Bezoekers uit de kosmos worden in een Lorberboek beschreven!
– door Hendrik Klaassens –
Tegenwoordig wordt het ene boek na het andere volgeschreven over buitenaardse bezoekers. E.T.’s van allerlei exotische planeten zouden in het verleden de aarde hebben bezocht en er hun sporen hebben nagelaten. Sterker nog: men beweert zelfs dat de piramiden in Egypte en overblijfselen uit de Incatijd door sterrenmensen zijn gebouwd! Ook nu nog zouden ze de aarde bezoeken.
Interessant allemaal. Maar wat zeggen de Lorberboeken nu eigenlijk over buitenaards leven? Is dat wel te rijmen met al die wilde theorieën?
Gedurende zijn actieve periode van 1840-1864 schreef Jakob Lorber ook enkele boeken waarin het leven op andere planeten wordt beschreven. Dat zijn vooral “De natuurlijke zon” (over het leven op de zon en de planeten van ons zonnestelsel) en “Saturnus”. Maar ook in zijn andere boeken komt het leven op andere hemellichamen af en toe ter sprake.
Een mooi voorbeeld daarvan is hoofdstuk 262 van deel 2 van “Van de hel tot de hemel”. Daarin wordt beschreven hoe Jezus een gezelschap, bestaande uit Robert Blum en nog een aantal metgezellen, door de geestelijke sfeer van het Oostenrijk van de 19e eeuw leidt. Daarbij worden ze niet alleen bezocht door de geesten van boze bisschoppen, die ook tientallen jaren na hun dood nog menen dat ze een god zijn in het diepst van hun gedachten, maar ook door legioenen geesten, waarvan de Heer opmerkt dat ze afkomstig zijn van een planeet uit het sterrenbeeld “Haas”. Ook deze buitenaardsen bezoeken dus af en toe de aarde, hoewel dat alleen in de geestelijke wereld gebeurt. Dat is goed vergelijkbaar met de mededelingen van Swedenborg in zijn “Over de aardbollen van ons zonnestelsel”. Swedenborg beschrijft hierin, hoe geesten van de planeet Mercurius hem meermalen hebben bezocht en hem uit weetgierigheid hebben gadegeslagen. Diezelfde nieuwsgierigheid drijft de geesten uit het sterrenbeeld Haas ertoe om met hele legioenen tegelijk de aarde op te zoeken. Maar het is niet alleen nieuwsgierigheid die hen daartoe aanzet; ze bezitten een rusteloze drang tot zwerven, die alleen tot bedaren kan worden gebracht door de beperkingen die de Heer hen oplegt.
Omdat sterrenkunde mijn grootste hobby is en ik daarom te weten wilde komen van welke ster deze wezens afkomstig zijn, heb ik na zorgvuldig spit- en speurwerk de moederster, waar hun planeet omheen draait, met vrij grote zekerheid kunnen identificeren.
Allereerst moeten we te weten zien te komen waar het sterrenbeeld Haas te vinden is. Dat is niet zo moeilijk: aan de wintersterrenhemel is het laag aan de zuidelijke horizon waar te nemen onder de constellatie Orion. In “Van de hel tot de Hemel”, dl. 2, hoofdstuk 262, wordt over hun geboorteplaneet gezegd dat deze zich bevindt rondom een sterretje van nauwelijks de vijfde grootte, dat te vinden is in het linkeroor van het sterrenbeeld Haas.
De meest gangbare manier om dat sterrenbeeld Haas te tekenen is de volgende (de posities van de sterren zijn in die tekening verwerkt):
Het sterrenbeeld Haas. In het linkeroor van de haas (op de tekening rechts) bevindt zich de moederster van de planeet, waar de zwerfgeesten van afkomstig zijn. Merk op dat het linkeroor van de haas zich pal onder de zeer heldere ster Rigel bevindt!
Bron: http://www.caribooskies.com/constellations/lepusjh.gif
Belangrijk is nu het linkeroor van die haas (de wetenschappelijke benaming daarvoor is 'Lepus'). Daarin zien we twee sterretjes die aan de beschrijving van Lorber voldoen; ze worden met letters uit het Griekse alfabet aangeduid:
Jota Leporis – afstand: ca. 260 lichtjaren
Kappa Leporis – afstand: 96 lichtjaren –
Beide sterren hebben een helderheid van ca. 4,5 en zijn daarom van de vijfde grootte, wat overeenstemt met de beschrijving van Lorber.
Van die twee kandidaten blijft er in feite maar één serieuze gegadigde over, nl. kappa Leporis. Ik heb alle gegevens over die twee sterren, die ik maar vinden kon, opgezocht. Daarbij is me gebleken, dat jota Leporis een ster is met een helderheid van ca. 150 x die van onze zon. Als de planeet, waar deze zwerfgeesten vandaan komen, zich op een afstand bevindt die vergelijkbaar is met de afstand van de zon tot Mercurius (volgens de opgave van Lorber), dan is zo'n planeet compleet onleefbaar omdat de oppervlaktetemperatuur gigantisch hoog zou zijn, nl. enkele duizenden graden.
Maar ook al zou er theoretisch leven mogelijk zijn, dan is er nog een tweede argument waardoor jota Leporis afvalt: het is nl. een dubbelster, waarbij de beide sterren in 33 jaren om elkaar heen draaien. Dubbelsterren hebben de nare eigenschap, dat planeten in een baan om die sterren een voortdurend wisselende hoeveelheid licht ontvangen. M.a.w.: de condities zijn heel instabiel. Stel je maar 'es voor wat er zou gebeuren als onze aarde de ene dag 2 x zoveel licht en warmte ontving als de andere! Zou er dan nog leven mogelijk zijn?
Alleen als 2 sterren héél ver van elkaar af staan en een planeet relatief dicht om één van beide sterren cirkelt, zijn de condities voor het vormen van leven vrij stabiel.
De andere ster, kappa Leporis, is minder helder dan de andere, maar nog altijd een stuk helderder dan onze zon: hij straalt nl. 10 x zo veel licht uit.
Dat betekent dat het op de planeet van die zwerfgeesten nog altijd behoorlijk heet zal zijn, maar een stuk minder heet dan wanneer hun thuiswereld rondom jota Leporis zou draaien. Waarschijnlijk leven ze daarom op de polen, evenals de mensen op Mercurius (zie hiervoor “De Natuurlijke Zon” van Lorber).
De bewuste ster uit dat hoofdstuk van “Van de hel tot de hemel” is nu met een grote mate van waarschijnlijkheid geïdentificeerd. Voor wie zelf op onderzoek uit wil gaan vermeld ik hier de website waar je meeste informatie over deze sterren kunt vinden: dat is http://www.weasner.com/etx/ref_guides/lepus.html. De beschrijving van dit sterrenbeeld is op die site zeer volledig.
Het lijkt me nuttig om uitspraken in het Lorberwerk heel precies te checken. Er is een gigantische hoeveelheid informatie beschikbaar over de kosmos. Waarom zou je dat dan niet toepassen op het Lorberwerk?
Tot slot volgt hieronder het volledige hoofdstuk uit “Van de hel tot de hemel”, waarin die zwerfgeesten uit het sterrenbeeld Haas en hun geaardheid nauwkeurig worden beschreven.
“Van de hel tot de Hemel”, deel 2, hoofdstuk 262. Zwerfgeesten uit het sterrenbeeld 'Haas'. Licht en liefde en hun verschillende werkingen
[1] Ik zeg: 'Hoe bevalt je echter het grote aantal geesten van een wat betere natuur, die ons vanmorgen in alle vroegte in groten groepen hebben bezocht? Zij verlangden in wezen niets anders dan ons alleen maar stilzwijgend hun opwachting te maken. Daarna trokken ze weg in de richting van de avond en namen een korte rustpauze op de berg Plabutsch boven de rivier de Mur.'
[2] Robert zegt: 'Dat waren voor mij totaal vreemde wezens. Zij zagen er wel als mensen uit, maar leken verder koud en bijna zonder enig gevoel. Wie waren dat eigenlijk en wat heeft hen hierheen gebracht?'
[3] Ik zeg: 'Dat waren geesten van een andere planeet; echter niet van een planeet van deze aardezon, maar van een ververwijderde, die zich in het sterrenbeeld, genaamd 'Haas' bevindt. De dichtstbijzijnde grote planeet van die zon (die bijna even ver van haar verwijderd is als Mercurius van de zon van deze aarde) is de geboortewereld van deze geesten. Wie deze zon nader wil leren kennen, moet zich het sterrenbeeld 'Haas' laten aanwijzen. In het linkeroor daarvan zal hij een heel klein sterretje van nauwelijks de vijfde grootte ontdekken; van de dichtstbijzijnde planeet van die zon zijn deze geesten afkomstig. Het zijn zwerfgeesten, wiens grootste zaligheid het is om steeds onderweg te zijn. Als ze echter naar deze aarde komen, wat overigens maar zelden het geval is, nemen ze rust en proberen kennis te maken met Mijn kinderen.
[4] Soms gebeurt het dat enkelen zich hier zelfs weer laten incarneren, maar in het vooruitzicht Mijn kinderen te worden, lijken ze dan op pasgevangen vogels in een kooi. Zij hebben rust noch duur. Het is hun bijna onmogelijk om zich tot iets te bepalen. Reizen en trekken is hun grootste genot; worden ze daarin beknot, dan zijn ze heel ongelukkig. Daarom heeft hun verschijnen op deze aarde zelden een andere reden dan de aan jou bekendgemaakte. Alleen deze keer zijn ze door een vaag vermoeden van Mijn aanwezigheid hiernaartoe getrokken. Op grote afstand merkten de wijzeren onder hen reeds Mijn aanwezigheid op en hebben zich daarom hierheen gehaast om Mij hun opwachting te maken. Hun hele godsdienst bestaat hieruit, dat zij op bepaalde tijden God de Heer hun complimenten maken en bij zo'n gelegenheid enkele heel fraaie woorden vol lof tot Hem spreken. In het rijk van het licht is het de boodschappendienst, die hun het meest aanspreekt. Nu weet je wat het voor wezens zijn en wat ze hier willen.'
[5] Robert zegt: 'Ja Heer en Vader, maar merkwaardig is de overeenkomst tussen de onrust van deze geesten en die van het aardse dier waarnaar dit sterrenbeeld is genoemd. Dat zijn zogezegd van die echte spring-in-'t-velds!. Enkele gestalten zagen er helemaal niet slecht uit, maar of zij vrouwelijk of mannelijk waren, heb ik niet kunnen beoordelen, want ze leken allemaal op elkaar zoals op aarde de ene mus op de andere. Lijken de mensen op andere hemellichamen dan net zoals deze geesten op elkaar, of bestaan er bij hen ook uiterlijke verschillen?'
[6] Ik zeg: 'Geesten uit de sferen van zuivere wijsheid lijken altijd als twee druppels water op elkaar, want hun oerelement is toch enkel het licht, dat met heel weinig kleurverschil altijd volkomen hetzelfde is. Zoals echter het zuivere licht overal hetzelfde is, zo zijn ook zijn producten aan elkaar gelijk. Alleen de liefde bepaalt het eindeloos veelvormige, het licht echter slechts het meest gelijkvormige. Kijk naar de sneeuw op deze aarde! Het is een product van het zuivere licht. De ene vlok is als de andere; alleen als er meer aan elkaar hangen, wordt de ene vaak groter dan de andere, en zelfs dat gebeurt alleen als er tussen zulke koude lichtproducten enige warmte bestaat, die aan de liefde verwant is. ontbreekt deze grotendeels of geheel, dan vallen er louter vlokkensterretjes van precies dezelfde grootte en vorm op aarde. Zo zal ook het ijs altijd dezelfde grondvorm aannemen, omdat daarbij alleen het koude licht als schepper werkzaam is.
[7] En zo is alles wat meer verwant is aan het pure licht, in zijn vorm en geaardheid identiek. Alleen datgene wat meer de aan liefde verwante warmte in zich draagt, wordt veelzijdiger en meer verschillend van vorm. Het licht geeft ook wel warmte als het zich sterk concentreert, maar dat is geen goede maar slechte warmte, die niet tot leven opwekt, maar doodt. Alleen het licht waarvan de oorsprong warmte is, is goed, en de warmte, die uit een dergelijk licht stroomt, is goed en levenwekkend.
[8] Alle verscheurende dieren en giftige planten zijn producten van het pure licht en de daarvan uitstralende warmte. Deze is slecht en bewerkstelligt kwaad bij alles wat niet opnieuw verwekt is door de liefde en haar naar binnen werkende licht. Maar bij de wezens van de liefde wordt zo'n slecht licht dan weer in een goed licht veranderd en neemt daardoor weer zijn oorspronkelijke geaardheid aan.
[9] Uit deze toelichting kun je nu opmaken waarom deze geesten als mussen op elkaar lijken. Zij zijn echter zeer bescheiden en hun enige verlangen is om steeds maar verder te trekken, hetgeen dan ook overeenkomt met het zich voortdurend voortplanten van het pure licht. Zoals het licht geen rust kent, maar in de eindeloze ruimte steeds verder gaat, zo is het ook met zijn schepselen. Er zijn echter door Mij aan dat streven ook grenzen gesteld, wat dan betekent: 'tot hier en niet verder!' Dan is er inderdaad vaak een geweldige strijd voordat zulke wezens tot rust worden gebracht. Maar nu genoeg hierover! Deze geesten zijn nu weggetrokken en legioenen andere komen er al weer aan.
[10] Vandaag, maandag op aarde, zullen we echter niet veel ondernemen. Ook valt er met deze' geesten niet veel te beginnen, omdat ze nog heel koel van aard zijn. Pas vanavond zullen wij wat warmte onder hen verspreiden en zij zullen dan onder een heldere hemel als een lichte dauw deemoedig op het oppervlak der aarde gaan liggen en ons eren. Morgen, dinsdag, zullen drie bisschoppen uit deze stad ons bezoeken; dan zal het er tegen de avond wat heftig aan toegaan.'