De oorzaken van de ziekte van de zoon van de waard

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)

«« 148 / 244 »»
[1] (De Heer:) 'Lees Samuël en het boek van de richters maar, dan zul je zien hoezeer Ik het volk der Joden overduidelijk en indringend voor een koning heb gewaarschuwd! Maar wat hebben al Mijn vele waarschuwingen uiteindelijk opgeleverd? Ik zeg je: helemaal niets! Het volk wilde nu eenmaal een koning, en dus kreeg het die ook, als terechte straf voor zijn onverbeterlijke eigenzinnigheid.
[2] Zou je Mij dan het verwijt kunnen maken dat Ik het volk niet wilde helpen en liever wilde dat het ten val kwam? Je zult nu wel inzien dat dat bij Mij nooit het geval was en ook nooit kon zijn. Want aan degenen die het zelf willen geschiedt geen onrecht, en als iemand geen acht slaat op Mijn vele vermaningen en alleen de lusten van de wereld en zijn vlees najaagt, kan Ik er echt niets aan doen als hij zichzelf en ook zijn medemensen, als ze zijn voorbeeld volgen, in het verderf stort.
[3] Ben Ikzelf nu niet persoonlijk in deze wereld, onderricht Ik de blinde mensen niet en doe Ik geen tekenen die buiten Mij niemand anders kan doen? Maar ga eens naar Jeruzalem en vele andere steden, zowel in Judea als in Galilea, en vraag daar de Joodse priesters wat ze van Mij vinden!
[4] Vangen en doden willen ze Mij, omdat Ik hen hun vele en uiterst grove en grote zonden voorhoud! Ze willen niet afzien van hun wereldse instelling, hun wereldse eer en hun grenzeloos goede leventje.
[5] Is het dan Mijn schuld dat die Joodse priesters onverbeterlijk zijn? Jij vindt natuurlijk dat Ik hen in één ogenblik allemaal te gronde zou kunnen richten en vernietigen. Dat zou Ik wel kunnen; maar ook de afvalligen zijn Mijn kinderen, en Mijn liefde heeft geduld met hen en wacht voortdurend af of uiteindelijk niet toch de een of ander weer naar Mij terugkeert.
[6] Nu zul je dus wel inzien dat Ik, als hoogste liefde en geduld, dat niet doe, opdat bij het einde, wanneer het grote strafgericht over het volk zal komen, niemand als verontschuldiging kan aanvoeren dat Ik het te weinig liefde en geduld betoond zou hebben.
[7] Ik zeg je: als Jeruzalem in zijn slechtheid blijft volharden en daarin alleen maar toeneemt, in plaats van minder te worden, zullen er van nu af gerekend geen volle vijftig jaar meer verstrijken voor het Jeruzalem en het hele land nog slechter zal vergaan dan vroeger Sodom en Gomorra.'
[8] De waard zei: 'O Heer en Meester, nu zie ik heel duidelijk in dat alleen U uiterst wijs bent en in alles gelijk hebt; de mensen zijn altijd zelf de schuld van alle kwalen, waardoor ze lichamelijk en wat hun ziel betreft getroffen worden.
[9] Maar wiens schuld was het eigenlijk dat deze zoon van Mij, die steeds vanaf zijn vroegste jeugd mijn allerbeste en vroomste zoon was, blind en verlamd is geraakt?'
[10] Ik zei: 'Kijk, vriend, daar hebben drie samenlopende omstandigheden toe bijgedragen! De eerste omstandigheid was jouw te grote voorliefde voor hem. Als hij ook maar enigszins door een beetje hoofdpijn bedreigd werd, moesten direct alle bekende artsen bij hem komen om hem te genezen. Die hebben met hun zeer sterke middelen een tamelijk hevige hoofdcatarre naar zijn ogen verdreven, waardoor je zoon blind werd.
[11] Tweede omstandigheid: toen je zoon blind was geworden, wilden de artsen hem weer ziende maken, gebruikten inwendig en uitwendig sterke, maar geheel verkeerde middelen, waardoor jouw zoon dan ook al gauw over zijn hele lichaam verlamd raakte.
[12] Derde omstandigheid: Ik wist dat wel en liet ook toe dat jou dat overkwam, en wel om de volgende reden. Ten eerste heb je toen ook je overige kinderen grotere liefde betoond en ben je hen allemaal beter op gaan voeden. Ten tweede ben je gaan inzien dat een echte Jood ook bij lichamelijke kwalen zijn vertrouwen altijd meer op God dan op merendeels blinde en onwetende wereldse artsen moet stellen; want waar geen arts meer kan helpen, kan alleen God nog heel goed helpen. En ten derde heb Ik het ook toegelaten, omdat Ik wel wist dat Ik naar je toe zou komen, om jou in de genezing van ~e zoon een teken te geven dat Ik de Heer ben en voor Mij niets onmogelijk is.
[13] Daardoor zul je nu wel inzien waar het allemaal door kwam dat jouw zoon voor een poos blind en verlamd is geworden.
[14] Er is weliswaar nog een geheime, innerlijke, geestelijk reden, die jij nu nog niet kunt begrijpen, maar die jou pas in het andere leven duidelijk zal worden. Maar aangaande jouzelf en je zoon mag je nu uit Mijn mond horen, dat zowel jij als je zoon wat jullie zielen betreft niet van deze aarde, maar van boven stammen, dat wil zeggen van een andere aarde in de eindeloos wijde ruimte van de hemel. Want alles wat zich aan de wijde en diepe hemel als vaste sterren voordoet, is het ene hemellichaam na het andere, en geen daarvan is zonder met rede begaafde menselijke wezens die op jullie lijken; maar alleen deze aarde draagt Mijn kinderen.
[15] Maar vraag Mij daar verder niets over. Als je in de geest voleindigd zult zijn, zal je innerlijke gezicht je ook wat dat betreft grotere duidelijkheid verschaffen.'
«« 148 / 244 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.