De burgers van Afek bewonderen de nu vruchtbare omgeving (21.1.1863)

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)

«« 117 / 244 »»
[1] Nadat wij in de herberg het welbereide middagmaal tot ons hadden genomen, waaraan ook de in de herberg achtergebleven heidense priesters deelnamen, kwamen er ook een paar andere vooraanstaande burgers van deze stad naar de herberg, die nog niets over Mij wisten.
[2] En een van hen zei vol verbazing tegen de waard (een burger): 'Weet je nog niet dat de hele wijde omgeving van onze stad groen is geworden en in bloei staat? Zou dat een gevolg van de aardbeving zijn, of hebben de goden zich over deze streek ontfermd, als gevolg van de gebeden van onze priesters en de offers die wij hun gewillig hebben gebracht? Het is echt geen grap, maar volkomen ernst!'
[3] De waard zei: 'Je vertelt ons niets nieuws; want wij weten dat ook en zijn er buitengewoon blij om! Maar wij weten nog meer dan jullie. Ga maar eens naar mijn heuvel, die in het westen buiten de muren van onze stad ligt, dan zullen jullie daar een nieuwe, zeer rijkelijk stromende waterbron vinden, Waarmee onze hele grote stad meer dan voldoende van uitstekend water voorzien kan worden! Wij zullen dan ook zo spoedig mogelijk ons uiterste best doen om het water naar de stad te leiden om daarmee onze reeds volkomen droog geraakte kelderputten te vullen; we zullen geen gebrek aan water hebben en zullen ook onze kudden niet meer in de diepe kloven en dalen hun schrale voer hoeven te laten zoeken. Ga nu maar naar buiten en overtuig jezelf'
[4] Toen de burgers dat van onze waard gehoord hadden, bogen ze voor de commandant, die ze goed kenden, en begaven zich allemaal direct naar de genoemde plaats.
[5] Toen ze de rijke bron aantroffen kwam er geen eind aan hun verbazing, en een van hen, die nog tamelijk sterk in de heidense goden geloofde, zei: 'Luister, nu moeten we vóór alles met de priesters overleggen dat er zo spoedig mogelijk op deze heuvel een tempel voor de god Neptunus gebouwd wordt, als dank voor de zo grote genade en weldaad die hij ons nu heeft bewezen, en ook dat er tot grotere eer van die god een eigen Neptunus priester door ons onderhouden moet worden, voor wie wij in de buurt van deze bron dan ook een mooie grote woning willen en zullen bouwen!'
[6] Een ander zei: 'We zullen alles doen wat onze priesters ons opdragen; want alleen zij weten wat er gedaan moet worden. Wij weten dat niet; daarom zullen wij naar onze krachten doen, wat zij in naam van de goden zullen bepalen.'
[7] Daar waren allen het mee eens, ze gingen de stad in en wezen ook veel andere burgers erop. Want nog geen mens in de hele stad wist van dit wonder, ten eerste omdat het nauwelijks enkele uren bestond, en ten tweede omdat die plek van de stad vanwege zijn al genoemde onvruchtbaarheid maar zelden werd bezocht.
[8] Toen dan ook de andere burgers over deze bron hoorden, liep iedereen, jong en oud, naar de plaats van het wonder en bekeek het tot bijna tegen de avond, en zodoende bleven wij verschoond van al te opdringerige mensen en konden al gauw na het middagmaalongehinderd en gemakkelijk voorbereidingen treffen om verder te reizen.
[9] Voordat Ik met Mijn leerlingen deze plaats verliet, vertelde Ik de commandant en ook de priesters wat de burgers bij de bron met elkaar hadden besproken, en dat de priesters nu wel zouden weten wat hun te doen stond, om te zorgen dat het heidendom niet nog dieper zou gaan wortelen dan het bij deze heidenen door deze gebeurtenis toch al het geval was.
[10] Toen zei de commandant: 'Dat, o Heer en Meester, zullen wij met Uw voortdurende hulp wel weten te voorkomen! In werelds opzicht ben ik hier de enige gebieder en sta alleen onder de overste Cornelius, die tegenwoordig in Kapernaüm zijn residentie heeft, en de opperstadhouder Cyrenius, die gewoonlijk in Tyrus en bij tijd en wijle ook in Sidon verblijft.
[11] Aangezien zij beiden U, o Heer en Meester, ook heel goed kennen en in de hoogste mate achter Uw heilige levenszaak ten behoeve van ons mensen staan en dus het verbreiden van Uw leer niet zullen belemmeren, hoeven wij niet bang te zijn dat wij bij ons werk voor het hoogste heil van de mensen op weerstand zullen stuiten.'
[12] Ik zei: 'Zonder weerstand zal het werk voor Mijn rijk weliswaar niet gaan; maar als jullie op allerlei kleine en af en toe ook grote weerstanden stuiten, verlies dan niet de moed, het vertrouwen en het geloof in Mij, dan zullen jullie niet tevergeefs gewerkt hebben. Want - zoals Ik jullie al heb gezegd -in deze tijd, waarin de macht van de hel op deze aarde meer dan groot is geworden onder de mensen, heeft Mijn rijk geweld en grote inspanningen nodig, en alleen diegenen zullen het als hun eigendom bezitten, die het met geweld naar zich toe trekken.
[13] Er zullen derhalve ook over jullie nog allerlei beproevingen en verzoekingen komen; maar als die komen, bedenk dan dat Ik het jullie van tevoren heb meegedeeld.
[14] Wees dan moedig en strijd wijs en steeds met alle liefde tegen het aanstormen van de wereld in jullie en ook buiten jullie, dan zullen jullie met Mijn voortdurende hulp in rijke mate gouden vruchten oogsten voor jullie werk voor de hemel, en jullie vreugde daarover zal groot en onvergankelijk zijn.
[15] Iedere flinke arbeider is zijn loon waard, en hoe zwaarder en moeizamer het werk is, des te groter en beter loon is de arbeider ook waard -wat jullie wel inzien. Maar wie niet meer wil werken, omdat de moeite hem te groot lijkt, kan ook geen loon verwachten en zal dan ook niet eten, maar honger lijden.
[16] Als lichamelijke honger al zo'n kwelling is, dan zal de geestelijke honger des te kwellender zijn voor iedereen die al eens van het brood uit de hemelen heeft gegeten maar verder geen moeite heeft gedaan om een grotere voorraad van dit brood deelachtig te worden, opdat zijn ziel voor eeuwig van die voorraad kan leven.
[17] Het ware brood en de ware drank uit de hemelen ben Ik, in de eeuwige waarheid van alles wat Ik jullie heb geleerd. .
[18] Jullie hebben van dit brood en deze wijn weliswaar een grote voorraad ontvangen; zorg er echter nu zelf voor dat die bij jullie niet minder wordt! Om dat krachtig te voorkomen, moeten jullie voortdurend in Mijn naam werkzaam zijn! Moge Mijn liefde jullie sterken en Mijn wijsheid jullie leiden!'
[19] Na deze woorden van Mij stonden wij allemaal op, en allen dankten Mij met vele tranen voor het onderricht en voor alle andere weldaden die Ik hun bewezen had.
«« 117 / 244 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.