Sabbatsheiliging.

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)

«« 175 / 242 »»
[1] We gaan nu snel naar beneden, en Kisjonah komt Mij al vlug tegemoet om Mij en alle leerlingen uit te nodigen voor de morgenmaaltijd, maar tevens verontschuldigt hij zich dat de tafels wat soberder voorzien zijn dan anders, want de voorraden waren op en hij had ze niet aan laten vullen omdat hij wist dat Ik vandaag -op de sabbat -weer bergafwaarts naar het dal zou gaan. Als het morgenmaal daardoor iets minder zou zijn dan anders, dan kwam dat niet omdat hij dat zo gewild had, maar omdat hij, geheel buiten zijn schuld, niet bij machte was om daar iets aan te veranderen!
[2] Ik stel hem gerust en zeg: 'Wees maar gerust en maak je daarover geen zorgen! Zo is het heel goed en juist, en het gaat zoals Ik het wil; - overigens moet Ik je als Mijn beste broeder en vriend er op wijzen, dat je je gedurende deze paar dagen toch wat te veel ingespannen hebt.
[3] Ten opzichte van de onuitgenodigde gasten, de grote groep Farizeeën, zou je beslist niet gezondigd hebben als je ze niet had uitgenodigd; want die hebben zeer veel goud en zilver, en als ze hier wilden zijn, dan hadden ze zich zelf best kunnen verzorgen! Maar het was zeker ook geen zonde van je, dat je ze kosteloos verzorgd hebt. Als je ze echter een rekening wilt presenteren dan zal Ik dat niet afkeuren. De oude Tobias hoort echter bij Mij.'
[4] Kisjonah zegt: 'Ik zal dat ook doen; er zijn genoeg armen, - dat gelag zal hen ten goede komen! Maar wees nu zo goed, o Heer, om het wat karige maal met Uw leerlingen te gebruiken; de Farizeeën slapen nog in de grote slaaphut en ik wilde graag zonder hen eten!'
[5] Ik zeg: 'Doe dat niet! Wek ze en nodig ze uit voor de maaltijd! Ik zal vandaag met al de Mijnen vasten tot de middag; beneden zullen we dan pas een echte maaltijd gebruiken.'
[6] Kisjonah doet dadelijk wat Ik tegen hem zei, hoewel het hem wel wat tegen de borst stuit. De Farizeeën en hun genoten komen vlug van hun slaapplaatsen en haasten zich naar het morgenmaal, dat ze ondanks de sabbat heel haastig opeten; want ze zijn bang dat de zon, die weliswaar allang is opgegaan maar nog niet de hut bereikt heeft omdat deze naar het westen vlak bij een hoge rotswand is gebouwd, toch heel gauw de hut zou kunnen bereiken, en dan mochten ze pas weer eten na de ondergang van de zon, of in de tempel te Jeruzalem tijdens het breken van de toonbroden.
[7] Kisjonah vestigt er Mijn aandacht op en zegt: ' Je kunt eigenlijk wel lachen om dat gedoe; bij hen begint de sabbat pas op het moment dat de zonnestraal het punt beschijnt waar zij zich bevinden! Zoals U nu al een paar maal hebt gezien, o Heer, komt de zon pas tegen de middag bij deze hut, en deze ogendienaars zouden dus pas na een halve dag met de sabbat beginnen en deze gaan vieren. Zulke kerels zul je ergens anders op de goede aarde toch nauwelijks vinden!'
[8] Ik zeg: 'Laat ze maar; heel vlug zullen er zich verscheidene gelegenheden voordoen, en wel nog voordat we helemaal beneden zijn, waarbij we hen hun sabbat onder de neus kunnen wrijven. Maar dit betekent nog niets als je weet hoe slim ze hun sabbat ontduiken als ze dat willen en de sabbat in hun synagoge hen geen rijke oogst voorspelt: -dan doen ze ramen en deuren dicht, zodat de zon haar licht niet kwijt kan in de vertrekken van zulke ogendienaars, en op die plaats en op dat ogenblik is er dan geen sabbat in het huis! Ook een dag zonder zon geldt niet als een hele sabbat tenzij ze in hun synagoge hun zevenarmige kandelaar aansteken, maar zoiets kost natuurlijk altijd een rijkelijk offer! Daarom hebben ze dan ook altijd liever een sombere sabbat dan een vrolijke zoals vandaag.
[9] Maar zoals Ik al zei, vandaag komt er nog wel een gelegenheid, waarbij we dat onder de aandacht kunnen brengen. Maar nu gaan we op weg, want het zal vandaag erg warm worden, en in de grote hitte is het niet aangenaam om te reizen.
[10] Nu breken we ook meteen op en dalen in snelle pas de berg af het dal in, en de Farizeeën hijgen achter ons aan en ergeren zich over onze vlugge stappen. Een roept er ons zelfs na en zegt: 'Waarom lopen jullie toch zo onzinnig hard? Hebben jullie boven soms iets gestolen?!'
[11] Matthéus, de apostel, Iaat dat niet op zich zitten en antwoordt: 'Wij lopen met onze eigen voeten, net als jullie met die van jullie, en we gaan daarom zo goed en zo vlug we zelf willen, waarvoor we jullie toch hopelijk geen rekenschap behoeven af te leggen; ook hebben we vooraf met jullie geen bindende afspraak gemaakt hoe vlug we voor jullie uit zullen gaan! Houdt dus je mond en ga je eigen weg zoals je kunt en wilt! Wij maken ons niet druk over jullie; waarom maak je je dan bezorgd over ons?!'
[12] Dan zegt een Farizeeër, die daardoor al erg kwaad is geworden: 'Wat loop je toch te kletsen, domme tollenaar; weet je dan niet dat het vandaag sabbat is, waarop niemand behoort te twisten?!'
[13] Daarop antwoordt Matthéus: 'Geldt de sabbat dan alleen maar voor mij en niet voor jullie?! Wie begon er te twisten?! Er staat toch nergens geschreven dat je op de sabbat niet vlug mag lopen; daarentegen verlangen jullie zelfs dat men niet teveel moet treuzelen op de sabbat bij het gaan naar de synagoge, en dus overtreden wij zelfs jullie wet niet als wij vandaag op de sabbat wat sneller gaan dan op een andere dag. Beneden in het dorp staat een kleine synagoge waar wij, als wij vlug genoeg lopen, beslist nog op tijd kunnen komen; wat verlang je dan nog meer van ons?!'
[14] De Farizeeën zeggen: ' Ja, daar hoor jij toch niet bij, die zich naar de synagoge en de scholen haasten! Het is toch belachelijk als een tollenaar over een synagoge praat! We zullen jou niet kennen?! Je bent meer een heiden dan een geboren Griek en toch praat je over ijver voor de synagoge, zwarte boosdoener?!'
[15] Matthéus zegt: 'Het wordt nu toch wel tijd dat je je tong beteugelt, anders veroorloven wij ons om met knuppels op jullie ruggen de sabbat te breken! Moet je die eeuwige dagdieven zien en wat ze zich met ons durven te veroorloven! Nog één beledigend woord en ik vergeet de sabbat en mijn menselijkheid en pak jullie als een beer aan!' Na dit dreigement zeggen de Farizeeën weliswaar niets meer, maar inwendig zijn ze woest.
«« 175 / 242 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.