[2] De waard vroeg Mij onmiddellijk wat hij moest doen.
[3] Ik zei: 'Vraag je hart naar de grondbeginselen van de ware naastenliefde, dan zal het je onmiddellijk zeggen wat je te doen staat!'
[4] De waard dacht nu direct aan wat Ik hem in Mijn lange betoog had gezegd, en wat zijn oude fout was; hij stond direct van tafel op en liet de twee vreemdelingen binnen.
[5] Toen de twee bij ons de kamer binnenkwamen, vroeg de waard hun waar ze vandaan waren gekomen en wat ze wensten.
[6] Een van beiden, die wat gebrekkig Hebreeuws kon spreken, zei: 'O vriend, wij komen van heel ver! Misschien weet je wel waar vroeger het buitengewoon grote en machtige Nineve heeft gestaan, en nog twee flinke dagreizen voorbij die stad wonen wij in een meer dan ellendige toestand.
[7] Wij waren onze tiran van een koning enkele zilverstukken schuldig aan uiterst brutaal opgelegde belasting, en binnen de ons toegestane termijn van slechts zeven dagen konden wij dat bedrag nergens bij elkaar krijgen. We vroegen om genade en geduld, maar allemaal tevergeefs. Men gaf ons ten antwoord: als aan één mens die genade wordt verleend, dan zal ten tijde dat de belasting betaald moet worden weldra het hele volk voor de troon van de koning komen staan en om genade smeken. Daarom geen genade! En direct greep men alles wat wij bezaten en ontzag ook onze vrouwen en kinderen niet, maar namen hen gevangen. Na veel smeken gaf men ons eindelijk een termijn van drie maanden om te bedelen, om de verlangde zilverstukken bij elkaar te krijgen en ze naar de kas van de koning te brengen; als wij dat niet konden, zouden onze vrouwen en kinderen aan Indische slavenhandelaren verkocht worden en wij het land niet meer in mogen.
[8] Kijk, gelukkige onderdaan van de wijze heersers van Rome, zo gaat het nu onder onze tiran, die behalve zichzelf en zijn grote hofhouding niemand als een mens beschouwt; en wij hebben deze verre reis ondernomen om bij jullie, die vast betere medemensen zijn, om onze zilverstukken te vragen, zodat we weer zonder problemen naar ons land kunnen terugkeren en onze vrouwen en kinderen uit de harde gevangenschap kunnen bevrijden. Daarmee weet je, gelukkige waard, nu helemaal waar wij vandaan komen en wat wij wensen en zoeken.'
[9] De waard zei: ' Als er verder niets van jullie dienst is, kunnen jullie snel uit de nood geholpen worden! Maar nu heb ik nog een vraag, en die is, of jullie honger en dorst hebben!'
[10] De ene zei: 'Allebei; want wij komen vandaag van het gebied van de Eufraat en hebben onderweg niets te eten of te drinken gekregen. onze waterflessen, die wij heel vroeg in de ochtend met water uit de Eufraat hebben gevuld, hebben wij tegen de middag leeg gemaakt, en tot nu toe hebben wij nergens meer water kunnen ontdekken.'
[11] De waard had erg te doen met de twee vreemdelingen, stond snel op, bracht hun zout, brood en wijn en zei tegen de vreemdelingen dat ze meteen aan een tafel konden gaan zitten om zich met brood en wijn te sterken.
[12] Met een dankbare blik naar boven gericht reikten de twee onmiddellijk naar het brood en ook naar de wijn, en laafden en sterkten zich.
[13] De waard vroeg aan Mij wat voor godsdienst de twee eigenlijk beleden.
[14] Ik zei tegen hem: 'Vriend, voor deze twee mensen is het op dit moment nog niet de tijd, dat Ik met hen ga spreken! Spreek jij nu dus maar alleen; Ik zal er later wel bij komen!'
«« 149 / 244 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.