[2] Toen ze de eetzaal binnenkwamen, maakten ze direct een diepe buiging voor de commandant en zeiden (de priesters); 'Vergeef ons, hoge gebieder in naam van de grote en machtige keizer door de almacht van de goden en hun voornaamste dienaren onder de mensen, die zij door hun onzichtbaar werkzame wil hebben uitverkoren en aangesteld! Als u ook voor ons een nieuw gebod hebt vanuit de grote keizer en godenstad Rome, wees dan zo genadig het ons bekend te maken op de manier en het tijdstip, waarop u dat het meest geschikt acht, opdat wij ons daarnaar kunnen richten! ,
[3] De commandant zei: 'Deze keer heb ik geen nieuw gebod, noch voor jullie noch voor het volk; want onze wetten zijn vastgesteld en tot nu toe is er geen nieuwe bijgekomen. Maar er is mij iets over jullie ter ore gekomen wat mijn gemoed niet blij stemt.
[4] Waarom bedriegen en beliegen jullie het volk en willen jullie het daardoor offers afpersen voor jullie eigen lichamelijke welzijn, omdat jullie voorwenden dat het alleen aan jullie te danken zou zijn, dat de vertoornde goden vannacht de stad en de hele omgeving niet tot een woestenij hebben gemaakt, en ?at de nevelige en nog onheilspellende ochtend plotseling in een heldere dag IS veranderd? Zulke dingen verkondigen jullie heel brutaal aan het volk, dat jullie tijdens de storm en de aardbeving toch als eersten uit jullie tempels en woningen heeft zien vluchten en in de open lucht bescherming heeft zien Zoeken! Wordt daardoor het geloof bij het volk opgericht - of vernietigd?
[5] Als het volk bij zulke gelegenheden bij de priesters, die zich toch steeds als trouwe dienaren en vrienden van de goden laten eren en roemen en die het dapperst en moedigst zouden moeten zijn, niets anders dan de grootste angst, vrees en een volkomen gebrek aan vertrouwen en geloof vindt - hoe moet het dan, als het gevaar voorbij is, nog iets geloven van de woorden van zulke priesters - zoals jullie zich, naar men zegt, al herhaalde malen hebben laten kennen terwijl het volk uit ervaring maar al te goed weet dat zij zelf nog geen vonkje geloof en vertrouwen in een hogere goddelijke macht bezitten? En hoe kunnen zulke priesters daarna voor het volk gaan staan en het op een grove en brutale manier gaan voorliegen?'
[6] Daarop zei een van de twee heidense priesters: 'Vergeef mij, hoge gebieder, maar op dit terrein van ons hebt u geen volkomen juist oordeel geveld! Het is inderdaad waar dat een priester bij veel gevaarlijk gelegenheden tegenover het weifelende volk steeds de grootste moed en een buitengewoon vast vertrouwen op eventuele hulp van de hoge goden aan de dag dient te leggen om het moed in te boezemen en in hun gemoed geloof en een vast vertrouwen te wekken; maar bij buitengewoon gevaarlijke gelegenheden moet ook de priester aan het volk laten zien dat hij de goden vreest, als ze hun toorn door het geweldige razen van de elementen aan de mensen openbaren.
[7] Een priester is weliswaar een middelaar tussen de goden en de mensen, maar hij is geen heer zoals de onsterfelijke goden en dat zal hij nooit zijn; want ook een priester moet sterven, net als ieder mens, en dus dient ook hij de goden te vrezen.
[8] Zolang de goden de mensen alleen maar door bliksem, donder, harde winden, geweldige regenbuien, hagel, sneeuwen hevige koude op een ongebruikelijke tijd, waarin die de vruchten van de aarde schaadt, duidelijk maken dat ze bestaan en almachtig zijn, dan kan een priester nog wel met grotere moed voor het angstig geworden volk gaan staan, het troosten en sterken en het geloof en vertróuwen tot leven wekken en in stand houden; maar soms grijpen de goden met hun macht naar de grondvesten van de aarde, schudden die heen en weer en dreigen dan alles ondersteboven te keren -en dan heeft ook het geloof van een priester het recht om samen met de bodem van de aarde te wankelen.
[9] Hij kan bij zichzelf natuurlijk wel door gebeden en passende geloften de goden milder trachten te stemmen, maar daarbij tevens laten blijken dat ook hij maar een zwak mens is en de goden altijd dient te vrezen.
[10] Kijk, hoge gebieder, omdat deze dingen zo liggen, hebben we er deze nacht van ware verschrikking echt niet verkeerd aan gedaan om inderdaad onze gerechtvaardigde vrees voor de almacht van de goden aan het volk te laten blijken! Maar aangezien de vertoornde goden zich door ons priesters weer milder hebben laten stemmen vanwege de aan hen gedane beloften, is het nu tijd om het volk ervan in kennis te stellen wat het samen met ons moet doen om de beloften, die wij priesters getrouw aan de goden hebben gedaan, zonder terughoudendheid of strafbaar verzuim ook geheel en al na te komen; want anders zou er bij een toekomstige gelegenheid, waarbij de goden zich nog meer vertoornd zouden kunnen betonen, nauwelijks meer op enige verzachting daarvan gehoopt kunnen worden. Want de goden hebben slechts zeven keer geduld met de voornaamste zwakheden van de mensen; bij de achtste keer vindt men waarschijnlijk geen toegevendheid en geduld meer bij hen.
[11] En omdat wij dat nu op indringende wijze aan het volk bekend maken, handelen wij vaste en zeker goed en juist ten aanzien van de goden en van de mensen die nog enig geloof en een goede wil bezitten; en er kan niet gezegd worden dat wij daarmee het volk in zijn geloof en vertrouwen in de goden zwakker maken.
[12] Ik geloof dat ik met deze korte uiteenzetting onze handelwijze tegenover u, hoge gebieder, meer dan voldoende gerechtvaardigd heb. Ik heb gezegd!'
«« 85 / 244 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.