Een goede vangst.

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)

«« 234 / 242 »»
[1] Nu zinkt de moed de Farizeeën in de schoenen, maar één van hen, die iets meer durf heeft, zegt tegen de rechter: 'Heer, ontsla ons van het tweede oordeel! Daarvoor in de plaats verviervoudigen wij het eerste en wel binnen acht en veertig uur!'
[2] De rechter zegt: 'Ik neem dat aanbod aan; maar toch blijf ik bij de verbanning voor de volgende tien jaar! Is dat akkoord?'
[3] De Farizeeën zeggen: 'Heer wij betalen u het vijfvoudige in puur zilver, als u ons de verbanning helemaal kwijtscheldt!'
[4] De opperrechter zegt: 'Goed, maar met het voorbehoud van het hoge gerechtshof, dat u toch tien jaar onder toezicht staat van de Romeinse politie, en iedere wederrechtelijke poging, om de staat en diens hoofd te bedriegen, of iedere verdachtmaking tegen Rome, zowel als iedere eigenmachtige, aan het gerecht vooraf niet meegedeelde en door het gerecht niet toegestane pand verbeuring, waaruit die ook moge bestaan en welke naam die ook moge hebben, wordt direct gevolgd door de tienjarige verbanning naar Europa, wat dan niet meer af te kopen zal zijn! Het geld moet echter binnen acht en veertig uur hier in de gerechtszaal betaald worden; één uur later wordt het onder de nu mildere voorwaarden niet meer aangenomen, maar dan treedt het eerste oordeel weer in werking.
[5] Nu echter nog iets! Voordat u weer in vrijheid gesteld wordt, moet u de namen en woonplaatsen opgeven van alle partijen, waar u zo schandalig uw panden hebt opgeëist, zodat ik ze hierheen kan laten komen en hen al het geroofde, zoals kinderen, vee, koren en wijn terug kan geven!'
[6] De Farizeeën doen hun best om aan deze opdracht te voldoen en geven precies alle namen en plaatsen op. En de rechter zendt meteen boodschappers naar alle aangegeven plaatsen, en binnen tien uur arriveren reeds alle partijen die in Kis iets te halen hadden.
[7] De twaalf Farizeeën haalden meteen het dekkleed van hun met muildieren bespannen geldwagens af, en iedereen stond stomverbaasd over de ontzaglijke goud en zilvermassa. Zij hadden zoveel zilver en goud bij zich, dat ze hun straf makkelijk nog vijf keer hadden kunnen betalen! Het speet de opperrechter dan ook oprecht, dat hij geen hogere straf gevraagd had.
[8] Maar hem viel een wijze gedachte in, die maakte dat hij de twaalf nogmaals ging ondervragen en tegen hen zei: 'Luister, u hebt het gevraagde op de juiste wijze betaald en daarvoor een kwitantie gekregen! Maar nu ontdek ik zo'n massa geld bij u dat het mij echt onmogelijk toeschijnt dat u op wettige wijze aan deze hoeveelheid goud en zilver gekomen bent - want echt, als de keizer nu met al zijn contante geld hierheen kwam, dan zou het zeer de vraag zijn, of dat meer was dan dat van u! Verklaart u mij maar eens kort en duidelijk, hoe u aan zoveel goud en zilver gekomen bent; want deze zaak komt mij zeer verdacht voor!'
[9] De voornaamste Farizeeër zegt: 'Wat verdacht, wat verdacht?! Dit is het geld, dat alle in dit land aangestelde Farizeeën, priesters en levieten gedurende vijftig jaar voor de tempel gespaard hebben; en omdat de tijd nu verstreken is, moeten wij het aan de tempel afleveren. Ondanks dat is dit trouwens het kleinste bedrag, dat ooit uit Kapérnaum naar de tempel is overgebracht. Het zijn alleen maar offers, legaten en speciale stichtingsgelden voor de tempel en derhalve volkomen rechtsgeldig verworven en bijeengebrachte gelden.'
[10] De opperrechter zegt: 'Het woord 'rechtsgeldig' zullen we maar weglaten! Ook al is dat zo, dan zijn dat toch afpersingen en gemene door bedrog verkregen erfenissen, en de rechtsgeldigheid heeft dus heel weinig met deze rijkdom te maken!
[11] Maar pas een maand geleden heeft men mij, net als alle hoge gerechtshoven, het volgende meegedeeld: Men wacht al een half jaar op belastinggelden uit Klein-Azië en een deel van de plaatsen aan de Pontus; deze zijn reeds lang geïnd en verzonden, en bestaan uit goud en zilver en edelstenen en parels - goud en zilver merendeels in ongemunte toestand. De opgegeven waarde zou zijn, enkel goud twintig duizend pond, zilver zeshonderdduizend pond en ongeveer net zo'n waarde aan edelstenen en parels.
[12] Ik zie nog vijf overdekte wagens; haal het dek eraf, zodat ik ook hun inhoud in ogenschouw kan nemen!'
[13] Zichtbaar verlegen halen ze de dekken van de vijf karren af, en kijk, ze waren vol met allerlei edelstenen, merendeels nog in ruwe ongeslepen toestand, en een kar, met meer dan een ton inhoudsmaat, was gevuld met kleine en grote nog niet doorboorde parels.
[14] Terwijl de opperrechter alles precies bekijkt, zegt hij: 'Ik geloof dat het nu wel duidelijk is, waar de belasting en schatting bleef, die van Pontus en Klein-Azië naar 'Rome is gezonden! Ondanks jullie geslepenheid zal het je erg moeilijk vallen, te bewijzen dat dit jullie rechtmatig bezit is; maar ik durf bij alle goden en hun hemelen te zweren, dat ik hier voor mij de zichtbare, en in Rome reeds lang verwachte, belastinggelden en andere schatten al zo goed als in handen heb. Blijven jullie dus nog maar netjes hier; als het gerechtshof bijeen is, zal ik met een grote ondervraging beginnen!'
[15] Als de Farizeeën deze woorden van de opperrechter horen, worden ze bleek om hun neus, en ze beginnen behoorlijk koorts te krijgen, hetgeen de oplettende opperrechter niet ontgaat; en hij zegt tegen de rechter van Kis: 'Broeder ik geloof, dat we de grote roofvogels al in ons net hebben.'
«« 234 / 242 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.