[2] Maar Ik stond snel op van Mijn plaats, liep naar de bezetene toe en zei met opgeheven hand: 'Ik wil het; vaar dus zichtbaar voor alle aanwezigen uit de ingewanden van deze man; jullie hebben immers geen recht hem te bezitten en te kwellen!'
[3] Toen rukten ze de man nog een paar keer heen en weer, zodat hij daardoor op de grond viel; maar hij stond vlug weer op toen de boze geesten in de gedaante van kleine, zwarte krokodillen uit hem voeren
[4] Deze zagen er echter veel compacter uit en konden zich met in de lucht verheffen, maar kropen rond op de grond, richtten tenslotte hun bek naar MIJ toe en krijsten Mij woedend toe (de geesten): 'Wat hebben wij met U te maken? We kennen U niet en hebben op aarde nooit in strijd met Uw wetten kunnen handelen omdat die er nooit waren! Met welk recht wilt U ons nu tuchtigen? Waarom hebt U ons met Uw overmacht uit deze woning van ons verdreven, die wij met moeite hadden veroverd?' .
[5] Ik zei: 'Waren jullie er niet bij, toen Ik op de berg Sinaï de wetten gaf? Wie heeft jullie er destijds toe aangezet om Mij te trotseren, met Mij de spot te drijven, een gouden kalf te maken en dat vervolgens te aanbidden in plaats van Mij? Jullie waren toen de grootste raddraaiers en hebben veel volk overreed en Mij de rug doen toekeren; hoezo zeggen jullie nu dat Ik volkomen vreemd en onbekend voor jullie ben en jullie ook nooit wetten heb gegeven, volgens welke Ik jullie nu met recht kan bevelen?!
[6] Wat er destijds met jullie gebeurde, toen Mozes naar jullie in het dal kwam en in gerechtvaardigde vurige toorn de stenen tafelen van de wet kapotsloeg, dat dient ook nu met jullie te gebeuren. Verdwijn dus van hier; want voor jullie zal er nog lang geen verlossing dagen!'
[7] Daarop begonnen ze onder gehuil en wild gekras ijlings van ons weg te kruipen over de steile helling van de heuvel naar een moerassige en dicht met allerlei onkruid begroeide kloof.
[8] Toen zei de commandant tegen Mij: 'O Heer en Meester, die kloof zal alle inwoners van deze plaats tot onheil worden, als U hem niet van die zeventien kwade demonen reinigt; want voor deze werkelijk beestachtige geesten ben zelfs ik bang geworden! Laat U ze daarom niet in die kloof blijven!'
[9] Ik zei: 'Wacht maar even tot Ik klaar ben met de genezene, dan zullen we wel zien hoe deze kloof gereinigd kan worden!'
[10] Hierop viel ook de tweede genezene voor Mij op zijn knieën, bedankte Mij voor zijn genezing van de al enkele jaren durende kwelling en legde toen dezelfde geloofsbelijdenis af die zijn broer al eerder had gedaan. Daarna vroeg hij Mij of Ik het verzoek van de commandant niet wilde vergeten; want ook hij kon nu niet zonder afschuw in deze smerige kloof kijken.
[11] Ik zei: 'Nog een klein poosje het nodige geduld; want wij willen eerst nog zien of er niet een van de zeventien in een andere gedaante terugkeert en Mij Mijn rechten zal gaan betwisten! Want ook deze geesten hebben nog een volkomen vrije wil.'
[12] De commandant zei: 'Heer en Meester, hoe komt het eigenlijk dat deze geesten in de gedaante van mij bekende, heel afschuwelijke dieren zichtbaar voor ons werden? De eerste vijf zijn uiteindelijk weliswaar van gedaante veranderd; maar die zeventien behielden hun gruwelijk lelijke gedaante waarin ze voor ons zichtbaar werden, en in diezelfde gedaante verdwenen ze ook van hier. Hoe komt het dat zulke geesten in zo'n gedaante voor de mensen zichtbaar worden?'
«« 50 / 244 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.