[2] Het hemelrijk is ook als een mens die goed zaad op zijn akker zaaide. (Matth.13:24) Maar toen zijn knechten sliepen, kwam de vijand van de landman en zaaide slecht onkruid tussen de tarwe, dat daarna gelijk met de tarwe opkwam. (Matth.13:25) Waar nu de tarwe met de vrucht, die zij geeft, opgroeide, daar stond ook het slechte onkruid. (Matth. 13:26)
[3] Toen de knechten dat merkten, gingen ze naar de heer des huizes en zeiden: 'Heer, u heeft toch goed zaad op uw akker gezaaid? Hoe komt dan al dat onkruid er op?!' (Matth. 13:27)
[4] De heer des huizes antwoordde echter: 'Dat heeft mijn vijand mij aangedaan!' Toen zeiden de knechten: 'Heer, als u dat wilt, dan gaan we het uitwieden!?' (Matth.13:28) Waarop de heer zei: 'Laat dat, opdat je niet bij het wieden van het onkruid ook de goede tarwe vertrapt en mee uittrekt! (Matth.13:29) Laat het gezamenlijk opgroeien tot aan de oogst! Als het oogsttijd is zal ik tegen de maaiers zeggen: Verzamel eerst het onkruid in bossen en breng het van de akker naar een plaats waar men het verbranden zal; en breng de zuivere tarwe vervolgens in mijn schuren!' (Matth.13:30) Kijk, dat is een goed beeld van het hemelrijk! Maar lulster verder naar Mij! Ik wil jullie nog meer van deze beelden geven, die allemaal een heel precieze weergave zijn van het Godsrijk. Luister daarom verder naar Mij!
[5] Het hemelrijk lijkt op een mosterdzaadje, dat een mens nam en op zijn akker zaaide. (Matth.13:31) Zoals bekend is dit zaad een van de kleinste onder alle zaden; maar als het opgroeit, is het groter dan de kool en tenslotte wordt het een echte boom, zodat de vogels er op af komen en tussen zijn takken nestelen.' (Matth.13:32)
[6] Daarop zagen de leerlingen elkaar met grote ogen aan en zeiden: 'Wat krijgen we nu? Wie begrijpt dat? Nu lijkt het hemelrijk zelfs al op een mosterdkool!'
[7] Maar Ik zeg: 'Verwonder je niet daarover, maar luister verder naar Mij! Ik geef je nog een ander beeld van het Godsrijk:
[8] Het hemelrijk is ook als een zuurdeeg dat een vrouw nam en door drie schepels tarwemeel mengde, net zolang tot het hele meel gezuurd was.' (Matth.13:33)
[9] Alweer zagen alle leerlingen inclusief de pientere twaalf apostelen, elkaar heel verbaasd aan en zeiden tegen elkaar: 'Wie kan dat in zich opnemen en begrijpen? Of houdt hij het volk vanwege de Farizeeën voor de mal? Het is echt niet te begrijpen waarom Hij nu opeens met zulke duistere beelden aankomt!'
[10] Maar Ahab, die erg goed op de hoogte was met de schrift, hoorde het gesprek van de leerlingen en zei tegen hen: 'Als Hij datgene is, wat ik nu vast geloof dat Hij beslist moet zijn, dan zou, omdat Hij nu steeds door en niet zonder gelijkenissen spreekt (Matth. 13:34), datgene wat Jesaja over de komende Messias voorspeld heeft op Hem betrekking kunnen hebben, namelijk toen hij zei: 'Ik zal spreken in gelijkenissen en zal vertellen, wat vanaf het begin der wereld voor alle mensen een geheim was!' (Matth. 13:35)
[11] Zie, zo sprak eens de grote profeet, en zo zong ook eenmaal David in zijn acht en zeventigste psalm in het tweede vers, en naast heel veel andere dingen slaat dat juist op Hem, en dan vragen jullie nog: Waarom zó, en wat betekent dat?', terwijl je toch al een behoorlijk lange tijd met Hem optrekt?! Als het noodzakelijk is dan zal Hij ons deze gelijkenissen wel uitleggen, en als het niet nodig is, -nu, dan mogen we ons allen wel heel gelukkig prijzen, dat wij nu zien en horen mogen, wat alle aartsvaders graag gezien en gehoord zouden hebben!'
[12] Na deze ingelaste toespraak van Ahab zijn alle leerlingen weer gerustgesteld; maar het volk vraagt Mij, omdat Ik tijdens de rede van Ahab zweeg, of Ik nog meer van die onbegrijpelijke taal zou spreken, of dat zij, die in afwachting van een goede les, die echter niet gekomen was, aan de oever zaten, maar weer naar hun bezigheden zouden terugkeren!
[13] Maar Ik zei: 'Ga naar huis; want voor jullie heb Ik Mijn mond niet opengedaan, omdat Ik wel wist hoe dom jullie harten zijn! Daarom zullen eenmaal ook jullie kinderen je meesters en rechters zijn!' Daarop ging al het volk snel weg van de oever en iedereen ging naar huis.
[14] De Farizeeën echter niet, zij klommen, toen ze zagen dat Kisjonah zijn schip begon vlot te trekken, ook meteen in hun klaarliggende schip en kozen vóór ons zee. Maar Ik wilde heimelijk, dat een krachtige wind hen zou voortdrijven. En zie, meteen dreef een krachtige wind hun schip hard voor zich uit en schuimende golven sloegen zo nu en dan over het dek.
«« 192 / 242 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.