[2] Al gauw kwam de stadsoudste dan ook naar ons toe met enkele van zijn mensen, nieuwsgierig om die merkwaardige mensen te leren kennen die toestemming vroegen om in een huis te blijven, dat tot nu toe alleen als schuilplaats voor vogels en allerhande dieren had gediend.Wij ontvingen hem heel vriendelijk, en aangezien Ik als het hoofd van het gezelschap werd aangeduid, vroeg hij Mij of wij misschien vluchtelingen of bannelingen waren die zich hier in deze afgelegen streek wilden verbergen. Ik stelde hem gerust wat dat betreft en maakte hem weldra duidelijk dat wij net als hij Hebreeërs waren, maar dat we de winter teruggetrokken en ingetogen wilden doorbrengen om God waardig te dienen.
[3] Toen hij aanvankelijk een wat bedenkelijk gezicht trok en veel zin leek te hebben ons kort en bondig af te wijzen, trad er uit de rijen van Mijn aanhangers één naar voren, die hem begroette als een oude vriend, met wie hij in Jeruzalem samen de tempelscholen had bezocht. Deze herkenning veranderde de man totaal, en toen hij nu van zijn vriend hoorde dat Ik de beroemde heiland van Nazareth was, die hijzelf weliswaar nog nooit had gezien, maar over wie hij des te meer had gehoord, vroeg hij vele malen om verontschuldiging voor zijn wantrouwen, en gaf hij ons graag toestemming om in deze ruimtes naar believen onze gang te gaan. Hij vroeg ons ook om naar hem toe te komen.
[4] Ik zei: 'Vriend, jouw huis, dat weliswaar steeds gastvrij is, zou voor ons gezelschap toch te klein zijn, en hier zullen wij ons weldra huiselijk hebben ingericht. Daarom kunnen we het beste hier blijven. Maar verraad Mij niet voortijdig tegenover je ondergeschikten en de stadsbewoners, opdat wij en jullie niet lastig gevallen worden door de gerechtsdienaren van de tempel en vijandelijke Joden!'
[5] Dat beloofde hij ook en verzekerde ons dat hij tegen niemand zou zeggen wie deze muren herbergden, maar alle nieuwsgierige vragen van de hand zou wijzen. Deze oude burcht was eigendom van de gemeente, en hij als hoofd daarvan had het recht erover te beschikken en was niemand verantwoording schuldig over wie hij hem liet gebruiken.
[6] Ik zei tegen hem dat de Mijnen de muren weer zouden herstellen, en zodoende zou hij ook tegenover de gemeente een goed recht hebben om zo te handelen, omdat die zonder onkosten een goed gebouw zou krijgen.
[7] De stadsbestuurder was daar heel blij om en vroeg direct of wij materiaal nodig hadden, dan zou hij ons dat bezorgen.
[8] Maar Ik zei tegen hem dat hij zich daar absoluut geen zorgen over moest maken, omdat wij dat zelfwel zouden doen.
[9] Verder vroeg hij of hij terug mocht komen, en het sprak vanzelf dat hem dat graag werd toegestaan.
[10] Nadat deze man was weggegaan samen met zijn vriend, aan wie hij nog van alles over Mij wilde vragen, verdeelde Ik het werk -en het is gemakkelijk voor te stellen dat Ik, als bekwame timmerman, er helemaal geen moeite mee had het huis weldra in een eenvoudige, maar naar de toenmalige begrippen heel behaaglijke woning te veranderen. We hadden daar toch nog enkele dagen voor nodig; want zoals reeds opgemerkt moest hier niets gebeuren wat al te zeer zou opvallen. Natuurlijk zouden ook heel vlijtige arbeiders er anders net zo veel wéken voor nodig gehad hebben.
«« 45 / 77 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.