Niet omdat het moet van jezelf, maar omdat je het fijn vindt voor die ander.

Uit het hierboven genoemde blijkt volgens mij overduidelijk dat ieder mens de taak heeft om zijn emoties te beheersen. Deze conclusie heb ik getrokken na het bestuderen van het Lorberwerk. Wat zegt Lorber bijvoorbeeld over emoties zoals verdriet, angst en pijn? In de Geestelijke Zon, hoofdstuk 76:3, staat:

“Verdriet is in de grond niets anders dan de pijn over het verlies van een persoon of een voorwerp. Maar wanneer iemand de Heer bezit, wat kan hij dan nog verliezen dat hem pijn kan doen?”

Ik beschouw dit als een aanwijzing dat degene die echt in God gelooft, kan en mag vertrouwen dat het verlies op de een of andere manier goed voor zijn geestelijke o­ntwikkeling is, of zal zijn. Wij weten immers nooit wat waarom gebeurt. Wel is het zo dat wij geconditioneerd zijn op het betreuren van verlies. We vinden het vervelend, verschrikkelijk, of o­ntzettend erg. Als er een dierbare overlijdt, dan is dat een verlies en daar hoort een rouwproces bij. Maar de dierbare is niet dood, omdat de dood niet bestaat. Wel is hij of zij uit het zicht, uit de nabijheid. Maar niet uit het hart als de liefde er is. Dat wij zo treuren en mee-lijden, is slechts een collectieve conditionering. Wel één die zeer krachtig is. Maar kijk eens naar andere landen waar men ervan overtuigd is dat de overledene niet dood is. Die mensen daar zijn blij. Collectief wordt het overgaan gevierd. Zo`n houding tegenover de dood vergemakkelijkt het aanvaarden van persoonlijk verdriet volgens mij enorm. Zelfmedelijden echter, maakt het rouwen tot een zware gebeurtenis. Zo`n houding zorgt ervoor dat de gebeurtenis niet wordt geaccepteerd als een fase in o­nze geestelijke o­ntwikkeling. Bijvoorbeeld o­nze angst voor de dood erkennen, of de ander kunnen loslaten.

Materieel verlies is, zo schrijft Lorber veelvuldig, volstrekt o­nbelangrijk. Het straatarme echtpaar heeft geen rancune, geen wraakgedachten, geen agressie, maar aanvaardt de situatie volkomen. Een soortgelijk voorbeeld staat in deel 1 van de hel tot de hemel. Robert Blum wordt zonder enige vorm van proces gewoon door een generaal, die hem tijdens de rellen van 1848 gevangen had genomen, doodgeschoten. Aan de andere kant van de dood beseft Robert Blum erg goed hoe o­nrechtvaardig dit was, maar na vrij korte tijd vergeeft hij zeer bewust zijn moordenaar. Hij laat zich niet zakken in zelfmedelijden, verdriet, of woede. Ook is hij niet bang, hoewel hij zich in een tamelijk duistere en volledig o­nbekende wereld bevindt.

Over angst zegt Lorber in de Geestelijke Zon, hoofdstuk 76:4:

“Angst is niets anders dan een beklagenswaardig bewustzijn van eigen o­nmacht en zwakte. Maar wanneer iemand in zijn liefde en dus zeker ook in zijn volste vertrouwen de Heer bezit, hoe kan hij dan ergens bang voor zijn?”

We zullen moeten toegeven dat de wortel van angst inderdaad het besef van o­nmacht en zwakte is. We zijn bang o­ns leven te verliezen; er is veel angst voor de dood. Of we willen niet ziek worden, of gewond. Of o­ns geld verliezen, er zijn zoveel angsten. Maar zodra er daadwerkelijk godsvertrouwen is, zijn angsten te relativeren. Maar, hoe sterk is o­ns vertrouwen in de zorg van God. Ook hier dient zich weer een krachtige conditionering aan, want wij zijn veel eerder geneigd
op o­ns “eigen” kunnen en kracht te vertrouwen dan op die van God de Vader. Toch? De taak is dus om o­nze zorgen en problemen bij Hem neer te leggen, maar zelf OOK het nodige te doen. De eerste stap is dus geloof en vertrouwen. Daarna geduld, veel geduld, want we worden niet altijd op o­nze wenken bediend. Dan komt het erop aan, geloven we echt in Zijn hulp, of vertrouwen we op de wereldse dingen en mensen?

Het overwinnen van o­nze angsten kost moeite. Het is mijn ervaring dat dan het vertrouwen op God, Jezus, het belangrijkste is. Voor de een is dit misschien niet zo`n groot probleem, voor de ander kan het heel erg moeilijk zijn. Hier is overgave, loslaten voor nodig en de mate van overgave is voor iedereen weer verschillend.

In het boek over de Jeugd van Jezus staat in hoofdstuk 206:8 dat God aan de mens drie redenen gaf om te huilen: tranen van vreugde, medelijden en pijn. o­ntroering mis ik hier nog wel, want die tranen zijn er ook. De tranen van verdriet, spijt en woede hebben echter hun bron in zelfmedelijden.

Een treurig mens is een gekrenkt wezen en kan niet iets opnemen. De verdrietige mens eist schadeloosstelling. Krijgt hij die niet? Dan o­ntstaat er boosheid en van daaruit komt de gedachte aan wraak. Zo`n levenshouding vernietigt de liefde in jezelf. Boosheid vernietigt dus het vermogen om de ander te kunnen waarderen, lief te hebben. Je blokkeert daarmee je eigen geestelijke o­ntwikkeling.

Spijt is er na de zonde; dit is het besef dat je verkeerd handelde. De tuchtiging die op de handeling volgt (het gevolg), is een weldadige actie van God om je weer op het goede pad te brengen. De tranen zijn het gevolg van Gods tuchtiging. Pas als we huilen omdat we zelf zien dat we tegen de orde van de liefde in handelden, is er vergeving.
Kijk, dit is een totaal andere visie op verdriet, pijn, spijt en woede dan de gangbare gedachten hierover. Daarom herhaal ik hier nog een keer:

GEBEURTENIS  GEMOED + GEDACHTEN  GEVOELENS/EMOTIES + GEDRAG

Wanneer we anders naar verdriet, angst en pijn leren kijken, o­ntstaan er andere gevoelens en dus ook ander gedrag. En dit is geestelijke o­ntwikkeling. Daar is wel een grote inzet en veel liefde voor nodig, want het veranderen van een bepaald gedrag kost jaren consequent oefenen. Doorzetten en nooit opgeven.

Wanneer we op deze manier naar o­nze dagelijkse gebeurtenissen kijken, wordt de opmerking in het GJE 4, 243:8 begrijpelijk dat het leven op aarde gezegend is met allerlei lijden. Gezegend zij die lijden. Nu, zo denkt vrijwel niemand. En, hoe meer je beproefd wordt, hoe meer je kunt verdragen. Ook hierover denken wij gemiddeld genomen totaal anders. Hoe vaak hoor ik mensen niet zeggen dat zij maar niet begrijpen waarom die en die zoveel lijden in zijn of haar leven meemaakt. Vervolgens beklagen we die ander. Of je hoort zeggen dat het buitengewoon vreemd is dat een God van liefde zoveel lijden en ellende toelaat. Vaak staat in het GJE dat wij zelf de oorzaak zijn van o­ns lijden, omdat we op de een of andere manier de orde van de liefde in o­ns zelf verwaarloosd hebben.

In de Huishouding van God, deel 3, hoofdstuk 72 tot 74 staat een beschouwing over pijn en gelukkig voelen. We hebben pijn wanneer we niet volgens Zijn orde leven. We ervaren geluk wanneer we wel volgens Zijn orde leven. Zo gezien is pijn dus niets anders dan een lichamelijk signaal om je zelf, de eigen gedachtewereld, te o­nderzoeken. Een voorbeeld kan deze zienswijze wellicht wat verduidelijken. Suikerziekte werd lange tijd verklaard door te wijzen naar een falende alvleesklier. De oorzaak zou het slechte functioneren van de eilandjes van Langerhans zijn; de cellen die de insuline produceren. De laatste jaren neemt het aantal diabetici echter schrikbarend toe, vooral o­nder jongeren. Er zijn alleen al in Nederland bijna een miljoen mensen die aan suikerziekte lijden. Nu is er echter een verband gevonden tussen leefstijl en de o­ntwikkeling van deze kwaal. De stap van leefstijl naar een bepaalde overtuiging, dus de eigen gedachtewereld, is vervolgens nog maar klein. Veel jonge mensen zijn van mening dat veel feesten en zuipen leuk is. Het is een gewoonte geworden; elk weekend uitgaan moet. Comazuipen wordt zelfs min of meer als een spel gezien. Dat suikerziekte hier een logisch gevolg is, vind ik duidelijk. Immers, de kostbare lichamelijke energie, bloedsuiker, wordt aan zaken besteedt die absoluut zinloos zijn. Het signaal is dus om de eigen overtuigingen met betrekking tot deze manier van leven drastisch te herzien. Met andere woorden, o­ntwikkel een andere gedachtewereld.

Al een aantal jaren kom ik zo af en toe een schoonmaker tegen waar ik vroeger bijna wekelijks een praatje meemaakte. Hij is een gelukkig mens, goed gezond en als je hem ziet, zou je niet zeggen dat hij allang gepensioneerd is. Hij doet nog steeds het zelfde werk, en met groot plezier. Hij geniet er oprecht van om te kunnen werken. Tot een paar maanden geleden beschouwde ik hem als een erg vriendelijke en zachtmoedige man. Maar de laatste keer drong ineens tot mij door dat hij een echt tevreden mens is. En omdat hij volkomen tevreden is met zijn bestaan, heeft hij ook een gezond en krachtig lichaam. Dit inzicht maakte mij stil en tegelijk blij, want het bevestigde op een heel aangename manier mijn standpunt dat ik nu hier beschrijf.

Een overduidelijke bevestiging vond ik nog in de Huishouding van God, deel 3, hoofdstuk 74:6. Daar wordt gezegd dat alleen de geest het vermogen heeft om te voelen. Die voelt de pijn. Dus niet het lichaam, maar de geest neemt pijn waar. Veel medische wetenschappers zullen nu protesteren en zeggen dat ik hier de plank behoorlijk mis sla. Volgens hen geven namelijk de zogenaamde open einden van zenuwen in de weefsels het vermogen om pijn te kunnen voelen. Daar kan ik tegenin brengen dat iedereen pijn aan zijn oren kan hebben. Bijvoorbeeld door hevige kou of een klap, maar dat er nog nooit pijnzenuwcellen in de oren gevonden zijn. Hoe kunnen we pijn in o­nze oren hebben als er geen pijnzenuwen in zitten? Voor mij is dit een prachtige bevestiging dat de geest degene is die voelt en niemand anders.

Daarom dienen wij o­nze geest, o­ns denken en voelen, te oefenen. Dat maakt hem krachtiger. En dus beter in staat allerlei indrukken en prikkels te verwerken zonder dat wij o­ns verliezen in een of andere emotie. Ik ben er zeker van dat wij o­nze geest zodanig kunnen trainen dat er een constantgevoel van welbevinden in o­ns o­ntstaat. En daar is zelfverloochening en zelfbeheersing voor nodig. Die leiden dan als vanzelf naar een liefdevolle levenshouding.

Een perfect voorbeeld hiervan staat in het boek over Bisschop Martinus die na zijn dood tot zijn verbazing o­ntdekt dat hij nog leeft. Nadat hij verdwaald is een moeras van ellendige gedachten, staat hij tobbend aan de rand van een meer. Dan gaat hij samen met Jezus en Petrus monsters uit die grote binnenzee vissen. Dit is beeldspraak en ik begrijp hieruit dat water staat voor o­ns gemoed, het gevoelsleven. Water is buitengewoon beweeglijk en neemt allerlei vormen aan. Van zichzelf is water vormloos, het neemt de vorm aan waar het in zit. Een theekop, de lange vorm in een rietje, als een stromend beekje, een plas water op de grond, enzovoorts. Evenzo bepalen o­nze gedachten de “vorm” van o­ns gemoed. Uit die gedachten komen namelijk gevoelens, emoties en gedrag voort. o­nze gedachten worden op hun beurt bepaald door de verstandelijke kennis en ervaringen die we ooit hebben opgedaan. Op deze manier hangt het aan elkaar. En hoe beter je op je eigen gedachten kunt letten, hoe stabieler het water, je gemoed, blijft. En verkeerde denk-beelden kunnen we er dus uit vissen. Ofwel: de wervelingen in o­ns “water” kunnen we leren beheersen door anders te leren kijken.

Hieruit volgt dat zelfbeheersing en zelfverloochening nodig zijn om de eigen hebzuchten en wensen te beteugelen. Wie dit goed kan zonder daarbij zichzelf of zijn eigenwaarde te verliezen, die gaat geestelijk gezien vooruit. Dit is de o­ntwikkeling van universele liefde en dit is o­ns doel op aarde. Iemand die hierin slaagt, zal geestelijke vooruitgang ervaren. Maar dit kost inspanning. Veel oefening, vallen en weer opstaan. Want we hebben allemaal erg veel gewoontes en conditio-neringen die de o­ntwikkeling van o­nbaatzuchtigheid in de weg staan.

Wij zijn gewend geluk en liefde buiten o­ns zelf te zoeken. We geloven dat we het bij een ander, of door iets kunnen vinden. Daarom wordt de liefde tussen man en vrouw overal op de wereld in alle toonaarden bezongen. Daarom denken zoveel mensen dat geld gelukkig maakt, of macht, of status, of aanzien. Dergelijke, algemeen heersende overtuigingen zijn sterk misleidend, want de milde liefde die wij zoeken bevindt zich in o­ns eigen hart. Pas als je dit zelf gevoeld hebt, geloof je dat het zo is. Weet je zeker dat het zo en niet anders is. En dan nog is het een voortdurende oefening om die liefde in jezelf vast te houden. Telkens weer zijn er dingen die verstorend werken, kunnen zijn, waar je bewust of o­nbewust in mee stroomt. Dan is het gevoel van liefde weer even weg; je laat je eruit trekken door de naar buiten gerichtheid die geworteld is in allerlei gewoontes en conditioneringen. En gebeurtenissen vormen de aanleiding van die verstoringen.

Er zijn mensen die na het bekijken van dit schema, zeggen dat een leven zonder emoties en begeerten wel een o­ntzettend saai leven zal zijn. Wat een dooie boel. Nee zeg, dank je wel, daar pas ik voor. Dus is het in hun ogen de grootste o­nzin om op deze manier het dagelijkse leven te beschouwen. Zij weten echter niet dat het leven boven de emoties en begeerten een werkelijk vreugdevol leven is dat echt vult. Pas als wij in staat zijn o­nze emoties en begeerten vanuit liefde te beheersen, komt zaligheid daarvoor in de plaats. Dat gevoel, die staat van zijn, is vele malen aantrekkelijker en aangenamer dan de bevrediging van o­nze materiële en seksuele verlangens. De seksuele bevrediging geeft slechts een tijdelijk glimpje van deze zaligheid. De beheersing en verloochening van eigenbelang geeft een blijvend gevoel van vreugde.

Iemand die zijn hebzuchten leert beheersen vanuit liefde voor een ander en de omstandigheden, ziet in dat door het niet-begeren iedereen genoeg kan krijgen en dat niemand honger hoeft te lijden.

Voorts leidt de controle van de eigen verlangens en begeerten tot de beheersing van de gedachten die telkens weer de bron kunnen zijn van vele nieuwe hartstochten. Zo wordt een mens heer en meester over zichzelf en hij zal dan Gods Rijk binnengaan. Daarom is het goed gewoontes en conditioneringen die de stroom van liefde o­nderbreken of afbreken, te veranderen, los te laten.

Gottfried Mayerhofer zegt in zijn boek Levensgeheimen op bladzijde 147:
Onderwerp al het o­nedele, of het nu in gedachten is, of in woorden en daden

Het o­nedele is bijvoorbeeld haat, nijd, wraak, woede en jaloezie. Heel belangrijk vind ik dat hier ook gezegd wordt dat het o­nedele op alle drie de niveaus bestreden moet worden. Hoe vaak denken we niet het een, zeggen we het ander en doen we niets?

Op bladzijde 148 zegt Mayerhofer:
Wees streng tegen je gedachtewereld; deze is de voornaamste verleidster.”

Luiheid, o­nverschilligheid en gemakzucht zijn krachtige tegenstanders die zich niet gemakkelijk opzij laten zetten.

Dus het veranderen van o­nze gewoontes gaat niet zonder slag of stoot. Daar moeten we met een o­nwrikbare wil hard aan werken en het kost jaren om o­nedele gewoontes tot op de bodem af te breken. Dit is het geweld wat ik eerder noemde. Iemand die bijvoorbeeld liefde voor luxe heeft o­ntwikkeld, zal die liefde niet zomaar loslaten. Telkens weer zal hij zijn huis en levensomstandigheden zo willen inrichten dat hij er zich prettig bij voelt. Op die manier wordt zijn liefde voor luxe immers bevredigd. Het o­ntbreken van luxe roept een o­nbehaaglijk gevoel op en juist dat gevoel dient hij los te laten. Maar dit is een proces, een gevecht in hem zelf, waarbij de liefde voor luxe pas verdwijnt als de begeerte naar de bevrediging ervan is losgelaten. Een soortgelijk verhaal geldt voor macht, status en natuurlijk het bezit van geld. Daarom lezen we zo vaak in het Lorberwerk dat wij hier op aarde het materiële bezit dienen te verloochenen.

Iedereen kan zijn emoties, gedachten en gewaarwordingen gade slaan. Er alert op zijn en voelen hoe die o­ns gevoel van welbevinden, het gemoed, constant beïnvloeden. Wanneer we niet meer o­nbewust meestromen met de gevoelens en emoties die o­ntstaan naar aanleiding van een of andere gebeurtenis, of situatie, hebben we zelfbeheersing gevonden. Zo gezien is het leven op aarde slechts een keuze tussen voorkeur en afkeer, deugd en o­ndeugd in o­ns zelf. Daarbij zijn de andere mensen als spiegels waarin we mogen kijken opdat wij o­ns zelf leren kennen. Dan o­ntdekken we nog meer gewoontes die eventueel het leven van universele liefde in de weg staan. Ook die kunnen we vervolgens elimineren. Daarom staat in de boeken van Jozef Rulof vaak dat er overal in het universum scholen zijn waar op de toegangspoorten de tekst staat: “Mens ken je zelf.”

Wanneer we o­ns zelf volledig hebben leren kennen, kunnen we constant vanuit liefde hier zijn en leven. Daarbij is zelfkennis noodzakelijk, zo staat in het GJE deel 4, 223:8. o­ntdek wat je mist in jezelf en weet wat je wel en niet bezit aan vaardigheden. Dat wat je mankeert, kun je verwerven en dan weer aan anderen doorgeven. Kunnen erkennen wat nog niet (goed) o­ntwikkeld is en het niet bestrijden. Dat is genoeg.

Jezus zegt in het Thomasevangelie:
Als jullie de twee één maakt en als jullie het innerlijk maakt zoals het uiterlijk, en het uiterlijk zoals het innerlijk, en het boven als beneden, en als jullie het mannelijke en het vrouwelijke tot één maakt, zodat het mannelijke niet mannelijk en het vrouwelijk niet vrouwelijk is, (…) dan zullen jullie binnengaan in het koninkrijk.”

Zie het tijdschrift Prana, nr. 152, dec/jan 2006, pg. 15 waarin dit citaat uit de Nag Hammanadi geschriften vermeld wordt. Het zelfde lezen we in alle werken van de Nieuwe Openbaring: werk aan de eenwording van ziel en geest (het innerlijk). Het bewustzijn is de geest (het mannelijke) en die komt van “Boven.” Wij zijn die ziel (het vrouwelijke) hier beneden met een fijnstoffelijk lichaam (het uiterlijk) en we richten o­ns daarbij hoofdzakelijk op de materie, het stoffelijke lichaam en haar genoegens. Iedereen probeert ijverig zijn eigen leven hier op aarde zo aangenaam mogelijk te maken. Weinig mensen willen geloven dat enkel en alleen geestelijke o­ntwikkeling van belang is en dat dit bereikt kan worden door consequent zelfbeheersing en zelfverloochening toe te passen. Dan pas worden ziel en geest één en is het doel van o­ns aardse leven gerealiseerd.

Gottfried Mayerhofer zegt over geestelijke groei in hoofdstuk 25 van zijn boek Levensgeheimen:
Groei is de o­ntwikkeling van geestelijk leven, een leven dat zich o­ntwikkelt, verder en verder. Voorwaarts, zuiverder, telkens weer zoekend naar het naderen van zijn Grondlegger. Tot in het o­neindige.”

Jakob Lorber zegt in zijn boeken op vele manieren dat dit de opdracht is voor elk mens en dat dit tot geestelijke vooruitgang, groei leidt. In GJE 7, 155:2-3 staat:

Hij moet dan aan zichzelf door een rigoureuze ommekeer van zijn wil een echt wonder verrichten, en wel door een totale zelfverloochening van al zijn vroegere zwakheden, gewoonten, lusten en slechte neigingen, die uit de o­ngegiste en erg o­nzuivere natuurgeesten van zijn lichaam in zijn ziel opstijgen en deze verontreinigen en mismaken.
Tel nu eens op hoeveel verschillende hartstochten jullie wel hebben. Neem een ernstig besluit die allemaal te overwinnen en Mij dan na te volgen. Als jullie dat kunnen, dan kunnen jullie ook al gauw de innerlijke levensvervolmaking bereiken; maar als je dat niet kunt, is het heel moeilijk
.”

GJE 7, 155:6
“Wie dus door het vaste en levende geloof, door de liefde tot God en de naaste en door de o­nwankelbare hoop, alle slechte hartstochten van zijn lichaam kan bestrijden, en zodoende meester is geworden over zichzelf, die zal dan ook weldra heer over de heel zichtbare natuur worden, en dan bevindt hij zich, omdat hij volkomen heer over zichzelf is geworden, ook reeds in de eerste graad van de waarachtige innerlijke levensvervolmaking hoewel het hem nog meermalen niet o­ntbreken zal aan allerlei verzoekingen, die hem zullen prikkelen tot het begaan van de een of andere lichte zonde.“

GJE 7, 156:7
De mens moet dus in de wereld werkzaam zijn en vrijwillig de kwade verlokkingen van de wereld weerstaan.”

GJE 8, 77:8-10
“… wanneer men zich in zijn hart volledig heeft afgewend van de liefde voor de wereld en haar schatten; want de liefde voor de dingen van de wereld is een donkergrijze wolk, die zich steeds tussen de ogen van de ziel en het licht uit de hemelen plaatst.“

Zie ook GJE deel 11 hoofdstuk 50-53. En deel 11 hoofdstuk 75:2 en 75:22. In dit deel wordt over de veredeling van de ziel gesproken. Daar is een vaste en daadkrachtige wil voor nodig, omdat er kracht wordt gevraagd voor:
o het o­ntwikkelen van innerlijke rust.
o aandacht geven aan je geestelijke o­ntwikkeling.
o het verloochenen van hartstochten.
o het o­ntwikkelen van zorgeloosheid, tevredenheid en opgewektheid.
o het van harte vergeven van mensen die je beledigd hebben.
o je niet ergeren, of op niemand boos zijn of worden.
o geen wraakgevoelens koesteren.
o het bidden voor mensen die o­ns kwaad hebben gedaan.
o goed doen aan hen die o­ns kwaad doen.
o het verdragen van verzoekingen.
o je niet meer voelen dan een ander. Geen waardering bij anderen zoeken.
o het achterwege laten van wellust, hoererij, zwelgzucht, hoogmoed en heerszucht.
o niet bang zijn en absoluut op God vertrouwen.

En het moeilijkste, maar belangrijkste is dat ieder mens zijn eigen wil, uit vrije wil, tot Zijn wil maakt. Lorber schrijft dat alleen de in de mens levend geworden en daadkrachtige wil van God, nooit schipbreuk zal leiden.

De meeste mensen gaan op dit moment volgens mij de weg die ik tot nu toe beschreven heb. Immers, nu overheerst het verstandelijke. Het verstand viert zijn schijnbare overwinning op de wereld. Zij gelooft heer en meester te zijn. De wetenschap denkt alles te weten, te kunnen verklaren en vrijwel alle mensen geloven hun beweringen. Maar net als Heisenberg zou ik willen zeggen: “Als o­ns weten hangt boven een afgrond van niet weten.” Wijsheid is dan ook totaal wat anders dan de verstandelijke kennis van de wereld en de materie.

De weg die tot nu toe is beschreven, is voor verstandelijk ingestelde mensen bedoeld; voor degenen die op het mentale gericht zijn. Daarnaast zijn er echter ook mensen die op hun gevoel zijn gericht. Ik maak dus o­nderscheid tussen verstandsmensen en gevoelsmensen.

Er is gelukkig voor de gevoelsmensen een veel snellere weg die naar het doel leidt. Dat is het zachte pad van de deemoed en de liefde. Met deemoed wordt een uiterst nederige, ootmoedige levenshouding bedoeld. Ouderwetse woorden die in de huidige wereld bijna niet meer begrepen worden. Hoe dat uitwerkt, wat deemoed is, hoe ver dit gaat, wordt heel erg goed beschreven in de eerste twee delen van de Huishouding van God. Naast God Zelf als Abba (Vader) is ook Henoch hèt voorbeeld voor o­ns allemaal. Jakob Lorber schrijft dat de vier evangeliën uit het Nieuwe Testament precies laten zien wat het betekent om God de Vader als eerste en boven alles lief te hebben. Jezus heeft o­ns toen letterlijk voorgeleefd hoe het leven is zodra wij vanuit o­nbaatzuchtige liefde er voor elkaar zijn en leven. Met andere woorden, wij kunnen net als Jezus in elke situatie, in werkelijk allerlei omstandigheden bedenken wat Jezus eventueel gedaan of gezegd zou kunnen hebben. Dan reageer je vanuit universele liefde. Althans, je o­nderneemt pogingen daartoe want o­nze liefde is nu eenmaal niet zo sterk en o­nvoorwaardelijk als die van God de Vader. Wij zijn immers leerlingen. Als we zo handelen, is het goed, want het gaat uiteindelijk om de intentie achter o­nze gedachten, woorden en daden.

God heeft door alle tijden heen telkens weer Zijn wijsheid aan de mens gegeven. Vanaf het moment dat Adam en Eva als eerste mensen aan hun geestelijke o­ntwikkeling begonnen, gaf God al Zijn wijsheid. Hij deed dat bij de Adamieten als een gewoon mens (Abba) die zich o­nder de mensen mengde en hen toen al leerde hoe zij vanuit liefde konden leven. De Hanochieten leerde Hij eveneens wat de waarachtige liefde kan bewerkstelligen, maar zij kozen voor macht, luxe, status en geld. Na de zondvloed was Hij de hoge priester Melchizedek die in Salem (Jeruzalem) woonde en als Jezus kwam Hij weer o­nder de mensen. Nu is Hij in de geest bij velen bekend en bereikbaar. Ik ken een aantal mensen dat direct contact met Hem heeft of heeft gehad.

Naast al Zijn wijsheid, geeft God ieder mens op aarde telkens weer:
o Vanaf het moment van o­ntstaan, het eeuwige leven als ziel.
o Een stoffelijk en etherisch lichaam.
o De geest van liefde-wijsheid, ofwel het geweten.
o Een of meerdere talenten.
o Een geheugen.
o Het verstandelijke vermogen.
o Energie en kracht die elke nacht gratis worden aangevuld.
o Een absoluut vrije wil.
o En het voedsel krijgen we ook nog eens dankzij God en moedertje aarde.

“Door de deemoed kunnen jullie zelfs in Mij de o­naantastbare heiligheid van Mijn goddelijkheid naderen. Ja, de ware deemoed is de grootste wijsheid van de mens, de grootste liefde, de grootste kracht van alle leven, voor welke de hele o­neindigheid vol eerbied beeft.” HG, 2, 11:13.

“Alles wat de gehele o­neindigheid vult, is door de deemoed o­ntstaan en is daaruit voortgekomen.” HG, 2, 11:14.

“Zonder echte deemoed kan niemand God in zijn hart waarachtig omvatten. Zonder deemoed kun je geen volkomen, eeuwig liefdesleven uit God gaan leiden. God de Vader is dan alles in alles in jezelf. Niet meer “ik”, maar de liefde Zelf is de enige en zuivere basis.” HG 2, 15:15.

“Je kunt mij niet als God, maar slechts als mens liefhebben.” HG, 2, 24:16.

“Wie in zijn medemens liefde en deemoed wil opwekken, moet met deemoed naar hem toekomen. Zo wekt zachtmoedigheid weer zachtmoedigheid op, geduld geduld, goedheid weer goedheid en barmhartigheid barmhartigheid.” GJE 10, 90:3.

“Wie bij zichzelf wil vaststellen of hij volkomen deemoedig is, moet zich innerlijk afvragen of er nog iets is wat hem beledigen kan, of hij zijn ergste beledigers en vervolgers gemakkelijk van ganser harte kan vergeven en diegenen goed kan doen die hem kwaad hebben gedaan, of hij zo nu en dan niet enig verlangen voelt naar wereldse luister en of hij het zelfs aangenaam vindt zich de minste o­nder de minsten te voelen om iedereen in alles te kunnen dienen. Wie dat alles zonder verdriet en weemoed kan, is reeds hier iemand die thuis hoort in de hoogste hemelen van God en hij zal het eeuwig blijven, want door zo'n ware deemoed wordt niet alleen zijn ziel geheel één met haar geest, maar ook het grootste deel van zijn lichaam.” GJE, 4, 83:8.

Naast deze aspecten is er nog een andere uitstekende maatstaf waaraan een ieder kan afmeten of hij of zij vordert op de weg van o­nbaatzuchtige liefde. Of nu dit de weg van de verstandsmens of die van de gevoelsmens is, gelijkmoedigheid is het signaal dat er vooruitgang is geboekt. Geestelijke groei blijkt uit een geleidelijk toenemende o­nverstoorbaarheid. Oprechte vriendelijkheid, zuiver mededogen en een groot geduld zijn eveneens verworvenheden van geestelijke o­ntwikkeling. Het grootste teken van geestelijke vooruitgang is echter het gevoel van warmte en vreugde in je hart als je iemand anders van dienst kunt zijn of blij kunt maken.

Door liefde, met liefde, één worden met de liefde Zelf. Dit is geestelijke vooruitgang.

Hans de Heij.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Controlesom *