[2] Daarom blijft nu alleen nog een korte uiteenzetting over van de geestelijke betekenis van de tempelreiniging, en deze is de volgende:
[3] De tempel stelt de mens voor in zijn natuurlijke wereldse omgeving. Net als in de tempel bevindt zich in de mens een allerheiligste. Zoals dat allerheiligste maakt dat de rest van de tempel geheiligd en zuiver gehouden moet worden, zo moet bij de mens het geheel geheiligd en zuiver zijn, wil het allerheiligste in hem niet ontheiligd worden.
[4] Het allerheiligste van de tempel bevindt zich achter een dik voorhangsel, en het mag slechts op bepaalde tijden alleen door een hogepriester betreden worden. Maar noch de voorhang, noch het maar zelden geoorloofde bezoek behoeden het allerheiligste voor ontheiliging; want als iemand met zijn lichaam zondigt, verontreinigt hij niet alleen zijn lichaam, maar ook zijn ziel en daardoor ook zijn geest, die in ieder mens het innerlijke en allerheiligste symboliseert en dat ook in werkelijkheid is. Dit allerheiligste in de mens is, net als in de tempel, verborgen achter een dikke voorhang, en alleen de liefde tot God, die de ware hogepriester van God in iedere mens is, kan straffeloos de voorhang optillen en in dit allerheiligste komen. Als echter deze unieke hogepriester in de mens, zelf onrein wordt, omdat hij te veel waarde hecht aan onreine wereldse dingen en zich daarmee vereenzelvigt, hoe kan dan het allerheiligste heilig blijven bij een bezoek van zo'n onreine hogepriester?
[5] Als op deze manier zowel in de tempel als in de mens alles onrein geworden is, dan is reiniging door de mens niet meer mogelijk. Want als de bezem zelf vol vuil en viezigheid zit, hoe kun je hem dan gebruiken voor het schoonmaken van een vertrek?! In zo'n geval moet Ik dan jammer genoeg Zelf ingrijpen en met geweld de tempel reinigen, en wel door middel van allerlei pijnlijke ingrepen, zoals allerlei soorten ziektes en andere ogenschijnlijk onprettige voorvallen, die allemaal ten doel hebben de tempel te reinigen.
[6] 'Verkopers' en 'kopers' verpersoonlijken de lage onreine hartstochten van de mens; het ten verkoop aangeboden vee duidt op de onderste trede van de dierlijke zinnelijkheid en tevens op de daardoor opgeroepen grote domheid en blindheid van de ziel, wiens liefde gelijk is aan die van een os, die zelfs niets weet van de zinnelijke voortplantings - en geslachtelijke liefde, maar die alleen maar de grofste poliepachtige liefde beleeft aan het vreten, en wiens begrip gelijk is aan het bekende vermogen tot begrijpen, dat schapen hebben!
[7] Wat betekenen dan vervolgens de wisselaars en hun geldzaken? -Deze duiden in de mens op alles, wat er naar buiten komt uit de al geheel dierlijk geworden eigenliefde van de mens; want het dier houdt alleen van zichzelf en een wolf vreet, als hij honger heeft, zijn soortgenoten op. Deze 'wisselaars' ofwel deze dierlijke eigenliefde moet, zoals beschreven, ook met veel pijnlijk geweld uit de mens verdreven worden, en alles wat deze liefde in leven houdt moet omvergegooid en verstrooid worden!
[8] Ja, waarom dan niet geheel vernietigd? -Omdat ook deze liefde haar vrijheid moet behouden; want het edele zaad of de tarwekorrel zal het best opkomen in een akker, die goed bemest is met dierlijk afval, en zal daar een rijke oogst geven. Zou men echter de mest weghalen van de akker om deze zo geheel van afval te zuiveren, dan zou daardoor de edele tarwekorrel maar slecht groeien en zeker een hele slechte oogst opleveren.
[9] Het afval, dat aanvankelijk hoopsgewijs op de akker wordt gestort, moet uit elkaar gehaald en uitgestrooid worden en is dan nuttig voor de akker; zou men het echter op grote hopen bijeen laten, dan zou het waar het ligt alles verstikken en voor de andere delen van de akker geen nut hebben.
[10] Dit is de diepere gedachte in de evangelische tempelreinigings geschiedenis, waarom Ik het geld en de wisselaars alleen maar verstrooid en niet totaal vernietigd heb, wat Ik ook heel makkelijk had kunnen doen.
[11] Wat is dan de betekenis van de duivenverkopers in het binnenste van de tempel, die ook naar buiten en naar hun oude oorspronkelijke plaatsen terug moeten?
[12] Dit slaat op de uiterlijke deugden, zoals die te vinden zijn in allerlei ceremoniën, fatsoen, hoffelijkheid, complimenteusheid, enz., die betrekking hebben op de puur wereldse omgangsvormen en die de blindheid van de mensen verheffen tot een innerlijke levensvervulling, en waarin men probeert het echte leven van de mens te laten wortelen.
[13] De duif is een dier, dat in de lucht thuis hoort, en dit dier werd in het Oosten vaak als postduif gebruikt, vooral in liefdeszaken. Bij de oude Egyptenaren was de duif in het hiëroglyphenschrift reeds het teken voor tedere en sierlijke conversatie en ook in de tempel gebruikte men deze als het teken voor de uitwisseling van zulke gedachten. Het was ook een gebruikelijk en zoals hierboven aangegeven zinnebeeldig offerdier, dat meestal door jonge echtelieden bij de geboorte van het eerste kind geofferd werd als een teken, dat het nu afgelopen was met al die uiterlijke boodschapjes, complimentjes en ceremoniële versierinkjes, en dat ze nu de ware, innerlijke, leven gevende liefde beleefden.
[14] Volgens de ordening der dingen behoort het buitenste aan de buitenkant; de bast mag zich nooit in het merg van een boom bevinden, omdat hij op zichzelf iets doods is, maar alles wat tot de bast behoort moet in de bast zitten. De bast is van groot nut voor de boom, als hij zich in de juiste hoeveelheid op zijn eigen plaats bevindt. Als iemand echter eerst het merg uit de boom haalt en daarna de bast ervoor in de plaats brengt, dan zal de boom verdorren en sterven.
[15] En daarom worden de duivenverkopers verwezen naar de plaats waar ze thuishoren, ten teken dat de mensen alle uiterlijke deugden niet tot iets geestelijks moeten verheffen, waardoor de edele mens verlaagd wordt tot een sprekende pop. Parallel daaraan moeten in ruimere zin alle uiterlijkheden, en in engere zin al de voorvechters van deze uiterlijkheden, die hun waren tot innerlijke levensbehoeften trachten te verheffen, door Mij, op een wat vriendelijker manier, uit en naar hun juiste plaats worden gestuurd.
[16] Dit is dan de geestelijke betekenis van de tempelreiniging, en uit deze juiste en passende gelijkenis tussen de mens en de tempel, is goed te zien, dat een mens dit nooit zo uit had kunnen leggen, maar dat God dit alleen kan, want Hij is de eeuwige wijsheid, Die alles ziet en kent.
[17] Waarom blijft de Heer na deze schoonmaak niet in de tempel?
[18] Omdat Hij alleen weet hoe het innerlijk van de mens moet zijn, wil Hij daar blijvend kunnen wonen. Ook moet na zo'n reiniging de mens zijn vrijheid behouden, omdat hij anders een ledepop zou worden.
[19] Daarom mag de Heer zich nog niet toevertrouwen aan zo'n met geweld gereinigd mens, want Hij alleen weet wat nodig is voor een volledige vernieuwing van de innerlijke mens. Daarom gaat de reiniger weer uit de tempel en komt alleen maar, alsof het toevallig gebeurt, van buiten af naar het innerlijk van de mens. Hij gaat niet in op de eisen van de mens, dat Hij bij en in hem zou moeten blijven en hem zou moeten ondersteunen in de traagheid, integendeel, de mens moet geheel zelfstandig worden en daardoor een volmaakt mens worden, zoals dat in het derde hoofdstuk van het bijbelse evangelie van Johannes wat van meer dichtbij getoond wordt.
«« 16 / 242 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.