De voorspelling van de Heer aan Barnabas

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)

«« 167 / 244 »»
[1] Na deze tamelijk lange verontschuldiging van de Farizeeër, die Barnabas heette, zei Ik: 'Jouw verontschuldiging en je bekentenis van dit moment neem Ik als geldig aan en Ik vergeef je al je zonden; en wie Ik zijn zonden vergeef, zijn ze werkelijk vergeven, zowel in de hemel als op aarde.
[2] Jij zult nog eens een goede arbeider in Mijn wijngaard voor Mij worden, en je zult in Mijn naam nog veel te doorstaan krijgen. Maar als dat, wat Ik je nu van tevoren heb gezegd,je overkomt, zul je hier wel aan denken; maar blijf zonder vrees, want Ik zal je niet alleen laten!
[3] In deze dagen moet het hemelrijk echter groot geweld worden aangedaan; wie het niet met geweld naar zich toetrekt, zal het niet in bezit nemen.
[4] De tijd is nog maar kort, dat Ik Mij zoals nu onder de mensen in deze wereld zal bevinden en onder hen zal werken; daarna zal Ik op een voor deze wereld uiterst onaangename en treurige wijze verheerlijkt worden, en dan zal Ik pas voor allen die in Mij geloven, een eeuwig levensrijk vestigen, waarin Ik zal wonen en al de Mijnen zullen zijn waar Ik ben.
[5] Neem van Mij aan dat wie in Mij gelooft, volgens Mijn leer leeft en handelt en Mij boven alles liefheeft en zijn medemens als zichzelf, reeds in dit leven het eeuwige leven zal ontvangen en nooit meer zal sterven, al zou hij ook -als het mogelijk zou zijn -wat zijn lichaam betreft honderd keer sterven; want evenals Ik voortdurend uit eigen macht en kracht zal leven, al wordt dit aardse lichaam Mij ook afgenomen, zal zijn ziel met Mijn geest in haar voortdurend leven, meer dan zalig zijn en met Mij in eeuwigheid heersen!'
[6] Met deze belofte van Mij waren allen tevreden, en toen geloofden ze.
[7] Omdat het al avond was geworden, vroeg de waard Mij of het niet al tijd was om een behoorlijk avondmaal klaar te maken.
[8] Ik zei: 'Het avondmaal dat Mij het liefste is, is dit, waarbij Ik al deze mensen uit Mijn stam, die verloren waren, weer heb gevonden en gewonnen; maar vraag de anderen wat ze willen eten!'
[9] Barnabas stond op en zei: 'O Heer en Meester, ook voor ons bestaat het beste avondmaal uit het feit dat U naar ons toe bent gekomen en wij U herkend hebben als Degene die U bent! Overigens hebben wij brood en wijn genoeg.Wat voor ander lichamelijk voedsel hebben we dan nog nodig?'
[10] Toch zei Ik tegen de waard: 'Ga maar naar je provisiekamer en kijk watje daar aantreft, dat door ons joden gegeten kan worden! Laat het goed klaarmaken, en zet het dan voor ons op tafel!'
[11] De waard ging de kamer uit en trof op een grote tafel, die daar voor het bereiden van spijzen was klaargezet, een grote hoeveelheid reeds opengemaakte en schoongemaakte vis aan, waardoor hij, zijn vrouwen zijn kinderen van louter verbazing hun handen in elkaar sloegen.
[12] De waard kwam onmiddellijk vol blijdschap weer naar ons terug en zei: 'Mijn beste heren gasten, een derde wonder! jullie weten hoe moeilijk er in deze streek vis te krijgen is, en kijk, de grote tafel in de provisiekamer waar wij het voedsel op klaarmaken ligt zo vol met heel verse, maar reeds schoongemaakte, edele vissen, dat wij daar voor drie dagen allemaal meer dan genoeg aan hebben; ze hoeven alleen maar toebereid te worden - waar ik al opdracht toe heb gegeven -en dan zullen wij verzadigd worden met een zeer zeldzame spijs.'
[13] Toen zeiden Barnabas en Dismas: 'Bij God zijn alle dingen mogelijk, en ons verwondert het nu helemaal niet meer, aangezien wij Hem in ons midden hebben, voor wie geen enkel ding onmogelijk is. Want Degene die alle zeeën, meren en rivieren met allerlei vissen en andere dieren kon bevolken, kan ook uit Zichzelf overal zoveel vissen tevoorschijn roepen als Hij maar wil; en wij belijden nu dat in deze mens Jezus uit Nazareth in Galilea de volheid van de Godheid lichamelijk woont! En wie anders gelooft, staat nog ver af van de waarheid!'
[14] Ik zei: 'Blijf bij dat geloof en laatje in je innerlijk door niemand misleiden; want door dat geloof in Mij zullen jullie gerechtvaardigd voor Mij staan en zal Ik jullie het eeuwige leven geven en jullie op de jongste dag opwekken!'
[15] Met deze woorden van Mij waren zij tevreden.
«« 167 / 244 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.