De bestraffing van de Farizeeën.

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)

«« 150 / 242 »»
[1] Deze woorden kalmeerden de leerlingen, en de Farizeeën en al de aartsjoden begonnen te vragen wat ze dan wel gezien hadden, en hoe dat zo zichtbaar angstaanjagend kon zijn.
[2] De ondervraagden gaven echter allemaal dezelfde beschrijving van wat ze gezien hadden. Daar keken de Farizeeën raar van op en ze begonnen onder elkaar vragen te stellen en zeiden; 'Hoe kan dat, hoe is het mogelijk dat ze allemaal op hetzelfde ogenblik hetzelfde visioen hebben gehad? Hoe kan een magiër alleen bij een paar mensen een visioen te weeg brengen en de anderen er buiten laten? Waarom zagen alleen zijn volgelingen iets, en waarom zagen wij niets? Nu zijn wij, getrouwe volgers van Mozes, door hem, die toch ook Jood wil zijn, verdoemd -en hoe! , zoals blijkt uit de beschrijving van het visioen. Maar van zijn kant bezien zou het toch veel raadzamer geweest zijn als hij ons het visioen had laten zien, zodat we daarna uit angst zijn leerlingen zouden zijn geworden. Maar hij is slim en laat ons zo'n spektakel niet zien; want hij is bang dat wij het direct zouden herkennen en het dan bij de juiste naam zouden noemen, en daardoor misschien vele van zijn aanhangers de ogen zouden openen zodat deze dan zouden zien wie hun beroemde meester was! We moeten tegen deze steeds gevaarlijker wordende mens strengere maatregelen treffen, anders groeit hij ons heel snel boven het hoofd, en dan komen de Romeinen en bezorgen ons allen een onprettige dood!'
[3] Ik zeg met verheffing van stem tegen hen; 'Daar zijn jullie allang rijp voor, en één woord van Mij aan de overste zou al voldoende zijn om jullie van de een op de andere dag met duizenden aan de schandpalen te zien hangen! Denken jullie, dat Ik niets afweet van jullie heel geheime Intriges tegen keizer Tiberius? O volstrekt niet! Ik weet de dag, het uur en het afgesproken teken voor heel Judéa, voor Galiléa en voor Jeruzalem binnen haar, muren! Maar Ik wil je wel vertellen, dat dat verwonderlijk slecht voor Jullie zal aflopen, en de landvoogd Pontius Pilatus, die met harde hand regeert, zal jullie dan voor de muren van de stad Jeruzalem het loon voor je moeite geven, en Herodes zal het niet makkelijk hebben om weer in de gunst van de landvoogd te komen!
[4] Als jullie dus in je overgrote blindheid en kwaadaardigheid tot steeds hardere maatregelen tegen Mij en Mijn leerlingen overgaat, dan weet Ik wel wat Ik voordien nog tegen jullie zal ondernemen!
[5] Johannes noemde jullie 'slangengebroed' en 'opgefokte adders'! Ik heb jullie nog nooit zo genoemd; maar nu noem ik jullie ook zo en geef je te verstaan, dat je hier moet verdwijnen, anders Iaat Ik beren uit de wouden komen en laat met jullie dat gebeuren, wat ten tijde van Eliza gebeurde met de ondeugende knapen die deze profeet bespotten! Want voor jullie is nu wel ieder glimpje medelijden uit Mijn hart verdwenen.
[6] Als jullie Mij hoe dan ook belasterd zouden hebben dan zou Ik het jullie vergeven. Maar jullie zijn hoogmoedig geworden en hebt je bewapend tegen Mijn geest, die liefde heet en eeuwig Mijn Vader is en deze zonde zal je niet vergeven worden, niet hier en nog minder in het hiernamaals! Verdwijn dus, zodat Ik die paar dagen hier bij Mijn vriend Kisjonah zonder verdere storing kan doorbrengen!'
[7] Een Farizeeër zegt: 'We mogen je niet uit het oog verliezen, want we zijn daarvoor door onze overste over je aangesteld!'
[8] Ik zeg: ' Ja, jullie houden toezicht op Mij, zoals wolven op een schaapskudde. Als je echter bij je voornemen blijft, laat Ik direct beren uit de bergen komen en zal hen aanstellen als jullie opzichters en tuchtmeesters!'
[9] Op dit moment klinkt er vanaf het nabijgelegen gebergte een luid gebrul van veel beren. Bij het horen daarvan zoeken de Farizeeën en aartsjoden snel hun toevlucht aan zee, klimmen daar haastig in vissersboten en duwen ze van de oever. Maar een harde wind drijft ze weer naar de oever, waar zich hier en daar een paar beren vertonen. Wel twee uur vechten ze tegen de wind, die hen iedere keer hardnekkig weer tegen de oever duwt zo dikwijls ze bij het wegvallen van de wind een paar vadem daar vandaan zijn gekomen. Na twee uur vertwijfeld vechten met de wind en de zee komt er tenslotte een groter schip; dat neemt de bijna vertwijfelde en haast van vermoeidheid omvallende mensen op en vaart met hen weg onder een zware storm, waardoor het schip bijna ieder ogenblik dreigt te vergaan. Zo worden ze een hele dag en een hele nacht gepijnigd en ze bereiken pas tegen de middag van de volgende dag de oever in de buurt van Kapérnaum.
[10] Daar worden ze door de leiders van de Farizeeën heel naarstig ondervraagd over wat ze allemaal gezien, gehoord en beleefd hebben. Maar zij houden hun mond en durven niet te praten; want ze hadden veelontzag voor Mij gekregen en waagden voorlopig niets tegen Mij te ondernemen.
«« 150 / 242 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.