[2] Maar de oude Tobias zei: 'O doe maar met ons wat je van plan bent, nu wij een doorn in je oog zijn geworden! De drie engelen, die hier nog zijn, zullen jullie voor je prijzenswaardige moeite ook een prijzenswaardig loon in de hel toebedelen, en de duivels zullen de naad van je mantels wel verder openscheuren!'
[3] Toen Tobias zo energiek tegen zijn woedende collega's had gesproken had en deze stenen begonnen te zoeken, kwamen de drie engelen de hut binnen, en hun gezichten lichtten als de zon.
[4] Bij het zien daarvan werden de weerspannigen erg bang, en ze vielen op hun aangezicht en smeekten huilend van angst de drie om vergeving.
[5] Maar deze zeiden: ' Als jullie de vijanden zijn van degenen, die door Gods geest bewogen worden, -wie zijn dan jullie vrienden? Wij zeggen jullie openlijk: Dat zijn de duivels! Bekeer je daarom, anders krijg je te maken met de macht van de Allerhoogste!'
[6] De van doodsangst bevenden huilen: 'Wat moeten we doen?' Daarop zeggen de drie: ' Deemoedig zijn en de ware, enige Zoon van God geloven, Wiens ziel één is met de Vader! Want de Vader is in Hem en niet buiten Hem!' -Na die woorden verdwijnen de drie engelen, en de Farizeeën richten zich weer op en zien geheel af van hun bijzonder slechte voornemen.
[7] Tobias vraagt hen nu: 'Nu, hoe staat het er mee, wat willen jullie doen? Waar zijn de vervloekte stenen? Waarom vergrepen jullie je nu niet aan die drie, die je voorheen nog aanzag voor de vermomde drie magiërs uit Perzië?'
[8] De vreselijk ontstelden antwoorden: ' Je weet toch, dat we de geboden van Mozes moeten houden, waarop we bij de hemel en bij de tempel hebben gezworen! Als nu deze Jezus overal het tegenovergestelde leert en doet, dan kunnen we toch niet zo maar onze eed omruilen voor deze bijna geheel anti-mozaïsche leer? Maar we zullen nadenken en zien, wat er aan te doen is! Nu zeggen we niet ja en ook niet nee; want er staat geschreven, dat er uit Galiléa nooit een profeet zal opstaan! En daarom is deze geschiedenis, hoe wonderbaarlijk ze ook op haar unieke manier is, toch altijd gekoppeld aan veel dingen die tot nadenken stemmen!'
[9] Tobias zegt: 'Het is wel zo, dat uit Galiléa geen profeet zal voortkomen; maar ik vraag of er ook geschreven staat, dat de Messias niet uit Galiléa zal voortkomen! Daarvan staat volgens mij nergens iets! En met betrekking tot de komende Messias is er ook nergens een plaats speciaal genoemd, waar Hij zal opstaan! Als volgens de Schrift Galilea in ieder geval geen profeten zal leveren, dan kan het toch heel goed de Messias leveren! Want tussen een profeet en de Messias zal toch wel een oneindig verschil bestaan?!' De ontstelden antwoorden: 'Je hebt gelijk; daarom zullen we er diep over nadenken. ,
[10] Dan zegt een andere Farizeeër op de achtergrond, die gedurende de gehele lange verhandeling heel rustig had geluisterd, zonder intussen de een of andere mening naar voren gebracht te hebben: 'Vrienden en broeders! Om deze wonderbare geschiedenis te begrijpen, moet je nuchter en uitgeslapen zijn; wij zijn echter allemaal meer of minder dronken van de avondmaaltijd en daarbij hebben we veel slaap! Hoe kunnen en willen we dan zo over zo'n wonderbare en tevens belangrijke en ernstige zaak een deugdelijk oordeel uitspreken?
[11] Ik vind daarom dat we beter wat kunnen gaan slapen en morgen de verdere en zeker meer verstandige verhandeling voort kunnen zetten! Want het lijkt me toe, dat het toch ook al begint te schemeren, en de morgen zal dus wel niet lang meer op zich laten wachten; verder moeten we de sabbat toch minstens in de passende rust tegemoet treden en niet in een woordenstrijd over onze meningen en opvattingen!
[12] Ik geloof dat de grote groep van de aanhangers van Jezus zich al begint te roeren! We willen of moeten ze observeren, -maar hoe, als we er te slaperig voor zijn en zij misschien eerder weggaan, dan dat wij wakker zullen worden, als we nu genoodzaakt zijn wat te slapen?!'
[13] Een ander valt hem in de rede en zegt: 'Dat is gemakkelijk te verhelpen, we plaatsen een wacht!' Dan zegt de ander: 'Wie? Jij soms of iemand anders die net als jij omvalt van de slaap en als wacht net zo goed in slaap zal vallen als wij beiden?!'
[14] Een derde zegt: 'Van dat slapen zal zeker niets meer komen; want de anderen beginnen zich al klaar te maken voor het vertrek; daarom zal er voor ons wel niets anders overblijven dan hun voorbeeld te volgen. Want de weg naar de vlakte is lang en voor het opgaan van de zon zullen we nog lang niet in het dorp zijn!'
[15] Een vierde zegt: 'Wel, nu is Meester Jezus ook voor de hut en maakt aanstalten om te vertrekken; er blijft ons dus wel niets anders over dan ook zo vlug mogelijk op te breken?'
[16] Dan zegt de eerste: 'Daar heb je het nou! Ik heb het wel gedacht. Dat zal me een mooie reis worden -zonder slaap en ook nog helemaal dronken van het avondmaal van gisteren!'
[17] Een aantal zegt nu: 'Wel, het kan nu eenmaal niet anders! Degenen, die gerust hebben zullen zeker niet op ons wachten! Opstaan dus maar! Slapen doen we dan wel beneden in het dorp.' Nu staan allen op en gaan snel naar buiten.
[18] Als de Farizeeën allemaal al klaar staan voor vertrek, maar Ik nog niet direkt aanstalten maak voor de afdaling in het dal, wordt het grootste deelontstemd en vraagt aan Mij of Ik dan nog niet ga vertrekken.
[19] Maar Ik zeg hen: 'Ik ben Heer en doe wat Ik wil, en niemand hoeft Mij te vragen: 'Waarom moet dat zo?' Als dat wat Ik voor Mij en de Mijnen wil echter voor iemand niet prettig is, Iaat die dan doen wat hij wil; want Ik houd niemand vast! Als iemand wil gaan, -nu, dan gaat hij! Wil iemand echter wachten, -nu, dan wacht hij maar geduldig! Voor zonsopgang zal Ik niet verder gaan en eerst gebruik Ik nog een morgenmaal; want de weg is ver en vermoeiend.'
[20] De Farizeeën zeggen: 'Kunnen we dan nog een poosje gaan rusten?' Ik antwoord: 'Beslist wel! Want de aarde heeft het licht van jullie ogen niet nodig bij zonsopgang, maar wel het licht van Mijn ogen, opdat het licht worde in de diepte!'
[21] De Farizeeën zeggen dan onder elkaar: 'Laat dat degene begrijpen, die dat kan en wil; maar wij begrijpen het niet!'
[22] De oude Tobias zegt: 'Ik begrijp het wel en blijf daarom ook hier buiten; misschien wordt het in mijn diepte dan ook licht.'
[23] Waarop de anderen zeggen: 'Oude rare man, doe maar wat je wilt; maar wij gaan weer in de hut en slapen nog een poosje.' Na die woorden gaan ze allemaal vlug de hut in en gaan daar liggen om te slapen.
[24] Tobias gaat heel eerbiedig naar Mij toe en wil Mij alles vertellen, wat gedurende de nacht in zijn hut gebeurd was. Ik troost hem echter en zeg: 'Ik weet overal van! Als Ik het niet had geweten, hoe had Ik je dan op het juiste moment hulp kunnen zenden?! Laat het daarom maar rusten! Want wie zich voortijdig tegen Mij verheft, die zal de verzenen hard tegen de prikkels slaan! Wees dus maar niet bang! Want zulke onaangename dingen zullen je voortaan niet meer overkomen!
[25] Maar laten we nu wat hogerop gaan, daar op die oostelijke heuvel; van daar uit zullen we de pracht van een zeer mooie zonsopgang te zien krijgen; en dat versterkt zowel de ziel als de ledematen en verwarmt het hart en de nieren.
[26] Na deze korte toespraak begeeft alles zich nu met Mij naar de top van de alpenheuvel en wacht verlangend op de zonsopgang, die ook niet meer zo lang op zich liet wachten.
«« 173 / 242 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.