De Romeinse commandant en zijn soldaten verstoren de maaltijd

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)

«« 7 / 244 »»
[1] Toen Ebal voor de commandant stond, snauwde deze hem direct met van woede gloeiende ogen toe (de commandant): 'Is dat bij jou de manier waarop mijn bevelen hier in acht worden genomen, en weet je nog niet wat degene te wachten staat, die de wetten van Rome niet in acht neemt?! Waarom heb je deze keer achterwege gelaten onmiddellijk bij mij aangifte te doen van de aankomst van een aanzienlijk aantal vreemdelingen, opdat ik mij er via deze dienaren van mij van had kunnen overtuigen of de aangekomenen hier al dan niet voor een bepaalde tijd opgenomen kunnen en mogen worden?
[2] Hierop zei Ebal: 'Gestrenge heer en gebieder, sinds u hier uw wetten toepast met een gestrengheid die wij, bewoners van deze stad, niet gewend zijn, heb ik nog nooit een berisping van u gekregen vanwege het niet tegemoet komen aan uw wil. Ook deze keer heb ik niet uit onwil tegen uw steeds moeilijker te verdragen verordeningen achterwege gelaten aangifte te doen van de komst van mensen, die geen vreemde gasten, maar mijn sinds lang bekende en oprecht beste vrienden zijn; maar alleen vanwege mijn grote vreugde over hun komst ben ik puur vergeten mijn plicht na te komen, waar ik mij nu goed van bewust ben, en ik denk dat ik niet tevergeefs een verzoek tot u richt, als ik u voor deze ene keer om genadige toegevendheid smeek.'
[3] De commandant zei: 'De wet kent geen mededogen of toegevendheid! Je hebt mijn wet overtreden - ofwel omdat je het vergeten bent of uit onwil, wat bij mij hetzelfde is - en je bent derhalve ook zonder meer strafbaar. Enkel en alleen omdat je een voorname en in aanzien staande burger van deze stad bent, zal ik de strafniet in een lichamelijke, maar in een aanzienlijke geldstraf omzetten; en als je niet aan mijn gerechtvaardigde eis voldoet, laat ik je kinderen als gijzelaars gevangen nemen, en je zult hen niet weer in je bezit krijgen, zolang je mij het verlangde bedrag niet tot op de laatste stater betaald zult hebben! De straf bedraagt duizend pond goud en tienduizend pond zilver, en moet binnen drie uur aan mij betaald worden! Je weet nu watje te doen staat, en met jou ben ik klaar. En nu richt ik mijn ambtsuitoefening op jouw aangekomen vrienden, dus breng mij nu onmiddellijk naar je nieuwe zaal!'
[4] Ebal werd heel kleinmoedig door de meedogenloze en onredelijke straf in geld, waarvan hij bij lange na niet de verlangde hoeveelheid bezat, maar tegelijk vertrouwde hij intens op Mij; hij vertrouwde erop dat Ik hem zeker zou helpen, en bracht met dat vertrouwen de commandant en zijn duistere handlangers dan ook direct naar ons toe in de zaal, die de commandant ook aan de buitenkant goed door zijn soldaten liet bewaken.
[5] Wij zaten nog heel opgewekt aan de grote tafel, toen de Romein met een werkelijk van woede gloeiend heerszuchtig gezicht en met grote barsheid en arrogantie de zaal binnenstapte en direct heel fel aan ons vroeg: 'Is ieder van jullie zijn eigen heer, of is er één heer voor allen, zoals dat vaak bij reizigers voorkomt?'
[6] Ik z.ei: 'Ik ben voor allemaal de ware, enige Heer! Wat wil je nog meer van ons, bulten de onmenselijke geldstraf die je voor onze dierbare vriend Ebal hebt uitgesproken, maar die op geen enkele Romeinse wet gebaseerd is? Wil je ons soms ook dergelijke straffen opleggen?'
[7] De commandant zei: 'Degenen over wie jij de heer bent, zijn vrij van straf; maar jij, die weinig respect voor mij lijkt te hebben, omdat je een kwalijk oordeel over mijn strafmaat hebt uitgesproken, zult mij binnen drie uur hetzelfde bedrag overhandigen datje voor je vriend Ebal te onmenselijk vond en waarvan Je meent dat het op geen enkele Romeinse wet gebaseerd is! Ik zal jullie Joden wel eens laten zien en begrijpen dat de wetten van Rome wel degelijk gefundeerd zijn! Ik heb gesproken, en jullie weten wat je te doen staat! ,
[8] Ik zei: 'Maar wat, als wij aan jouw zeer ongerechtvaardigde eis ten eerste met tegemoet kunnen komen en ten tweede ook niet zullen komen? Want waar staat geschreven dat een Romeins commandant het onvoorwaardelijke recht heeft om in een bevriend land op dezelfde manier afpersingen te plegen als in vijandelijke landen?
[9] Laat Mij jouw volmacht eens zien, die van de keizer zelf of van zijn opperstadhouder Cyrenius uitgaat! Als je niet zo'n volmacht hebt, zul je met Iemand te doen krijgen die voor je ogen de allerhoogste volmacht in Zichzelf draagt; en als Ik die niet zou hebben, zou Ik niet zo tegen je spreken!
[10] Je bent hier nu wel een trotse, harde en bijna niet meer te verdragen gebieder, maar toch staan er nog anderen bovenjou, bij wie degenen die door jou al te onmenselijk worden onderdrukt, stellig meer rechtvaardigheid zullen vinden dan bij jou. Toon Mij dus je instructies van de keizer zelf of van de opperstadhouder, anders zal Ik je Mijn volmacht tonen!'
[11] Deze ernstige woorden van Mij deden de commandant versteld staan, en na een poosje nagedacht te hebben zei hij (de commandant): 'Een geschreven. volmacht heb ik niet, omdat geen enkele Romeinse commandant in mijn positie die nodig heeft; maar iedereen staat onder de eed van trouw aan de keizer en het uitsluitende welzijn van Rome. Als ik bij mijn handelen die twee punten.in het oog houd, kan niemand mij vanwege mijn strengheid ter verantwoording roepen! Waar heb jij dan wel jouw allerhoogste volmacht?'
[12] Ik zei: 'Verlang die maar niet voortijdig te leren kennen!'
[13] De commandant zei:'Denk je soms dat een Romein een angstige haas is, die direct voor een sluwe Joodse vos op de vlucht slaat? O nee, een Romein is als een leeuw, die zonder enige angst of vrees op alle dieren jacht maakt!'
[14] Hierop gaf hij aan een van zijn dienaren een wenk, en deze opende de deur, waardoor onmiddellijk dertig tot de tanden gewapende soldaten naar binnen drongen.
[15] Toen deze zich in een bepaalde orde rond onze tafel opstelden, zei de commandant met een zeer heerszuchtige stem: 'Kijk, buitengewoon gevolmachtigde Jood, dat is mijn effectieve volmacht, die jullie net zo lang gevangen zal houden tot jullie aan mijn eis zullen voldoen! Ken je die volmacht?'
[16] Ik zei: 'Ja, Mijn trotse en tot nu toe nog zeer blinde Romein met je handlangers en soldaten, die volmacht ken Ik al sinds lange tijd; maar deze keer zal die je niet baten! Want omdat je Mij nu de volle scherpte van je tanden hebt getoond, zal Ik jou ook Mijn alomvattende volmacht tonen -maar slechts zoveel als een zonnestofje ervan; dan zal je daardoor helemaal duidelijk worden dat niet jij Mijn heer, maar alleen Ik voor altijd jouw Heer zal zijn en blijven!
[17] Kijk, de ruimte van deze zaal is hoog en wijd; het plafond is ruim zeven manslengten hoog, en hij is ongeveer twintig manslengten lang en twaalf breed! Nu wil Ik dat jullie door Mijn alomvattende volmacht samen met jullie scherpe wapens halverwege de hoogte van deze zaal vrij in de lucht zullen zweven, en dan zullen we zien wat jullie scherpe en leeuwachtige volmacht jullie zal baten; en totdat je helemaal zult afzien van je onrechtvaardige eis aan Ebal en Mij, zal je voet geen vaste grond raken. Het geschiede zoals Ik nu heb gezegd!'
«« 7 / 244 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.