De ontmoeting met de karavaan uit Damascus

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)

«« 119 / 244 »»
[1] En nu zullen we weer naar onszelf terugkeren en zien -maar ook zo kort mogelijk -hoe het vanaf Afek verder met ons ging.
[2] Toen wij ongeveer twee uur gaans van de eerdergenoemde stad verwijderd waren, ontmoetten wij een heel grote handelskaravaan, die vanuit Damascus naar de kuststeden trok om daar haar waren aan de man te brengen.
[3] Toen deze karavaan zich echter in plaats van in de haar maar al te bekende woeste streek in een bloeiende, gezegende streek bevond, wist ze de weg niet meer en verkeerde in de mening dat ze verdwaald was.
[4] Toen wij bij de karavaan kwamen, kwam de leider van karavaan naar Mij toe, omdat Ik voorop liep en de leerlingen Mij volgden, en hij vroeg Mij: 'Kijk eens, goede vriend, wij zijn handelslieden uit Damascus en trekken tweemaal per jaar naar de kuststeden, omdat wij onze waren daar gemakkelijk en goed kunnen verkopen! Wij hebben altijd de weg via Afek, Golan, Abila, Pella en Genezareth genomen en kennen de weg dus heel goed. Tot hier kunnen wij ons onmogelijk in de weg vergist hebben en zouden wij ons nu al zo dicht in de buurt van de stad Afek moeten bevinden, dat wij die binnen een paar uur zouden moeten bereiken. Wij kennen echter het onvruchtbare gebied waar de oude stad in ligt; die begon hier, waar de weg heel hobbelig wordt en tussen deze zwarte basaltrotsen door begint te lopen, en dan wisten wij dat wij in de buurt waren van onze halteplaats voor de nacht.
[5] Maar kijk eens -hier is geen sprake meer van een dor gebied! Alles is groen, en langs de weg staan groepen van allerlei vruchtbomen, terwijl je nog geen halfjaar geleden, toen wij ook over deze weg trokken, hier en daar nauwelijks een geheel verkommerde doornstruik zag! Wij moeten ons dus toch een keer vergist hebben in de weg, die wij al zolang kennen, en nu weten we niet waar we ons bevinden en in welke richting we moeten gaan om weer op de goede weg te komen. Maar jullie zullen hier ter plaatse wel bekend zijn en zo goed en vriendelijk zijn om ons te zeggen hoe dat zit.'
[6] Ik zei: ' Als jullie deze reis al heel vaak gemaakt hebben en tot aan deze plaats niet verkeerd zijn gegaan, zal hij van hieraf verder ook wel de goede zijn, aangezien wijzelf nu langs deze weg juist van Afek komen!'
[7] De leider van de karavaan zei: 'Jawel, jawel, je zou heel goed gelijk kunnen hebben, goede vriend; want de ligging van de hele omgeving lijkt toch te zijn zoals wij die heel goed kennen! Maar toch zijn er streken die qua vorm als twee druppels water op elkaar lijken, maar toch geheel anders zijn, zoals je langs de Eufraat dergelijke streken dikwijls aantreft.
[8] Maar ik geloof wat je zegt, namelijk dat wij ons hier al op de goede weg naar Afek bevinden. Maar wat hebben de burgers van de stad gedaan, dat zij het zeer grote dorre gebied, in het midden waarvan zich de stad met slechts enkele kleine boomgaarden bevond, in zo'n korte tijd in een zo'n weelderig en bloeiend land hebben veranderd? Waar hebben ze die duidelijk heel vette aarde vandaan gehaald om in de wijde omtrek het kale gesteente mee te bedekken, en met welke middelen hebben ze die hier naartoe gehaald?
[9] Wij kennen de mensen in Afek wel en weten, dat ze bij lange na niet de vereiste middelen en evenmin voldoende arbeidskrachten bezitten voor zo'n werk; en als dit de omgeving rond Afek is -waar ik nu niet meer aan wil twijfelen -dan zal dat echt niet op een natuurlijke manier gebeurd zijn.
[10] Als de inwoners van Afek nou strenge en vrome joden warelf, zoals er in Damascus nog enkele zijn, dan zou je je kunnen voorstellen dat er een groot profeet is opgestaan, iemand zoals Mozes of Elia, die deze woestenij op wonderbaarlijke wijze van aarde en daarna van allerlei soorten planten en vruchtbomen heeft voorzien. Maar juist de mensen in Afek zijn verstokte heidenen en bekende vijanden van de joden, en aan hen zou iemand als Mozes of Elia vast niet in naam van Jehova zo'n weldaad bewezen hebben, maar hij zou zeer waarschijnlijk alleen voor hen gedaan hebben wat Mozes de farao en Elia die afgodspriesters heeft aangedaan.
[11] De verandering van dit behoorlijk grote gebied is dus echt een raadsel, en wij kunnen ons daar alleen maar steeds meer over verbazen. Ons verstand schiet daarbij echt te kort en is te onnozel om vast te stellen wat hier gebeurd moet zijn. Vergeef ons dat wij jullie, die ook reizigers zijn, langer dan betamelijk is op deze plaats staande hebben gehouden!
[12] Maar sta mij nog één ding toe, beste en zeer gedienstige vriend, namelijk dat ik je nog met de volgende vraag lastigval: hebben jullie deze streek nooit eerder bezocht, toen die nog een volkomen woestijn was? Want ik vind het merkwaardig dat jullie het absoluut niet vreemd lijken te vinden dat deze streek nu een uiterst vruchtbaar land is.'
«« 119 / 244 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.