[2] Petrus kijkt onderzoekend naar het met stormachtige hoge golven bedekte oppervlak van de zee en ziet maar al te gauw verscheidene scheepswrakken en een wat minder beschadigd heel schip, die allemaal, schip en wrakken, door de machtige golven als kaf door elkaar gegooid worden; ook ziet hij een paar mensen, die, zich vastklemmend aan losse wrakstukken, met hun laatste krachten proberen aan de oever te komen, en door de opeenvolgende golven voortdurend bedolven en bij tijden omhoog geslingerd worden.
[3] Terwijl Petrus een poosje naar deze taferelen kijkt, zegt hij tegen Mij: 'Heer, vergeef het mij; maar U weet dat ik nog steeds een zondig mens ben en U daarom met een echte oerdomme vraag lastig heb gevallen; maar nu is mij alles duidelijk! De slechte Farizeeën uit Jesaïra hebben in Jeruzalem hulp gehaald; tien schepen met Romeinse soldaten werden uitgerust om ons hier gevangen te nemen. Zij moesten over het water hierheen komen, omdat ze moeilijk over land hier naar Kis (dit is de naam van de plaats, die geheel aan Kisjonah toebehoorde) konden komen, en nu hebben ze voor hun moeite het welverdiende loon gekregen! Zij zullen ons wel niets meer doen, en zoals ik aan de richting van de golven zie, zullen de schepen die schipbreuk hebben geleden, met de wrakken naar Sibarah drijven waar veel rotsen zijn, waar het bij deze nooit gehoorde en nooit geziene woedende storm voor iemand heel moeilijk zal zijn het er levend af te brengen! Oh, dat is buitengewoon goed dat deze slechte overspelige soort eens in zo'n oordeel terechtgekomen is! Dit voorval zou er wel eens veel toe kunnen bijdragen de Farizeeën alle verdere moed te ontnemen om tegen U op te staan!'
[4] Ik zeg: 'De satan Iaat zich duizendmaal duizend keer op de mond slaan, maar blijft na duizendmaal duizend slagen toch altijd dezelfde, allergrootste vijand van God en van al het goede en ware, dat afkomstig is van de geest van God. Degenen die nu dood op zee ronddrijven, zullen ons wel niets meer doen; maar voor hen staan er weer anderen op en die zullen het voor ons noodzakelijk maken om rn de steden van de Grieken de wijk te nemen, en tot dat moment zullen er echt niet zo veel weken voorbij gaan!'
[5] Petrus zegt: 'Heer zullen we zolang wij hier zijn, wel rust hebben?'
[6] Ja, ja, dat zeker', zeg Ik, 'maar er wonen op aarde nog veel mensen en volkeren, die het evangelie net zo nodig hebben als jullie, en zij zijn geschapen door de Vader, Die ook jullie geschapen heeft! Ondanks alle vervolgingen die ons nog wachten, moeten wij naar hen toe gaan en het goede bericht uit de hemel brengen! Zij zullen ons weliswaar ook vervolgen; maar in de loop der tijd zich toch bekeren en als lammeren in onze schapenstal hun intrek nemen!
[7] Wij zijn goed, en de wereld is slecht; dus kunnen we van haar ook niets goeds verwachten -behalve zo hier en daar een zoete aardbei tussen het overheersende onkruid! Maar kijk, de storm gaat zo zoetjes aan liggen, en alle gevaar is voor deze keer voorbij!'
[8] Dan zeg Ik tegen Baram: 'Vriend, de storm gaat liggen; de middag is met de storm voorbij gegaan, laten we dus het middagmaal gebruiken opdat we sterk genoeg zijn voor het werk van vanmiddag.'
[9] Het lijkt Mij niet noodzakelijk om het middagmaal verder te beschrijven, en de uitwerking van de voorgaande grote storm nog meer te belichten, vooral wat betreft de tien schepen; het is voldoende te weten, dat er van de duizend mensen, die op de schepen waren, maar vijf overleefden; alle anderen werden een prooi van de zee, en op de klippen van Sibarah vond men nog na jaar en dag vergane en door de vissen afgeknaagde geraamtes en tevens een massa van allerlei Romeinse wapens en kettingen, die voor Mij en Mijn leerlingen bestemd waren.
[10] Het behoeft wel nauwelijks nader vermeld te worden dat deze storm zowel bij de Farizeeën als bij de Romeinen, vooral in Kapérnaum en in Nazareth, een zeer deemoedigende uitwerking had; en Ik had een paar weken rust met degenen die bij Mij waren.
[11] Na het middagmaal werd er op deze dag weinig belangrijks meer gedaan, en de leerlingen gingen daarom met de vissers van Kisjonah de zee op en trokken tot aan de avond vijf maal het net vol met de voortreffelijkste vissen die deze zee voortbracht, en brachten ze in de visbewaarplaats van Kisjonah, die daar echt blij mee was, en voor de avond moesten er meteen zo'n honderd stuks met allerlei specerijen en allerlei goede kruiden klaargemaakt worden. En zo eindigden we deze dag, en na het avondmaal rustte iedereen goed uit, want dat had men wel nodig.
«« 209 / 242 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.