[2] Het is mij ook vrij goed gelukt om mijn geloof dat in onze Heer en Meester het enige voorbeeld tot voleinding ligt, als een heel stevig bezit onwrikbaar te bewaren; maar tot nu toe is het mij niet gelukt om te geloven dat ik zelfs maar de kleinste trede van die voleinding kan bereiken. Wel is het mij gelukt de vaste wil daartoe in mijzelf te vestigen, om met dat vaste voornemen het bereiken van het verre doel niet door het bewustzijn van eigen onwaardigheid op te geven.
[3] Maar ik heb nu ingezien dat het onderzoeken van de wetten van de orde in ieder geval een streven is, waardoor het werkelijk veel gemakkelijker voor ons is -tenminste voor velen -om de ziel van de vele slakken te reinigen. Want wiens oog in staat is om de uiterlijke, wijze inrichtingen te herkennen, die het middel vormen voor de scholing van de ziel, zal van die uiterlijke inrichtingen ook heel snel tot het eigenlijke, innerlijk doel daarvan doordringen, en zijn hart zal in eerste instantie van verbazing, bewondering en ontzag vervuld worden en daarna zeker in de liefde voor het almachtige Wezen moeten overgaan; want in Zijn heilige orde heeft Hij hier de grootste doelmatigheid ingesteld tot heil en vooruitgang van het totale universum, waarvan het hoogtepunt ligt in dat ene doel, namelijk wezens te vormen die in zalige gemeenschap met de geest Gods kunnen werken en scheppen.
[4] Verder zal die kennis ook een aansporing zijn om alles achterwege te laten wat in strijd is met de orde die dient om dit hoogste doel te bereiken, en daardoor zal de ziel ernaar streven goed en rechtvaardig in Gods ogen te leven. Alleen de ergste dwazen en duivels in mensengedaante kunnen zich tot hun eigen lichamelijke en geestelijke nadeel verzetten tegen de bekende wetten.
[5] Kijk, beste broeders, dit gezichtspunt heeft mij al lange tijd geleid; maar pas hier heb ik het doel bereikt, dat ik met wakende ogen in staat ben om uit eigen wil -en niet pas doordat de Heer mij door de macht van Zijn wil het gezicht heeft geopend -de uiterlijke natuurwetten te herkennen die de meest verheven innerlijke wetten van de liefde bekleden, en ik hoop daarmee een flink eind in mijn eigen ontwikkeling vooruitgekomen te zijn.'
[6] Andreas vroeg, wat hij dan had gedaan om dat innerlijke gezichtsvermogen te verkrijgen. Hijzelf vond het weliswaar niet zo belangrijk om ook het uiterlijke gezichtsvermogen te hebben, omdat voor hem het begrijpen van het woord hoger stond, en dit innerlijke, geestelijke zien was voor hem belangrijker dan alle kennis van de uiterlijke natuurwetten; maar iedereen moest bij het beoordelen daarvan naar zijn eigen overtuiging handelen, en daarom wilde hij het streven van Petrus ook geenszins als niet goed betitelen.
[7] Petrus dacht dat het niet moeilijk was die weg te gaan, omdat er alleen geloof in God en wilskracht voor nodig waren om in het voorwerp, dat men wilde onderzoeken, door te dringen. Daarna verscheen dan bij het bekijken van de uiterlijke vorm gelijktijdig ook de innerlijke vorm, en de geest verklaarde dan ook duidelijk de door dat aanschouwen zichtbaar geworden wetten.
[8] Daarbij sprak het natuurlijk vanzelf dat bij het beschouwen van de vele dingen die zich aandienen, de ziel er niet alleen genoegen aan mocht beleven dat ze die uiterlijke vermogens ontving zonder de stem van de geest duidelijk in zichzelf te laten klinken. Dat moest steeds allebei samengaan, en dan was ook het ontwikkelen van deze eigenschappen van de ziel bij een gezond lichaam zeker niet verkeerd.
[9] Hij had nu bijvoorbeeld waargenomen hoe planten zichzelf opbouwen, en hij had daarbij duidelijk gezien hoe de zielensubstantie van de plant evengoed een in zichzelf besloten wezen was, maar nog tot verdere ontwikkeling in staat zoals de mens zelf. Terwijl hij vroeger planten alleen had gezien als uitgroeisels van de levende aarde -ongeveer zoals er bij een mens haren op zijn lichaam groeien -wist hij nu dat dit niet zo was, maar dat ieder plantje, zij het ook in onvolmaaktheid, een op zichzelf staande, gehele ziel voorstelde, dat zijn lichaam evengoed opbouwde als de voleindigde ziel van de mens. Weliswaar had hij uit eerdere verklaringen van de Heer begrepen hoe de menselijke ziel door de zichtbare wereld ontstond, maar zo'n nauwkeurige, tot in details gaande blik, die hij op ieder moment weer terug kon halen, had hij nog nooit gehad, en nu was er veel, wat hij vroeger meer als waar had gevoeld, concreet voor hem geworden.
[10] Nu kwamen er allerlei vragen, vooral van de leerlingen die niet tot de twaalf behoorden, die van Petrus nog allerlei opheldering verlangden, waar hier echter aan voorbijgegaan kan worden omdat het niet van wezenlijk belang is. Alleen zij nog opgemerkt dat tijdens deze gesprekken de vraag werd opgeworpen of de nog onvolmaakte zielendelen -die op momenten dat hun geestelijk gezicht geopend was, voor velen al zichtbaar waren geworden bewust waren, en of er op de lagere niveaus van de anorganische lichamen een vermogen om te voelen samenging met dat bewustzijn, wat toch wel aan te nemen was, en of dat voor bepaalde doeleinden noodzakelijk was.
«« 55 / 77 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.