[2] Daarop kwam ik met mijn vader weldra in zijn woning en in zijn beeldhouwerswerkplaats en ontmoette in gezelschap van mijn vader de bouwmeester zelf. Hij was echter ook een heel bescheiden en eenvoudige man, een op het kleine eiland Rhodos geboren Griek, aan wie men in de verste verte niet gezien zou hebben dat hij het vermogen bezat de vingers van zijn hand te tellen; maar als men met hem begon te praten, merkte men wel direct dat hij behalve de oude rekenkunde van Euclides ook nog in andere kunsten en wetenschappen thuis was, en ik kreeg dan ook werkelijk een geweldige hoogachting voor deze grote bouwmeester en kunstenaar.
[3] Maar nu weet ik nog niet, o Heer en Meester, wat U met dit voortreffelijk gekozen beeld met betrekking tot Uzelf eigenlijk hebt willen zeggen!'
[4] Ik zei: 'Mijn beste vriend en broeder, niets anders dan dat jouw vermeende grote zaligheid in Mijn gezelschap en dat van de aartsengel Rafaël nog niet de hoogste graad heeft bereikt en die pas zal bereiken, wanneer je al Mijn bouwwerken en scheppingen steeds nader en beter zult leren kennen! Jij weet nu wel dat in Mij een geweldig grote scheppende eigenschap huist en je maakt je daar een zo groot mogelijke voorstelling van, sinds je die paar tekenen door Mij hebt zien doen; maar je zult je er vast een heel andere voorstelling van maken wanneer je innerlijke gezichtsvermogen ten aanzien van Mij door Mijn werken te beschouwen buitengewoon veel weidser en verhevener zal worden. Want dan pas zal het werkelijk goddelijke in Mij zich in een steeds hoger licht aan je voordoen, hoewel eeuwig nooit in het allerhoogste finale licht, dat Ikzelf in Mijn innerlijk ben, en wel omdat dat voor iedere vanuit Mij geschapen geest zelfs in zijn hoogst mogelijke voleinding onmogelijk is.
[5] Nu denk en zeg je natuurlijk bij jezelf: 'Hoe zit dat dan? Want dan blijft immers de hoogste en volmaakte geest toch nog eeuwig niets vergeleken bij U!'
[6] Ja, Ik zeg je datje daar gelijk in hebt: voor Mij is weliswaar alles mogelijk, maar een tweede, volkomen aan Mij gelijk Ik kan Ik niet scheppen, evenmin als een tweede oneindige ruimte en een tweede eeuwig durende tijd; en zo kan ook de meest volmaakte engelengeest uiteindelijk ook nooit de volledige sterkte van het licht in Mij noch de grenzen van de oneindige ruimte bereiken of de uren van de oneindige tijdsduur tellen. Hij kan zich over die drie dingen wel steeds uitgebreidere voorstellingen vormen, maar daar uiteindelijk toch eeuwig nooit komen.
[7] Je ziet het licht van de zon en beschouwt haar licht reeds als het sterkste wat jouw begrip kan vatten -hoe zou het dan zijn als Ik voor jou in plaats van die ene zon ineens duizend zonnen van dezelfde grootte en lichtsterkte tegelijk aan het firmament zou plaatsen? Zou dat licht dan ook niet duizendvoudig versterkt op deze aarde vallen?'
[8] De opperstadsrechter zei: 'O Heer en Meester, doe dat maar niet; want met name in de zomer hebben wij meer dan genoeg licht van die ene zon! Als er duizend zonnen aan het firmament zouden schijnen, zouden alle schepselen op deze aarde in zeer korte tijd verbranden en daarna ook de gehele grote aarde zelf. Want ik heb al eens gezien, en wel in Alexandrië, wat het licht van de zon door een arcadische holle spiegel teweeg kan brengen en door middel van die ene spiegel wordt die ene zon slechts zo'n 10 tot 20 keer vergroot en bewerkstelligt dan in het brandpunt reeds een zodanig verwoestend effect, dat ze alles in brand steekt; en stel je dan eens het effect van duizend zonnen voor!'
[9] Ik zei: 'Nou ja, daar heb je gelijk in, en de aarde heeft meer dan genoeg aan die ene zon; maar Ik wilde er alleen maar je aandacht op vestigen dat zelfs het natuurlijke licht tot in het oneindige versterkt kan worden - en hoeveel te meer dan het geestelijke licht! Daarom staat er bij Mozes ook geschreven dat geen enkel geschapen wezen God in Zijn innerlijke werkelijkheid kan aanschouwen en daarbij zijn leven kan behouden.'
[10] De opperstadsrechter zei: 'O Heer en Meester! Nu word ik echt bang in Uw tegenwoordigheid, want ik voel steeds meer mijn volslagen nietigheid en Uw volkomen alles in alles, en Plato had gelijk toen hij zei: 'Ik heb in een visioen de zoom van Gods kleed gezien, alles was veranderd in licht, en ik zag mijzelf daarin als het ware volledig tot niets opgelost; alleen de liefde voor de Godheid zorgde ervoor dat ik mijn bewustzijn behield!'
[11] Ik zei: 'Daar had deze filosoof gelijk in -maar voor zijn tijd; van nu af aan zal dat anders zijn! Want Ik heb Mijzelf met een lichaam omgeven om voortaan niet meer als een onbegrijpelijke en niet te aanschouwen God aan jullie te verschijnen, maar als een mens, met wie jullie net zo kunnen praten en omgaan als met elkaar, en daardoor heb Ik jullie niet alleen tot Mijn volkomen op Mij lijkende kinderen, maar ook tot Mijn ware vrienden en broeders gemaakt.
[12] Met dat geschenk van Mij zullen jullie allemaal wel tevreden zijn, en het zal jullie niet hinderen als jullie inzien dat Ik in Mijn eeuwige, goddelijke eigenschappen nooit te bereiken ben.
[13] Maar daar komt het gebraden lam; laten we ons daarmee bezighouden en al het andere intussen opzij zetten!'
«« 207 / 244 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.