[2] Nicodémus zegt: 'Het komt me wel voor, alsof ik het begrijp, maar goed bezien begrijp ik het toch niet. Als ik nu maar eens wist wat ik onder Mensenzoon verstaan moest, dan zou ik al een eind op dreef zijn! U sprak nu ook over een eniggeboren zoon van God, Die door de liefde van God in de wereld kwam. Is de 'Mensenzoon' en de 'eniggeboren Zoon van God' één en dezelfde persoon?'
[3] Ik zeg: 'Let op! Ik heb een hoofd, een lichaam en handen en voeten. Het hoofd, het lichaam, de handen en de voeten zijn gemaakt van vlees, en dit vlees is een zoon van de mensen, want wat vlees is ontstaat ook uit het vlees. Maar in deze Mensenzoon, die van vlees is, woont Gods wijsheid, en dat is de eniggeboren Zoon van God. Maar niet de eniggeboren Zoon van God, maar alleen de Mensenzoon zal net als de vroegere slang van Mozes in de woestijn verhoogd worden, en daaraan zullen velen zich ergeren. Zij, die zich niet zullen ergeren, maar aan Zijn naam geloven en zich daaraan zullen houden, die zullen de macht krijgen om Kinderen Gods te heten, en aan hun leven en hun Rijk zal voor eeuwig geen eind zijn.
[4] (Want God heeft Zijn Zoon niet in de wereld gezonden, opdat Hij deze zou oordelen, maar opdat ze door Hem behouden zou worden. Joh. 3: 17) Nu moet u echter niet een soort wereldgericht verwachten, zoals oorlogen of overstromingen en zeker geen verterend vuur uit de hemel dat alle heidenen verteert; want zie, God heeft Zijn eniggeboren Zoon niet in de wereld gezonden opdat Hij deze wereld zou oordelen, maar opdat ze door Hem geheel en al zalig zou worden; wat betekent dat ook al het vlees niet te gronde gericht zou worden, maar met de geest zou opstaan tot het eeuwige leven. Maar om dat te bereiken moet de stoffelijke hoogmoed in het vlees vernietigd worden door het geloof, en wel het geloof dat de Mensenzoon, Deze altijd al uit God geborene, in deze wereld gekomen is, opdat allen het eeuwige leven zullen hebben, die in Zijn naam zullen geloven en zich daaraan zullen vasthouden!'
[5] (Wie in Hem gelooft wordt niet geoordeeld, maar wie niet gelooft, is al geoordeeld, omdat hij niet heeft geloofd in de naam van de eniggeboren Zoon van God. Joh. 3:18) 'Wie dan ook in Hem geloven zal, Jood of heiden, wordt in der eeuwigheid niet veroordeeld en daardoor vernietigd; wie zich echter stoot aan de Mensenzoon en niet aan Hem geloven zal, die is dan al veroordeeld. Want juist het feit, dat hij niet geloven wil en kan, omdat hij zich door zijn hoogheidsgevoel stoot aan de naam en het wezen van de Mensenzoon, is al het gericht van zo'n mens. Begrijpt u het nu? Ik heb het u nu overduidelijk in beeld gebracht!'
[6] Nicodémus zegt: ' Ja, ja, ik begrijp zo half en half de zin van Uw bijzonder mystiek gehouden betoog, maar het blijft toch allemaal in de lucht hangen, zolang de door U zo hoog geplaatste Mensenzoon, in Wien het totaal van de goddelijke wijsheid woont, er niet is, en U ook de tijd en de plaats kunt of wilt.
[7] Op die manier ziet ook Uw gericht, dat U eigenlijk alleen van het geloof afhankelijk stelt, er zeer raadselachtig uit! Als het gericht noch een zondvloed, noch oorlog of pest en evenmin een verterend vuur is, maar alleen het ongeloof als zodanig, dan moet ik U, beste Meester, openlijk toegeven, dat ik de zin van Uw redenering nog steeds niet zie! Want wie van een redenering één of twee begrippen niet door heeft, die ontgaat in de grond van de zaak de gehele redenering. Wat is dan toch wel Uw 'gericht'? Welke nieuwe betekenis hecht U daaraan?'
[8] 'Mijn vriend', zeg Ik,'weldra zou Ik ook tegen u kunnen zeggen: Ik begrijp nauwelijks meer, waaraan het ligt dat u niet in staat bent de overduidelijke betekenis van Mijn woorden te verstaan! Het begrip 'gericht' begrijpt u niet en Ik heb het u toch zeer duidelijk en in zijn geheel uitgelegd.'
[9] (Dit is echter het oordeel, dat het licht in de wereld is gekomen; en de mensen hebben de duisternis meer liefgehad dan het licht. Want hun werken waren boos. Joh.3:19) 'Kijk, onder gericht moet u verstaan, dat nu het licht Gods uit de hemel in de wereld is gekomen. Hoewel de mensen uit de duisternis gehaald en in het licht geplaatst zijn, houden ze toch nog veel meer van de duisternis dan van het stralende licht van God! Dat de mensen het licht afwijzen getuigt hun doen en laten, dat door en door slecht is.
[10] Waar kunt u Mij het eerste echte geloof aanwijzen, waar het echte leven uit het geloof? Waar houdt de een van de ander, zonder dat hij er iets voor terug vraagt? Waar zijn zij, die van hun vrouw hielden om haar levende vruchtbaarheid? Ze houden van de jonge meisjes vanwege de wellust en bedrijven ontucht met hen en het is letterlijk hoererij. Want als je het andere geslacht domweg verafgoodt terwille van de wellust en de ontucht, dan maak je je schuldig aan hoererij en dat is het slechtste van al het slechte! -Waar vind je een dief, die een lamp zou nemen en openlijk ging stelen?!'
[11] (Want ieder, die kwade dingen bedrijft, haat het licht en komt niet tot het licht, opdat zijn werken niet bestraft worden. Joh. 3:20) 'Zie, allen, die slechte en kwade dingen wensen en doen, die doen het kwade. Degene, die van dit kwade houdt en het doet, is een vijand van het licht en haat het en zal er zeker alles voor geven om niet in het licht te komen, opdat zijn slechte werken, waarvan hij wel weet dat ze door het licht verboden en veroordeeld zijn, niet in het licht in hun volle weerzinwekkendheid herkend en bestraft zouden worden!
[12] Wel, dat is dan het werkelijke gericht; wat u echter onder het gericht verstaat, is niet het gericht, maar alleen een straf, die op het gericht volgt.
[13] Als u er van houdt om 's nachts te wandelen, dan bestaat het gericht van uw ziél reeds daaruit, dat u meer van de nacht houdt dan van de dag. Als u zich daardoor vaker stoot en u erg pijn doet of zelfs in een greppel of een diep gat valt, dan is zo'n stoot of zo'n val niet het gericht maar alleen het gevolg van het gericht in u, omdat, u van de nacht houdt en de dag haat!'
[14] (Maar wie de waarheid doet, komt tot het licht, opdat zijn werken openbaar worden; want zij zijn in God gedaan. Joh. 3:21) 'Als U daarentegen een vriend van het licht bent, van de dag, de waarheid uit God, dan handelt u ook naar de goddelijke waarheid en zult u zeker vurig wensen dat uw werken voor alle ogen aan het licht zouden komen en voor iedereen openbaar worden. Want u weet dat uw werken, omdat ze in het licht van Gods waarheid verricht zijn, goed rechtvaardig zijn en daarvoor erkenning en openbare beloning verdienen
[15] Zo 'n vriend van het licht zal niet 's nachts, maar overdag wandelen en zal het licht direct herkennen, omdat hij uit het licht is. En dit licht heet -het geloof van het hart.
[16] Wie zo gelooft dat de Mensenzoon een licht uit God is, die heeft het leven al in zich; wie echter niet gelooft, die heeft het gericht al in zich en het gericht bestaat alleen uit het ongeloof.
[17] Ik denk dat u Mij nu wel begrepen zult hebben.
«« 21 / 242 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.