[2] Hierop zeiden alle aanwezigen: 'Heer en Meester, wij voelen ons bijna helemaal vernietigd tegenover Uw grootheid, die U ons door Uw woorden slechts een beetje en voor U waarschijnlijk met het grootste gemak hebt getoond! Wat zal er uit ons groeien, als wij U in de toekomst steeds volmaakter zullen leren kennen?!'
[3] Ik zei: 'Uit jullie zal datgene groeien, wat er uit een mosterdzaadje groeit, dat een heel klein zaadje is wanneer het in vruchtbare en tot leven brengende aarde wordt gelegd. Het zal weldra uitgroeien tot de grootte van een echte boom, en onder de takken ervan zullen zelfs de vogelen des hemels wonen. En dat mosterdzaadje zal dan in staat zijn om zich in zijn vrucht geleidelijk tot in het oneindige te vermeerderen, een eigenschap die niet alleen eigen is aan een mosterdzaadje, maar ook aan alle andere zaden.
[4] Nu zijn jullie weliswaar ook nog heel eenvoudige zaadkorrels. Mijn aan jullie gerichte leer is de goed bemeste aarde waarin Ikzelf jullie zaai, en als jullie de levenskracht van deze leer gretig in je opnemen, zullen jullie ook in Mijn rijk eindeloos overvloedig vrucht dragen; want geen oog heeft ooit gezien, geen oor gehoord en geen zintuig gevoeld wat diegenen in Mijn rijk te wachten staat, die in Mij geloven, Mij liefhebben en Mijn gemakkelijke geboden houden.
[5] Maar het is nu al midden op de dag geworden, en onze lichamen hebben ook hun versterking nodig. Zorg er dus voor, Mijn beste waard, dat wij een flinke hoeveelheid wijn en brood en ook vis te eten krijgen; want na het middagmaal zal Ik jullie met Mijn leerlingen weer verlaten en verder reizen!'
[6] Nadat Ik dit had gezegd was alles wat Ik gevraagd had er weldra, en welgemoed hielden wij een goed middagmaal.
[7] Na het middagmaal, dat ongeveer een uur duurde, vroegen de waard en de opperstadsrechter, evenals de drie Apollopriesters, de twee Farizeeën en de overige joden die hier aanwezig waren, of Ik nog tot de volgende ochtend bij hen wilde blijven.
[8] Ik vroeg het aan Mijn leerlingen en zei: ' Als jullie willen, kunnen we hier wel tot morgen blijven!'
[9] De leerlingen zeiden: 'O Heer, U weet toch wel dat wij alles goedvinden wat U goedvindt; laten we daarom hier blijven overeenkomstig de wens van Uw nieuwe fijne vrienden, want het is toch al ruim een uur na de middag, en wij zouden waarschijnlijk van hier verder naar het zuiden geen plaats meer kunnen bereiken.'
[10] Daarop zei de opperstadsrechter: 'O Heer en Meester, wat dat betreft hebben Uw leerlingen de waarheid gesproken, want van hier tot de volgende stad, die van hieruit helemaal in het zuidoosten ligt bij de bronnen van de beek de Arnon, is het meer dan een dagreis ver, en langs de weg van hier naar daar staat er slechts af en toe een uiterst armelijke herdershut.'
[11] Ik zei: 'Wat de afstand betreft zou het Mij wel mogelijk zijn die stad samen met Mijn leerlingen te bereiken; maar omdat jullie in je hart wensen Mij nog tot morgen bij jullie te hebben, zal Ik ook aan die wens tegemoet komen; Ik blijf daarom tot morgen bij jullie.
[12] Deze namiddag is echter heel mooi en zuiver; laten we daarom deze tijd van de dag buiten doorbrengen, en wel nogmaals op de berg Nebo! We zullen er dan ook dadelijk heengaan!'
«« 196 / 244 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.