[2] Daarop zei Ik: 'Eet en drink nu nog wat er op tafel staat; daarna zullen wij ons ter ruste begeven en zien wat de dag van morgen ons zal brengen! ,
[3] Daarop aten en dronken allen en spraken veel met elkaar over Mij. Ik at en dronk echter niets meer en rustte in zekere zin uit van de vermoeienissen van de dag. Tegen middernacht begonnen ook de anderen slaap te krijgen, en de opperstadsrechter, de Farizeeën en de Joden gingen naar hun huizen. Ik bleef echter zoals gewoonlijk met Mijn leerlingen de hele nacht aan tafel zitten.
[4] Bij het weggaan zei de opperstadsrechter tegen de waard, dat hij het absoluut niet moest wagen om enige betaling van ons te verlangen; want hij zou zelf voor allemaal de rekening betalen.
[5] De waard zei: 'Heer opperstadsrechter! Op dat punt kunt u mij gemakkelijk bevelen geven -want bij deze rekening ben ik de enige schuldenaar, en alle gasten zijn mijn schuldeisers; want als zij mij in rekening zouden willen brengen wat zij voor mij hebben gedaan, dan zou ik een flink bedrag aan hen moeten betalen. Wees dus niet bezorgd, want bij deze gelegenheid ben ik geen waard, maar een mens en net als jij een echte vriend van al het goede, ware en buitengewone. Morgen zien we elkaar weer!'
[6] Daarop namen zij afscheid en ook onze waard begaf zich ter ruste, hoewel hij, voordat hij in slaap viel, nog veel met zijn vrouwen kinderen over de verschijning van de afgelopen avond sprak.
[7] Zijn vrouwen kinderen waren nog echte heidenen in hart en nieren, en hun slaapkamer stond, waar er maar een plekje te vinden was, helemaal vol met Romeinse en Griekse beeldjes, sommige van hout, andere van steen en weer andere van metaal gemaakt.
[8] De waard zei tegen haar: 'Luister eens, brave en trouwe vrouw! Nu wij het geluk hebben gehad de werkelijke, ene en enig ware God lichamelijk en persoonlijk te leren kennen, zullen wij morgen deze afgodsbeelden ter hand nemen en ze allemaal vernietigen; want ze zijn ons nog nooit van nut geweest en zullen ons ook in de toekomst nog minder van nut zijn.'
[9] Toen de waard dat tegen zijn vrouw had gezegd wilde zij aanvankelijk niet toestemmen; maar zijn oudste zoon, die een vrijdenker was, zei hardop: 'Vader, dat had ik met jouw toestemming allang willen doen - alleen, het geloof van de vrouwen hier is zo hardnekkig als steen en er valt geen verstandig woord mee te praten, hoewel ze zouden moeten inzien dat al die afgoden ten eerste niets anders dan dode materie zijn, en ten tweede zo slecht en armzalig gemaakt zijn, dat ze de menselijke kunstzin regelrecht te schande maken; want zo'n Diana van Efeze ziet er immers niet anders uit dan een verdroogde kikker, en van die Jupiter kan men maken wat men wil!
[10] Ik laat me die figuren nog welgevallen als het werken van echte kunstenaars zijn; maar deze figuren, die de slaapkamer van moeder sieren, zijn voor het merendeel werken van Griekse herders; naast het hoeden van hun vee maken zij dergelijke figuren van hout, leem, zachte steen of lood, laten ze daarna door de priesters wijden, pakken er tenslotte grote kisten mee vol en geven ze dan tegen een schandalige prijs aan bepaalde beeldenhandelaars om verder te verkopen. Die komen dan in onze streken, en onze vrouwen hebben in hun domme piëteit geld genoeg om die armzalige rommel van de handelaars te kopen. En de keuken moet daar dan onder lijden, want alles wordt zuiniger en slechter op tafel gezet, en dan hebben vreemde gasten werkelijk geen reden om te bedanken voor een goede en overvloedige verzorging. Daarom liever wat meer vet en olie op tafel voor de gasten dan zoveel dwaze en belachelijke goden in de slaapkamer!
[11] In een hoek van de gastenkamer staat half levensgroot een Apollo, die al zo zwart en vies is, dat een eerlijk mens ervan moet walgen om naar zo'n figuur te kijken. Ik heb die al langer op het oog, en morgen zal ik die miserabele figuur voor altijd opruimen!'
[12] Zijn moeder schrok nogal van het voornemen van haar zoon, en zei: 'Ja, ja, maar pas op dat de priester van Apollo je niet ziet en je dan als heiligschenner bestraft!'
[13] De zoon zei: 'Ik ben helemaal niet bang meer voor hem! Want Degene die ons op wonderbaarlijke wijze van wijn en vissen heeft voorzien en ook in staat was om tegenover de Joden en hun priesters, die Hem wilden verhinderen de stad binnen te gaan, ogenblikkelijk veertien woeste leeuwen neer te zetten, die ik met eigen ogen heb gezien, zal ook wel in staat zijn mij tegen die meer dan domme Apollopriester in bescherming te nemen, en des te meer omdat onze opperstadsrechter geen vriend is van onze goden en hun priesters.
[14] Deze priester van ons is echter ook verstandelijk ongelooflijk dom en weet niets anders te vertellen dan oude, al meer dan duizend keer uitgekauwde godenfabels; daarbij vreet hij als een wolf en zuipt hij als een os, vooral als hij ergens wijn vandaan kan halen. Daaruit bestaat zijn Apollinische wijsheid; en voor zo iemand zou ik vrees en respect moeten hebben? Werkelijk, dan zou ik me moeten schamen om zelf een mens en dan ook nog een Romein te zijn!'
[15] De waard, die heel tevreden was over zijn zoon, zei: 'Wees nu maar kalm; morgen zien we wel wat er allemaal gedaan kan worden! We zullen nu alles overlaten aan Hem, die vandaag in ons huis uitrust! Hij zal alles wel in orde maken.'
[16] Daarop werd het in de slaapkamer van de waard rustig tot de ochtend; de waard was een van de eersten die wakker werd en zich direct naar ons in de gastenkamer begaf.
«« 177 / 244 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.