[2] Ook kun je Mijn leer vergelijken met een nieuwe jonge wijn, die men niet in oude zakken doet, omdat deze scheuren zullen, waardoor de jonge wijn vermorst wordt; maar men doet de jonge wijn in nieuwe, stevige zakken, en op die manier blijven beiden behouden, de wijn en de zak. Begrijp je dat?' (Matth. 9:17)
[3] De leerlingen van Johannes zeggen: 'Het klinkt wel goed, maar het is allemaal niet zo gemakkelijk te begrijpen wat U daarmee wilt zeggen; kunt U zich misschien daarom wat begrijpelijker uitdrukken!?'
[4] Ik zeg: 'Of Ik Mij nog begrijpelijker zou kunnen of willen uitdrukken?! Ja ja, Ik zou het wel kunnen, als Ik het wilde! Maar Ik wil hier niet begrijpelijker zijn en daarom zeg Ik daarover alleen nog maar dit, dat jullie oude gescheurde kleren en oude verweerde zakken zijn, die voor Mijn leer niet meer deugen! Mijn leer zou je je zoete aardse leven afnemen, dat toch jullie hoogste goed is, en voor de verbetering waarvan je alles doet. Waarvoor je zelfs op de sabbat zwaar werk verricht bij het vissen, alleen maar om in je aardse leven een beter en zorgelozer bestaan te hebben en zo mogelijk ook nog wat luxe erbij! De armen zie je echter niet, de zieken niet en de gebrekkigen ook niet, net zo min als de hongerigen en de dorstigen!
[5] Het is nu eenmaal zo, dat degene, die met een volle buik rondloopt, niet in het minst merkt, hoe de arme pijn heeft van de honger en hoe zijn maag brandt! Ook merken jullie, die goed gekleed zijn, geen koude als de winter komt; want je hebt heel veel middelen om de winter aangenamer voor je te maken dan de hete zomer. En als er een half naakte bevend van de kou bij je komt, en zijn nood klaagt en je vraagt om warme kleren, dan ergert je dat, en je geeft hem een nijdig antwoord en zegt: 'Ga weg, jij lui mens! Als je in de zomer gewerkt had, dan zou je in de winter geen nood lijden! Bovendien is het heus zo koud niet, een bedelaar moet niet zo week en kleinzerig zijn!'
[6] Maar de bedelaar zegt: 'Heer, ik heb de hele zomer en herfst gewerkt, maar het loon voor mijn zware werk was niet het duizendste deel van datgene, wat mijn meester uit mijn werk verkreeg; daarom kan mijn werkgever 's winters wel warm gekleed rondlopen, maar wij, zijn slecht betaalde arbeiders, die het geringe loon 's zomers al ruimschoots moesten opeten, lijden nu in de winter, -niet omdat we 's zomers niet gewerkt hebben, maar alleen omdat we te weinig loon kregen. De winst van de heren is de oorzaak van onze nood!'
[7] Kijk, dat is de taal van de bedelaars, buiten beschouwing gelaten dat het mogelijk is dat er zo hier en daar onder de vele bedelaars een paar zondaars zijn die hun armoede verdiend hebben!'
[8] De leerlingen van Johannes zeggen: 'Aha, dat is overdreven! Want zo is het niet! Een trouwe en rechtschapen arbeider heeft nog nooit reden gehad om zich over zijn werkgever te beklagen! Wie werken wil, krijgt winter en zomer werk, verdienste en eten en kleding! Dat men de luilakken de deur wijst, dat vinden wij zoals het hoort'
[9] Ik zeg: ' Jullie wel, daar ben Ik heus wel van overtuigd! Maar Ik niet, dat zeg Ik jullie! En waarom niet, dat zul je direkt horen! - Vertel Mij eens: Wie heeft de zee en de vele goede vis daarin geschapen?' !
[10] De leerlingen van Johannes antwoorden: 'Nou, dat is toch geen vraag! Wie anders dan God alleen had dat gekund?!' - Ik zeg: 'Nu goed, vertel dan eens, of jullie van God een schriftelijk bewijs gekregen hebben, waarin staat dat alleen jullie het recht hebben die goede en dure vis uit de zee te vangen, voor veel geld te verkopen, dan de hele winst in je zakken te steken en nauwelijks een duizendste deel aan je ijverige knechten te geven, die toch vaak met gevaar voor eigen leven alleen het zware werk hebben gedaan!'
[11] De leerlingen van Johannes zeggen: 'Dat is alweer een belachelijk domme vraag! Waar op aarde is er Iemand te vinden, die een door God, gegeven eigendomsbewijs kan laten zien?! God heeft in zijn plaats het staatshoofd aangewezen, en deze schrijft in Gods plaats de eigendomsbewijzen uit; en wie door de staat als bezitter is aangemerkt, die is dat ook wettelijk voor God. Bovendien moet iedere rechthebbende voor zijn duur gekochte recht ook nog ieder jaar allerlei tienden en andere belastingen aan de staat betalen en is daarom dubbel gerechtigd, de nodige winst te maken met zijn bezit!'
[12] Ik zeg: ' Ja, ja, zo is het inderdaad op aarde, maar dat heeft God niet ingesteld, maar de zelf en heerszuchtige mensen hebben dat gedaan! " Die hebben zulke wetten en zo'n regeling getroffen. Maar bij het begin der wereld was het niet zo, toen was heel lang de hele aarde het bezit van iedereen!
[13] Toen echter uit die mensen de kinderen van Kaïn een deel van de aarde in vast en erfelijk bezit hebben genomen en daarvoor wetten en een zelf en heerszuchtige orde hebben gemaakt, toen duurde het dan ook geen duizend jaar meer!
[14] God hield de komende zondvloed niet tegen, waardoor allen verdronken, op een paar na, die behouden werden. En zo zal het weer gaan!
[15] God is weliswaar zeer lankmoedig en heeft veel geduld, maar Hij zal jullie gedoe weldra moe worden; en let dan eens op wie na jullie de bezitter van de aarde wordt!
[16] Dat jullie echter zo redeneren, is wel een heel duidelijk bewijs, dat je geloof en je rechtsleer een oud gescheurd kledingstuk is, dat geen nieuwe lap verdragen kan, en het is ook net als een oude zak, waarin men geen jonge wijn meer kan doen! Want jullie zijn allen zonder uitzondering slechte en zelfzuchtige mensen! Begrijp je Mij nu?!'
«« 124 / 242 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.