[2] De mensen gingen het huis binnen, en de waard bracht hen direct naar de tweede kamer en zei tegen hen: 'De bedienden staan al klaar; wat jullie wensen zal jullie ook gegeven worden!'
[3] Daarna begaf de waard zich weer direct naar ons toe en zei tegen Mij:'O mijn wonderbaarlijke, beste vriend! Met deze gasten, die nu zijn aangekomen, zal ik me niet zoveel bemoeien; want ik heb direct gezien dat het kooplieden uit Jeruzalem zijn, in wier gezelschap zich drie levieten bevinden, die ook handel drijven.
[4] Ik zei: 'Dat had Ik je van tevoren wel kunnen vertellen; maar dat zou je niet prettig hebben gevonden. Maar nuje weet met wieje te maken hebt, zul je ook wel weten hoe je met deze mensen om moet gaan om het zo goed mogelijk met hen te kunnen vinden.'
[5] De waard zei: 'Die kunnen ook de vissen die ik nog in voorraad heb wel opeten, die zijn helemaal niet slecht, omdat ze direct na het vangen gebraden en goed gezouten zijn; verder hebben ze brood en wijn, en daar zullen ze dan genoegen mee moeten nemen. Ik bezit ook nog wel gerookt schapen en geitenvlees; als ze dat willen hebben kan daarvan ook iets voor hen klaargemaakt worden, hoewel de Joden geen gerookt vlees eten, in 't bijzonder wanneer ze onder elkaar zijn -maar als ze naar ons heidenen toekomen en echt honger hebben, eten ze alles wat we hun maar voorzetten.'
[6] Ik zei: 'Dat zullen ze ook nu doen, en je hebt er goed aan gedaan om ze in een andere kamer te zetten!'
[7] De waard ging nu naar de keuken en zei tegen zijn vrouw wat ze de nieuw aangekomen gasten moest geven.
[8] De vrouw had haar vissen echter al op een rooster boven de kolen gelegd en was druk bezig ze klaar te maken.
[9] Een van die gasten kwam nu naar onze kamer, om met de waard te overleggen of hij geen betere wijn had.
[10] De waard zei: 'Hier in de buurt van de Dode Zee groeit geen betere, en dus moeten jullie met deze genoegen nemen.'
[11] De gast merkte op dat Jericho ook in de buurt van de Dode Zee lag, en dat ze daar toch een voortreffelijke wijn te drinken hadden gekregen.
[12] De waard zei: 'Dit dorp is Jericho niet, en wij hebben er ook niet het geld voor om onze kelders met de voortreffelijke Cyperse wijn te vullen! Daarom moeten we wel genoegen nemen met wat ons kleine stukje land ons als oogst schenkt!'
[13] Toen de gast inzag dat hij bij de waard niets kon bereiken, ging hij weer naar zijn metgezellen in zijn gastenkamer.
[14] Toen deze zich weer bij zijn metgezellen bevond, zei de waard tegen Mij: 'Ik heb wel betere wijn, en het spijt me nu dat ik die u en uw metgezellen om dezelfde reden heb onthouden als waarom ik nu deze net aangekomen gasten de wijn onthoud. Maar het spreekt toch vanzelf want ik hield ook jullie voor Joden; en dat ik absoluut geen vriend van de Joden kan zijn, daarvan heb ik jullie de reden uiteengezet. Maar ik heb wat jullie betreft al heel gauw gezien dat jullie wel naar het uiterlijk tot het geslacht der Joden behoren, maar jullie innerlijk schijnt ver verheven te zijn boven het huidige jodendom.
[15] Ach, de oude Joden ten tijde van hun richters waren nog heel andere mensen dan deze nu! Ik ben ook enigszins thuis in de oudheid van de Joden; maar de Joden van tegenwoordig zijn slechter dan slecht! Ze zijn enkel belust op aardse schatten en aards aanzien en laten daarbij de God van Abraham, Isaäk en Jacob samen met alle profeten -zoals men pleegt te zeggen -voor wat ze zijn; maar ik ben van mening dat niet een van die bijzonder hoge Jeruzalemmers nog in een God of in een profeet gelooft. Ik behoor weliswaar ook niet tot die mensen die speciaal in een of andere godheid geloven, maar ik heb altijd een terechte hoogachting gehad voor de waarheid van de wijzen van Egypte en Griekenland, omdat ik door die waarheid pas mens ben geworden.
[16] Ik heb mij weliswaar af en toe ook in jullie profeten verdiept, maar ze daarna weer terzijde gelegd, omdat ze voor mij te onbegrijpelijk waren; want het Oudhebreeuws, en vooral het schrift ervan, beheers ik minder goed dan het Grieks, waarin ik geboren ben. Deze Hebreeuwse werken zijn nog niet in mijn moedertaal vertaald, maar alleen enkele brokstukken in de Romeinse taal, en het is dus begrijpelijk dat ik helemaal niet zo goed thuis ben in de oude Joodse wijsheid.
[17] Alleen één ding is mij opgevallen -voorzover ik het heb begrepen -en dat is, dat de Joden op een nieuwe koning hopen, die met grote macht en kracht zal komen en voor de Joden een groot, machtig en onoverwinnelijk rijk zal vestigen. Maar ik ben van mening dat deze koning, waar de Joden op hopen, nog heel lang op zich zal laten wachten, en dat zij zich de Romeinse overheersing nog aardig lang zullen moeten laten welgevallen.
[18] Het zou ook eeuwig jammer zijn als er ergens ver uit Azië een wijze en machtige held zou opstaan om het Joodse gepeupel van de Romeinse overheersing te bevrijden. Ik weet weliswaar niet of ik gelijk heb of niet -maar mijn hogere inzicht, dat ik aan de Griekse wijzen te danken heb, alsook mijn tamelijk heldere verstand zeggen mij dat ik een juist oordeel over dit volk vel!
[19] Beste vriend, u bent onmiskenbaar wijzer dan ik en zult mij hopelijk niet helemaal ongelijk geven; want zoals ik al eerder heb gemerkt, is dit volk er helemaal toe geneigd om iedere leider die erover heerst uiteindelijk van de troon te stoten en te stenigen! En daarom heb ik u er ook op gewezen dat u echt niet naar Jeruzalem moet gaan en u met uw wonderbaarlijke wijsheid kenbaar moet maken; want het volk in Jeruzalem kan niemand gebruiken die duidelijk wijzer is dan dat hoogmoedige volk zelf.'
«« 233 / 244 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.