De juiste toepassing van het gebod van de naastenliefde

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)

«« 215 / 244 »»
[1] Toen zei Simon Juda: 'Ja, Heer en Meester, er is nog wel het een en ander wat in mijn begrip niet helemaal de juiste vorm wil krijgen; maar ik denk bij mijzelf: omdat nu datgene wat mij het meest krom toescheen, zo gemakkelijk recht is geworden, zullen mettertijd de minder kromme lijnen van mijn verstand vanzelf ook wel helemaal recht worden.'
[2] Ik zei: 'Breng nu maar naar voren wat jou nog enigszins krom voorkomt!'
[3] Simon Juda zei: 'Heer, dat wil ik wel doen, maar niet zo graag, omdat ik daarmee tegenover de andere leerlingen laat blijken dat ik in veel opzichten misschien onnozeler ben dan zij; maar omdat U het wenst, zal ik ook spreken en mijzelf tegenover al mijn metgezellen verdeemoedigen!
[4] Kijk, bij de gelegenheid dat U ons en het volk onderwees over de liefde tot God en tot de naaste, gaf U ook aan datje zelfs je aartsvijanden moet liefhebben, en dat je degenen moet zegenen die je vervloeken, goed doen aan degenen die je kwaad doen en aan iemand die je een oorveeg geeft, nog je andere wang moet toekeren in plaats van hem een oorveeg terug te geven.
[5] Ik zie wel in dat in die handelwijze de door U geleerde en tot daadwerkelijk beoefenen aanbevolen naastenliefde de ware, hemelse vorm krijgt. Want als wij mensen dat allemaal moeten doen -namelijk wat wij wensen en willen dat zij in soortgelijke gevallen ook aan ons zouden doen - dan is het daardoor natuurlijk ook volkomen gebillijkt dat je zelfs je vijanden moet liefhebben, bidden voor wie je vervloeken en goed doen aan wie je kwaad doen; maar toch vind ik een paar dingen nog krom, en wel omdat in die gevallen de zelfverdediging helemaal aan de kant geschoven is. Je kunt dit wel in acht nemen tegenover mensen die in hun boosaardigheid tegenover andere mensen niet te ver gaan, maar ten opzichte van mensen die hardnekkig ware aartsduivels zijn geworden tegenover hun medemensen, zou er in Uw goddelijke leer een kleine uitzondering gemaakt moeten worden.
[6] Ik wil het niet over de oorveeg hebben, en het zou mij echt niets uitmaken om, als iemand mij bij een of andere gelegenheid een niet al te harde oorveeg heeft gegeven en zin zou hebben mij er nog een te geven, ook de andere wang toe te keren, zodat er dan vrede en eendracht tussen ons kan ontstaan; maar wat, als mijn tegenstander mij met zijn eerste oorveeg al bijna halfdood heeft geslagen? Moet ik in dat geval niet liever mijzelf verdedigen, als ik dat op een of andere manier zou kunnen, dan mij door zo'n woedende reus van een Simson helemaal dood laten slaan?
[7] Ik denk, o Heer en Meester, dat er in deze leer die U over de naastenliefde hebt opgesteld -natuurlijk alleen naar het oordeel van mijn wereldse verstand nog heel wat kroms zit, dat door de rechtlijnige maag van ons gemoed niet zo gemakkelijk te verteren valt. Ik weet niet of ik verstandig of onverstandig heb gesproken; maar omdat ik toch geloof dat mijn wereldse verstand wel redelijk is, omdat ik U anders waarschijnlijk nooit als de Heer en Meester herkend zou hebben, ben ik dus ook van mening dat juist die redelijkheid van mijn verstand ook dergelijke kromme dingen herkent.'
[8] Ik zei: 'Je hebt een heel goede en juiste vraag gesteld; maar Ik moet tegen jou altijd weer opmerken datje weliswaar een heel scherp verstand hebt, maar daarentegen -wat door je gevorderde leeftijd komt -een minder goed geheugen;je herinnert je daarom veel dingen niet meer die Ik bij verschillende gelegenheden als verklaring over de ware naastenliefde aan de mensen heb gegeven.
[9] Het is op zichzelf heel duidelijk dat men een door en door slecht mens door een te vriendschappelijke houding niet nog meer gelegenheid moet bieden om zijn boosaardigheid te laten groeien en steeds slechter te worden dan hij voorheen was.
[10] In dat geval zou het volhouden van een toegeeflijke houding niets anders zijn dan een ware ondersteuning van de te sterk groeiende boosaardigheid van de vijand; maar daarvoor heb Ik in deze wereld te allen tijde strenge rechters aangesteld en hun het recht verleend om de mensen die te slecht en boosaardig zijn geworden, te tuchtigen en te straffen al naargelang ze dat verdiend hebben, en Ik heb jullie daarom ook het gebod gegeven, dat jullie onderworpen moeten zijn aan de wereldse overheid, of die nu zachtmoedig of streng is.
[11] Wie dus zo'n erge vijand heeft, moet naar een wereldse rechter gaan en het bij hem aangeven, dan zal die bij degene die door en door slecht is geworden zijn boosaardigheid uitdrijven.
[12] Als dat niet lukt met alleen lichamelijke tuchtiging, dan lukt het tenslotte wel met het zwaard. En zo is dat ook met die oorveeg. Als je die krijgt van een minder boosaardig mens, die daartoe verleid werd door een plotselinge opwelling van zijn gemoed, verweer je dan niet, opdat hij milder gestemd wordt door het feit dat je hem geen oorveeg teruggeeft, dan zullen jullie daarna zonder wereldse rechter gemakkelijk weer goede vrienden worden.
[13] Als iemand in volle woede met een moorddadige oorveeg op je afkomt, dan heb je ook het volste recht om je teweer te stellen; kijk, als het niet zo was, zou Ik jullie niet gezegd hebben dat jullie ook het stof van je voeten moeten afschudden over die mensen in een plaats, die jullie niet alleen niet opnemen, maar jullie bovendien nog bespotten en met allerlei vervolging bedreigen.
[14] O, wees er zeker van dat Ik met Mijn prediking over de naastenliefde de macht en het gezag van het zwaard niet in het minst heb opgeheven, maar wel verzacht, zolang de vijandigheid onder de mensen niet die graad heeft bereikt die men met het volste recht hels kan noemen!
[15] Bij de ouden die volgens de wet van Mozes leefden en bij de meeste oude richters werd gezegd: 'Leven voor een leven, oog om oog, tand om tand!', maar het moet bij jullie niet zo zijn dat je dergelijke wetten al te letterlijk neemt, en dat je je vijanden niet vaker dan zeven keer moet vergeven waarover Ik jullie al herhaalde malen een verklaring heb gegeven, die jullie ook goed hebben begrepen!
[16] Maar, zoals gezegd, daarmee heb Ik de wet van Mozes, de richters en de profeten niet opgeheven, maar alleen verzacht; want zij namen de wet al te letterlijk en straften met dezelfde strengheid ook diegene, die vaak meer toevallig dan als gevolg van zijn kwade wil zijn medemens een of andere schade had berokkend.
[17] Doordat de richters te streng aan de wet vasthielden, kwam het dan ook dat het volk in de tijd van Samuël, de laatste richter van Israël, van Mij een koning verlangde, omdat het onder die koning op een mildere handhaving van de wetten hoopte dan onder de richters. Weliswaar vergiste het volk zich, met name in koning Saul, die het nog veel erger tuchtigde dan de vroegere richters; maar onder David en ook onder Salomo ging het wel menselijker toe dan onder de richters.
[18] Maar onder de latere koningen, met name toen het rijk onder meerdere koningen werd verdeeld, ging het er nog veel erger aan toe dan onder de richters. En toen het uiteindelijk al te slecht begon te gaan, bleef er ook niets anders over dan alle joden en ook vele naburige volkeren, met wie de joden voortdurend in ruzie leefden, aan de verenigde macht van Rome over te geven, omdat Rome in werelds opzicht de beste, meest wijze en doelmatigste wetten had. En kijk, toen kwam er onder de joden alsook onder hun naburige volkeren direct volledige rust en orde!
[19] Maar als de joden nu geleidelijk aan steeds opstandiger worden en de priesters van de joden de wetten van Rome steeds meer als godslasterlijk gaan aanduiden en de betere joden verdoemen omdat zij vrienden van de Romeinen zijn, dan zullen de Romeinen weer opstaan en met grote macht dit rijk binnendringen en het zozeer verwoesten, dat er geen steen ongebroken op de andere zal blijven. Daarna zullen de joden zelf over de hele wereld uiteen gedreven worden, en dan zal ook gebeuren wat Ik jullie al van tevoren heb gezegd, namelijk dat de joden moeten bidden dat de tijd van hun vlucht niet in de winter en ook niet op een sabbat plaatsvindt; want dan zou het hun nog slechter vergaan dan in een ander jaargetijde of op een werkdag. Bijzonder zwaar zal die vlucht voor de zwangere vrouwen worden.
[20] In die tijd zullen ook twee joden in één bed slapen; de ene, die een bekende vriend van de Romeinen is, zal behouden blijven en de hardnekkige jood zal verworpen worden. Zo zullen er ook twee anderen in één molen malen; ook daar zal om dezelfde reden de ene behouden, de ander verworpen zijn. Wie op het veld werkt, laat die niet weer naar zijn huis terugkeren om zijn mantel te halen, en wie het dak op zijn huis repareert, moet niet van het dak zijn huis ingaan om iets te halen, maar laat hij liever van het dak op de grond springen en door te vluchten proberen zijn leven te redden! Want als hij in zijn huis afdaalt, zal hij zijn leven zeker verliezen; als hij echter van het dak springt, kan hij in het gunstigste geval zijn leven nog behouden en zichzelf door de vlucht redden.
[21] Kijk, Mijn beste Simon Juda, die dingen heb Ik jullie al herhaaldelijk gezegd, evenals aan vele andere joden en Farizeeën, en Ik denk dat jij in al die dingen geen kromme lijnen zult ontdekken!'
«« 215 / 244 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.