[2] Tegen de ochtend vroeg de commandant aan Rafaël: 'Nu we al zoveel heerlijke en grootse dingen uitjouw mond hebben gehoord, wil je misschien Voor ons drieën, Romeinen, zo goed zijn om uit te leggen wat voor wezen jij eigenlijk bent, en wat het voor stof was, waaruit je de dingen van de zichtbare hemel zo meer dan prachtig voor ons geconstrueerd hebt, met al die ontelbare dingen die zich erop bevinden! ,
[3] Rafaël zei: 'In de eerste plaats ben ik in alle opzichten een mens zoals jij, maar wel met het belangrijke verschil dat ik dit lichaam, dat jij nu kunt zien, in mijn zuiver geestelijke wezen kan veranderen, en dat ik als mens van vlees en bloed reeds bijna vierduizend jaar geleden, nog voor de zondvloed van Noach, in trouwe overgave aan God gedurende vele jaren op deze aarde heb geleefd en gehandeld.
[4] Nu ben ik echter een burger van de hemelen Gods en voor eeuwig Zijn dienaar en knecht. Mijn macht is Gods macht; daarom kan ik alles wat de Geest in mij wil. Als je dat nu weet, zul je ook wel weten van welke stof ik de dingen van de zichtbare hemel voor jullie gemaakt heb.
[5] Er is geen andere stof in de hele oneindigheid dan alleen de wil van God. Alles wat je ziet, hoort voelt en door een of ander zintuig waarneemt, zijn gedachten van God, en als Hij het wil, bestaan ze ook meteen.
[6] Wat God als de oereeuwige Geest in Zichzelf en door Zichzelf in staat is te doen, kan de geest Gods ook in de mens doen. Want God Zelf is in Zichzelf de zuiverste liefde, dus in Zichzelf ook het zuiverste levensvuur, zodoende ook het zuiverste en helderste licht en derhalve in Zichzelf de hoogste wijsheid en daardoor ook de hoogste alom werkzame macht en kracht.
[7] De volmaakt wijze orde van deze hoogste macht en kracht is de eeuwige wet, waar alle dingen zich naar moeten richten. Deze wet heerst ook over het lichaam van de mens; maar aan de ziel van de mens is een vrije wil gegeven en de wet is aan haar geopenbaard, opdat ze die in zich opneemt en haar wil daarnaar richt, ernaar leeft en handelt, om zo de volledige gelijkenis met God te bereiken, hetgeen haar bestemming is.
[8] Aan de ziel is echter in deze wereld, die tot haar ontwikkeling dient, slechts een zeer klein deel uit de wet van de goddelijke orde toevertrouwd om in acht te nemen; als ze in dat kleine deel getrouw is, zal ze ook over grote dingen gesteld worden -maar niet voordat ze in het toepassen van het kleine, haar geopenbaarde deel van de wet van de orde zo'n grote vaardigheid heeft verkregen, dat die haar volledig eigen en als het ware aangeboren is. Want anders kan ze in zichzelf immers ook niet tot het innerlijke bewustzijn van haar vrije zelfstandigheid komen en derhalve ook niet werkelijk waarnemen wat de goddelijke wil allemaal in haar en door haar in staat is te doen.
[9] Waartoe ik, die ook maar een mens ben, door de volle macht van de goddelijke wil in staat ben, daar hoef ik jullie geen verdere bewijzen van te geven. Als je een grote vaardigheid hebt bereikt om de goddelijke wil op te volgen, die je hier volkomen hebt leren kennen, en ook om jezelf volkomen te verloochenen in alle dingen van de wereld die jou bekoren, dan zul je in jezelf ook gewaar worden wat voor macht jouw ziel heeft verkregen.
[10] Maar voor alles geldt: oefening baart kunst; als de mens te weinig oefent blijft hij een eeuwige knoeier en kan hij voor niets groots en buitengewoons gebruikt worden. Of zou jij als Romeins commandant, die goed doorkneed is in de krijgskunde, aan iemand een belangrijk ambt toevertrouwen, voordat jij je ervan overtuigd hebt dat hij alle kennis bezit die voor dat ambt vereist is?
[11] God hoeft de mens niet op allerlei manieren te testen en op de proef stellen om Zich te overtuigen of hij al bekwaam is voor een groot en belangrijk ambt; want Hij weet altijd heel duidelijk hoever een ziel het in haar innerlijke levensvoleinding heeft gebracht. Maar laat de ziel zichzelf onderzoeken, in hoeverre ze gevorderd is in alle zelfverloochening wat de bekoorlijkheden van deze wereld betreft, in hoeverre ze geheel en al één is geworden met de verkozen en metterdaad opgevolgde wil van God en of ze nog een knoeier is of misschien al een meester -en dan zal God de Heer niet aarzelen om de macht van Zijn wil in haar kenbaar te maken.
[12] Kijk eens naar verschillende leerlingen van de Heer! Als zij iets zouden willen doen vanuit de wil van de Heer, die in hen al heel machtig is geworden, zou de een of de ander van hen ook in staat zijn iets te doen wat jou vast en zeker niet minder wonderbaarlijk zou voorkomen dan wat ik bij jullie heb gedaan; maar hun echte liefde voor de Heer en hun ware deemoed tegenover Hem zegt hun: 'O, wat zijn wij nog zwakke leerlingen vergeleken bij U!' En daarom wachten ze nog tot de Heer hun zal zeggen: 'Ga nu de wereld in, onderricht alle mensen Mijn wil en doe werken in Mijn naam!' Dan zullen ze, waar dat nodig is, ook dezelfde tekenen doen die de Heer nu Zelf doet, en ook ik van tijd tot tijd doe door de wil van de Heer in mij .
[13] De macht van de goddelijke wil wordt de mens echter niet ingegoten, zoals bijvoorbeeld de melk bij een kind, maar hij moet die zelf met zijn eigen wilskracht, die bij ieder mens volkomen vrij is, als het ware met geweld naar zich toetrekken.
[14] Dat het zo is en niet anders, blijkt duidelijk uit het feit dat de Heer Zelf, voor wie toch alle dingen mogelijk zijn, Zijn leerlingen onderricht, hen naar Zich toetrekt en hun laat zien wat ze moeten doen om zich Zijn wil tot hun eigen wil te maken, die dan voor eeuwig hun zelf toebehoort.
[15] Wat de door de Heer Zelf uitgekozen leerlingen moeten doen om in zichzelf volledig op God te gaan gelijken, dat moet ook ieder ander mens doen, als hij de macht van de goddelijke wil in zijn ziel wil verkrijgen.
[16] Ik heb je nu heel duidelijk getoond uit welke stof ik de dingen van de zichtbare hemel voor jullie heb gevormd; maar zorgen jullie nu dat jullie mettertijd worden wat ik nu ben. Het 'hoe' heb ik jullie getoond. -En nu kunnen jullie nog voor een korte tijd je lichaam rust gaan geven; want de ochtend zal niet lang meer op zich laten wachten!' ,
[17] Na deze woorden van Rafaël stonden de drie Romeinen op, bedankten Rafaël voor deze les en gingen vol goede voornemens naar huis, waar ze alles in de gewenste orde aantroffen; maar alledrie rustten ze weinig, omdat ze in de geest van hun natuurlijke verstand nog te druk waren en niet wisten hoe ze het moesten aanleggen om hun wereldse ambt te verenigen met datgene wat ze van Mij en ook van Rafaël als Mijn wil hadden vernomen.
[18] Onder veel heen-en-weergepraat werd het volop ochtend, en de commandant moest de soldaten orders geven voor deze dag. De soldaten verwonderden zich in stilte over het feit dat de commandant, die anders meer dan streng was, vandaag alleen maar heel zachtmoedige en mensvriendelijke bevelen uitdeelde, en ze dachten dat er iets heel bijzonders gebeurd moest zijn. Maar ze lieten natuurlijk wijselijk niet merken dat de zachtmoedigheid van de commandant hun was opgevallen; want ze hadden immers ook liever een gemakkelijke dienst dan een zware
«« 17 / 244 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.