[2] Onze Jarah, die weer nauwelijks van Mijn zijde wilde wijken, sprak nu met Mijn moeder Maria en met Rafaël. Aan hem vroeg ze veel dingen die ze in haar dromen had gezien en gehoord, en hij legde het haar heel vriendelijk uit. En Maria was erg verbaasd over de wijsheid van Jarah en liefkoosde haar hartelijk. En Ebal, die rechts van Mij zat, informeerde naar de namen van enkele leerlingen die hij niet kende, die Ik hem ook vertelde.
[3] Toen wij zo in alle vriendelijkheid een uurtje hadden doorgebracht, brachten de andere kinderen en dienaren reeds het uitstekend klaargemaakte maal, waar wij dan ook direct aan begonnen.
[4] Toen de kinderen en dienaren van Ebal alle spijzen op tafel hadden gezet, kwamen ze naar Mij toe en groetten Mij hartelijk en dankten Mij dat Ik deze plaats nogmaals de liefde bewees om hier persoonlijk te komen. Ik legde hun de handen op en sterkte hen, waarvoor ze Mij opnieuw bedankten en daarna weer aan het werk gingen -want ze hadden deze keer veel vreemde gasten te bedienen, die hier nu ook vanwege hun gezondheid verblijf hielden. Want sinds Mijn eerste verblijf hier was het voorheen zeer ongezonde Genezareth veranderd in een kuuroord, en heel in het bijzonder de door Mij speciaal gezegende weide.
[5] Toen wij na ruim een uur het goede middagmaal hadden genuttigd, vroeg Ebal Mij wat Ik die middag zou gaan doen.
[6] Ik zei: 'Mijn vriend, er zal zich weldra een geducht werk voor ons aandienen, dat ons veel te doen zal geven tot de nacht valt! Jijzelf zult Mij vanwege dat volbrachte werk niet genoeg kunnen loven. Maar laten we nu nog een poosje in deze eetzaal rusten; want deze keer hoeven wij het werk dat ons wacht niet op te zoeken - het zal ons gauw genoeg vanzelf vinden!'
[7] Hierna rustten wij allemaal nog ongeveer een half uur aan tafel, en de leerlingen vroegen elkaar wat het nu weer zou zijn, dat de Heer Zelf een 'geducht werk tot de nacht valt' noemde. Sommigen dachten dat zich waarschijnlijk weer een ergerlijke Farizeeëngeschiedenis zou voordoen, of dat er misschien wel weer nieuw uitgezonden soldaten van Herodes op Hem loerden of op de leerlingen van Johannes, die naar men zei de hitsige vos ook een doorn in het oog waren.
[8] Toen de leerlingen zich zo onder elkaar nog afvroegen wat dat voor een geducht werk zou zijn, dat Ik had aangekondigd, en wat het zou inhouden, kwam er een heel verlegen uitziende dienaar haastig de zaal binnen.
[9] Ebal, die de dienaar natuurlijk goed kende en wiens verlegen gezicht hem direct opviel, stond snel op, liep op hem toe en zei: 'Benjamin, mijn oude, trouwe dienaar, wat voor slecht bericht breng je mij? Want in je onrustige ogen lees ik niets goeds!'
[10] De dienaar zei: 'Ebal, mijn heer en gebieder, ik heb niet de indruk dat er iets ergs in aantocht is, maar noch voor jou noch voor de aanwezige gasten zal het echt aangenaam zijn. Je kent de nieuwe Romeinse commandant wel, die pas enkele weken geleden uit de omgeving van Bethlehem hiernaartoe overgeplaatst is. Hij is hier dus een nieuwe bezem en wil om zijn aanzien te vergroten buitengewoon schoon vegen. Hij heeft via zijn alziende spionnen en oplettende wachters gehoord over de aankomst van dit hoge gezelschap, en is van mening dat hem direct bij aankomst van dit gezelschap gemeld had moeten worden wie er allemaal aangekomen zijn, waarvandaan, waarom en waarheen men verder zal reizen, en of iedereen voor zich of één persoon voor allemaal zich kan legitimeren.
[11] Welnu, die melding is bij deze gelegenheid vast achterwege gebleven vanwege de grote, algemene vreugde over de komst van de Heiland, naar wie wij allemaal al lange tijd vurig verlangd hebben, en daarom is nu bij de trotse Romeinen direct al de hel losgebarsten. Hij wacht buiten op je en wil met je spreken.'
[12] Toen Ebal dat uit de mond van de oude dienaar Benjamin had gehoord, raakte hij flink geërgerd en zei: 'Nee, het is in deze wereld toch raar dat er zelfs voor de meest eerlijke en ootmoedige mensen nooit een geheel zalige dag kan bestaan waarop niet zo'n echt slechte wereldse demon iemand zijn toch al van zorgen vervulde leven wil vergallen!'
[13] Ik zei: 'Vriend, laat je ergernis daarover varen! Als deze wereld niet door God tot een oefenplaats voor het leven bestemd zou zijn, waar ieder mens zich tot aan zijn volledige geestelijke wedergeboorte voortdurend moet oefenen in alle geduld, zachtmoedigheid, deemoed en liefde via de weg van uiterste zelfverloochening, dan zou Ikzelf niet naar jullie toe zijn gekomen om jullie in alles met het beste en meest levensechte voorbeeld voor te gaan. Als de mensen van deze aarde voor eeuwig kinderen van God willen worden op de manier zoals je hier in Rafaël, die jij goed kent, een voorbeeld kunt zien, dan moeten ze zich in dit slechts kort durende proefleven met alle geduld en overgave aan de wil van de alwijzeVader ook de middelen laten welgevallen, die door God vastgesteld zijn om dat hoogste levensdoel te bereiken.
[14] Ga daarom maar naar buiten en onderhandel met de Romeinse commandant, opdatjij de eerste bent die zich overtuigt van het geduchte werk dat ons vandaag te wachten staat tot de nacht valt!'
[15] Ebal zei: 'In Uw naam, o Heer en Meester; ik zal direct wel merken wat er allemaal uit voortkomt! ,
[16] Hierop begaf hij zich onmiddellijk naar buiten naar de commandant, die reeds met echt Romeins ongeduld met verschillende ondergeschikten op hem wachtte.
«« 6 / 244 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.