De rust en het nietsdoen.

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)

«« 220 / 242 »»
[1] Ahab zegt: 'O wijsheid, o wijsheid! Hoe hoog en waar is datgene, wat in U woont, en hoe vreselijk dom zijn wij daarbij vergeleken! Het is al eeuwenlang bewezen dat er niets ontstaat zonder een voorafgaande strijd; en toch wilde ik nu zonder meer naar de Bethlehemieten gaan om hun geest te verlichten! O ik ben toch wel het toppunt van domheid?! De Griekse wijzen zeggen toch al: 'Iedere werkzaamheid hangt van strijd af, en iedere uitwerking is daar het gevolg van!', -en ik had dat niet in de gaten! Hoe komt het toch dat ik het nu wel inzie?! .
[2] Ja, als in het innerlijk van een mens niet echt een gevecht met zichzelf en zijn verschillende eigenschappen plaatsvindt, is alles nutteloos wat men van buitenaf met hem wil doen!
[3] De leerzame levensverhoudingen van de mens zijn me nu volkomen duidelijk, en bijna zou ik hier een voorname grondregel voor het.leven opstellen en ik geloof, dat ik daarmee niet ver naast de roos zou schieten! 'Laat maar eens horen!', zeg Ik, 'Ik wacht met Mijn oordeel, tot je hem hebt uitgesproken.'
[4] Ahab zegt: 'Wat een mens zichzelf niet verschaft door zijn oorspronkelijk ontvangen eigenschappen te gebruiken, dat kan geen God hem geven, want dan zou hij vernietigd worden! God kan alles, maar daar heeft de mens niets aan!
[5] Als iemand zichzelf niet eerst kent, hoe zal hij dan een ander of tenslotte zelfs God kennen?! - Deze grondregel had ik bedacht. Heer, zit ik er ver naast?'
[6] Ik zeg: 'Nee, vriend Ahab, werkelijk, je hebt de spijker nu precies op de kop geslagen; het is zo! Wat de mens zich met zijn eigen hem geschonken krachten niet zelfstandig verschaft, dat kan en mag God hem ook niet geven zonder hem daardoor te oordelen!
[7] Wees allen daarom niet alleen slechts hoorders van Mijn woord, maar enthousiaste daders, dan pas zullen jullie de zegeningen daarvan in je waar gaan nemen!
[8] Want het leven bestaat uit doen, en niet uit het ongebruikt laten van de krachten waarvan het leven afhankelijk is, en het leven moet zelfs ?oor de aanhoudende werkzaamheid van de gezamenlijke krachten eeuwig In stand gehouden worden; want in het 'zich ter ruste leggen' bevindt zich geen blijvend leven.
[9] Dat bepaalde gevoel van welbehagen dat de rust jullie geeft, is niets anders dan een gedeeltelijke dood van de voor het leven nodige krachten; wie het steeds prettiger vindt om zich over te geven aan het rustende nietsdoen, vooral aan het geestelijke nietsdoen, die omarmt daardoor steeds meer de werkelijke dood, waar geen God hem zo makkelijk uit kan bevrijden!
[10] Ja, er is ook een echte rust die volleven is, maar dat is een rusten in God en dat is het onbeschrijfelijk zaligmakende gevoel van tevredenheid over het bezig zijn volgens de wil van God.
[11] Dit zalige gevoel van tevredenheid en het duidelijke besef steeds volgens Gods orde te hebben gehandeld, is de bewuste echte rust in God, en alleen die is volleven omdat die daarna veel energie en actie veroorzaakt. Iedere andere rust die bestaat uit het stoppen van de levenskrachten, is echter zoals reeds gezegd, in zoverre een echte dood, als de mate waarin de verschillende levenskrachten zich onttrokken hebben aan het werk en daarmee niet meer verder gaan. - Begrijpen jullie dat?'
[12] Judas Iskariot zegt: 'Heer, als dat zo is, dan moet de mens de slaap mijden als de pest; want tijdens de slaap rusten er toch ook een aantal levenskrachten, al zijn het dan ook uiterlijke!'
[13] Ik antwoord: 'Zeker! Daarom zullen langslapers ook nooit zo bijzonder oud worden. Wie zijn lichaam in de jeugd vijf uur en als oudere zes uur slaap gunt, zal ook meestal een hoge ouderdom bereiken en lang een jeugdig uiterlijk behouden, terwijl een langslaper gauw veroudert, een rimpelig gezicht en grijze haren krijgt en er op latere leeftijd als een schim uitziet.
[14] Zoals het lichaam echter door te veel slaap steeds meer afsterft, net zo en nog veel sterker uit zich dat bij de ziel, als ze steeds meer nalaat om volgens Mijn woord en wil bezig te zijn.
[15] Als het nietsdoen zich echter eenmaal in een ziel genesteld heeft, dan nestelt zich daar ook de zonde; want het nietsdoen is niets anders dan eigenliefde, die iedere bezigheid voor iemand anders des te meer ontvlucht, omdat ze in wezen niets anders wil dan dat alle anderen ten behoeve en ten nutte van haar zullen werken!
[16] Vermijdt daarom vooral het nietsdoen; want dat is het echte zaad voor alle mogelijke zonden!
[17] Als voorbeeld kunnen ook de verschillende roofdieren dienen. Kijk, deze dieren gaan alleen dan maar tot hun verderf brengende bezigheid over, als ze door een razende honger gedreven worden; hebben ze hun buit veroverd en hun honger gestild, dan gaan ze meteen weer in hun holen en rusten daar vaak dagenlang; zoals speciaal de slangen dat wel doen.
[18] Bekijk dan eens een rover en moordenaar! Deze mens, die overigens alle arbeid schuwt, en eigenlijk een vleselijke duivel is, ligt dagenlang ergens in zijn roversnest; alleen als de wachtposten hem meedelen dat er een rijke karavaan voorbij zijn roversnest zal trekken, gaat hij met zijn kornuiten mee op de loer liggen en valt dan de voorbijtrekkende karavaan meedogenloos aan en berooft haar, en vermoordt de kooplieden om niet verraden te worden! En dat is een vrucht van het nietsdoen.
[19] Ik zeg daarom nog eenmaal: Wees vooral op je hoede voor het nietsdoen; want dat is de weg en de brede deur tot alle mogelijke zonden!
[20] Na gedane arbeid is een matige rust goed voor de ledematen, maar een overmatige rust is slechter dan helemaal geen rust.'
«« 220 / 242 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.