[2] De ondergeschikte vertelde de moeder nu over de even plotselinge genezing van de zoon van de waard die nu helemaal sterk en gezond was. Slechts enkele ogenblikken geleden had dezelfde wonderbaarlijk machtige arts op het gelovige verzoek van de commandant ook haar dochter zonder enig geneesmiddel en alleen door zijn onbegrijpelijk almachtige woord van al haar lijden genezen.
[3] Hij zei dat de moeder dat moest geloven en haar volkomen gezonde dochter uit haar bed moest laten gaan en haar onmiddellijk naar de Joodse waard moest brengen, waar de wonderbaarlijke arts verbleef met enkele van zijn metgezellen en ook de commandant. Verder zei hij dat de dochter daar wat wijn en ook voedsel tot zich moest nemen, om zich nog meer te versterken.
[4] Na die woorden liet de moeder Veronica haar bed verlaten.
[5] Die deed dat pijlsnel en kleedde zich zo mooi mogelijk; want ze wilde even zuiver en mooi voor Mij verschijnen als wanneer ze bij een koning moest komen.
[6] Toen ze nu helemaal gekleed en getooid was, nam ze ook een mooie gouden beker met zich mee om Mij daarmee te eren.
[7] Zo kwam ze dan ook naar ons toe, begeleid door haar moeder en de ondergeschikte, en haar eerste vraag was (Veronica) : 'Waar is mijn Heiland, mijn God en mijn Heer?'
[8] Ik zei: 'Ik ben het! Kom hier en versterk je hart met de wijn en het brood, dat Ik uit de hemelen op deze tafel heb gezet!'
[9] Toen Veronica dat van Mij had gehoord, viel ze voor Mij op haar knieën en zei: 'O mijn goede, lieve en goddelijke Heiland, hoe kan ik, een arme, zondige heidin, U danken voor de meer dan grote en eeuwig onverdiende genade die U mij bewezen hebt, zodanig dat mijn dank Uw goddelijke hart welgevallig kan zijn?'
[10] Ik zei: 'Sta maar op en kom naast Mij zitten, en drink en eet -want daardoor worden je hart en ziel nog sterker; daarna zullen wij in alle liefde en tederheid van de hemelen spreken over de enige dank die Mij welgevallig is.'
[11] Hierop stond de nu buitengewoon mooie Veronica op, zette de gouden beker voor Mij neer en zei volontroering, maar tevens met Romeinse waarachtige ernst: 'O Heerlijkste van alle heerlijken, Heer van alle heren, Koning van alle koningen, God van alle goden, versmaad dit kleinood van mij niet! Ik weet en voel in mijn ziel dat het U te onwaardig is; maar bedenk dat het een hart is dat U liefheeft en alleen door U genezen is, dat het U aanbiedt, en versmaad het daarom niet!'
[12] Ik zei: 'Ja, wat Mij door zo'n hart wordt aangeboden wordt door Mij ook aangenomen, en Ik zal nu uit deze beker de wijn drinken; en hier heb jij Mijn beker, waar Ik uit gedronken heb; drink jij daar de wijn uit!'
[13] Toen nam Veronica Mijn beker die slechts van aardewerk was, dronk eruit en zei toen: 'O, hoeveel koninkrijken is deze beker meer waard dan die ik gewaagd heb aan U op te dragen; want nu ik uit deze beker heb gedronken, voel ik dat ik niet alleen de meest versterkende wijn voor mijn lichaam, maar ook de kracht van het eeuwige leven van mijn ziel heb gedronken!
[14] O, drink toch allemaal met mij uit deze beker, als jullie nog twijfelen aan het eeuwige leven van jullie ziel, dan zullen jullie gesterkt worden tot het eeuwige leven!'
[15] Nu schonk ze de beker vol en reikte hem aan haar vader, die tot nu toe nog niets van onze wijn geproefd had; hij dronk hem helemaal leeg, kuste toen de beker en zette hem, terwijl hij Mij bedankte, weer voor zijn dochter neer.
[16] De commandant verbaasde zich over de buitengewone kwaliteit van de wijn en zei ook, dat hij nu gewaar begon te worden dat hij een ziel had, die een eeuwig voortduren van het leven in zich voelde, en dat hij daar buitengewoon blij om was. Daarna dronken ook zijn vrouw, zijn ondergeschikten en tenslotte de Griekse heidense waard.
[17] Toen deze de wijn had geproefd, vroeg hij direct aan de Joodse waard (de Griekse waard): 'Waar heb je deze wijn gekocht? Want zolang ik leef en zelf Waard ben heb ik nooit zo'n wijn geproefd! Voor bijzondere gasten heb ik, als Ze dat wensen, toch ook heel goede wijn in mijn kelder en heb je daar al herhaalde malen mee geholpen, en jij kunt zeggen dat ik je nooit iets slechts heb aangeboden. Maar zo'n wijn heb ik nog nooit gehad. Waar heb je die vandaan? Zeg het mij, opdat ik die ook aanschaf!'
[18] De Joodse waard zei: 'Vriend, dat zul je waarschijnlijk niet kunnen; want dergelijke wijn groeit er op de hele aarde niet! Heb je dan niet gehoord dat de grote wonderheiland tegen de dochter van onze rechtvaardige commandant heeft gezegd waar deze wijn vandaan is gekomen? Kijk, uit de hemelen Gods, echter niet die van jullie fantasiegod Bacchus, maar uit de hemelen van onze ene en enig ware God, wiens afgezant zeer zeker deze verheven wonderheiland is! Zo is het en niet anders, en het zal je moeilijk vallen om voorjouw geld in deze omgeving een dergelijke wijn te kopen!'
[19] De Griekse waard zei: 'Hoe ben jij er dan aangekomen?'
[20] De Joodse waard zei: 'Dat moet je niet aan mij, maar aan de grote Meester vragen, voor wie alle dingen mogelijk lijken te zijn, en van wie ik nu ook geloof wat de commandant en zijn dochter onder woorden hebben gebracht. Spreek dus met de Meester; want ik als zwak mens, die nog vol geestelijke blindheid en dwaasheid zit, weet niets en begrijp niets!'
[21] Daarop zweeg de Griekse waard.
«« 37 / 244 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.