[2] Toen Mijn leerlingen nu deze kloeke, sterke mensen bekeken, die er allemaal tanig en pittig uitzagen -ze behoorden tot keurtroepen, die het speciale voorrecht hadden gehad om in Jericho, dat destijds een wereldstad was, te overwinteren -vroeg Jacobus Mij of deze mensen wel echt vreugde beleefden aan hun soldatenberoep, en of de toch ook in hen wonende geest niet in beweging kwam om hun duidelijk te maken, dat oorlog toch gebrek aan broederlijkheid betekende en alle mogelijke zonden tot gevolg had. Tenslotte werd Mij de vraag gesteld waarom Ik oorlog eigenlijk toeliet, waardoor zoveel bloeiende mensenlevens en hun bestaansmogelijkheid vernietigd werden en de zielen verruwd en vaak helemaal verdorven werden. Allen keken Mij vragend aan, omdat die vraag nog nooit direct aan Mij was gesteld.
[3] Ik vroeg hun derhalve allemaal dichter bij Mij te komen zitten, om niet al te luid te hoeven spreken en de aandacht van degenen die voorbij trokken niet op ons te vestigen, en Ik zei het volgende: 'Het is steeds noodzakelijk dat jullie bij het beschouwen van alle dingen die zich in het menselijke leven aan jullie blik vertonen, nooit naar de buitenkant oordelen, maar steeds naar de innerlijke, wezenlijke kern. Materiële, uiterlijke dingen en geestelijke, innerlijke, dat wil zeggen overeenstemmende dingen kunnen schijnbaar in grote tegenspraak met elkaar zijn, omdat ze dikwijls polair tegenover elkaar staan, ja, zich als volledig tegenovergestelde begrippen zo móeten verhouden, ondanks dat het ene zonder het andere niet kan bestaan. Als die tegenstellingen voor jullie blik heel schril naar voren komen, dan menen jullie onverklaarbare tegenstrijdigheden te ontdekken, die dat echter voor het oog van de geest absoluut niet zijn. Zo is het bijvoorbeeld hier:
[4] Een Romeinse soldaat, wiens beroep het toegestane moorden is, in welke verhouding staat die in zijn uiterlijke menselijke positie, die beslist niet overeenkomt met Mijn leer van vrede, tot zijn innerlijke mens, die toch ook van God is en naar God moet terugkeren? Hoe is het toch mogelijk, vragen jullie, dat Ik toelaat dat een ziel, begiftigd met de goddelijke geestvonk, in zulke verkeerde dingen verstrikt raakt?
[5] Jullie menen hiervoor geen verklaring te kunnen ontdekken; want ook al verwijs Ik naar de vrije wil van de mens, waardoor hij immers in zijn uiterlijke positie kan grijpen naar wat hij wil, zullen jullie vragen: 'Is het voor U dan echt noodzakelijk om de mensen zoveel vrijheid toe te staan dat zij die gebruiken voor moord en doodslag, en zou het niet beter zijn die vrijheid dan tenminste in zoverre te beperken, dat die niet gebruikt wordt voor zoveel onredelijk verdriet en leed op aarde?' Ja, jullie zullen vragen: 'Kan de Godheid, die de waarachtige liefde is, dan rustig toezien bij zo oneindig veel ongeluk en vreselijke ellende, die de mensen zichzelf aandoen, zonder te huiveren of het een halt toe te roepen? Moet die zo liefdevolle Godheid dan niet een gevoelloze Godheid zijn, die er een soort vreugde aan beleeft om rustig toe te kijken hoe haar schepselen elkaar verscheuren? Geen enkel mens zou rustig toezien bij zoveel ellende, als hij de kracht ervoor had, maar alleen zijn medelijden al zou hem dwingen er op af te springen en met heilige ernst de strijdende partijen een halt toe te roepen. Waarom doet de Godheid dat dan niet, terwijl Ze toch over alle krachten gebiedt?'
[6] Kijk, dat vraagt menig weifelende ziel zich af, waar al veel van Mijn heldere licht is binnengevloeid, en dan begint ze te twijfelen aan de ware liefde en zelfs aan de aanwezigheid van een God van liefde, verdwaalt in allerlei afgronden van twijfel en wordt tenslotte afvallig van het ware geloof.
[7] Maar Ik zal jullie een licht geven dat al die vragen voldoende belicht. Luister dus!
[8] In eerste instantie moet er gekeken worden hoe de ene mens zich tegenover de andere mens opstelt, en daarna hoe hij, terwijl hij in de materie leeft, zich tegenover God opstelt -of anders gezegd: waarheen neigt hij in zijn voorstellingen, met betrekking tot het zichtbare en het onzichtbare?
[9] Nu is het heel natuurlijk dat een eenvoudig mens, wiens ziel nog niet zo ontwikkeld is, zijn gedachten in eerste instantie alleen op het uiterlijke richt dat hem omringt, en ook alleen maar oordeelt naar hetgeen hij ziet en hoort. Het puur uiterlijke van de verschijnselen zal hem in eerste instantie aantrekken; hij zal dat beoordelen, zijn conclusies trekken en vanuit zijn opgedane ervaringen zich de uiterlijke omgeving ten nutte weten te maken. Pas wanneer hij zover is gekomen dat hij het uiterlijke van de natuurlijke gebeurtenissen kan beheersen, zal zijn verstand hem aansporen naar het 'waarom' te vragen en daarnaar op zoek te gaan. De loop van de ontwikkeling in de materiële wereld is echter steeds zo, dat eerst het uiterlijke omhulsel bestudeerd wordt en de geestelijke kern er daarna vaak met veel moeite uit wordt gepeld.
[10] Jullie weten echter dat de ontwikkeling van het dierenrijk alsook van het voorafgaande plantenrijk berust op de vernietiging van de uiterlijke vorm, ongeacht het daarin heersende innerlijke levensbeginsel, dat naar vervolmaking streeft. Dit uiterlijke natuurvoorbeeld blijft natuurlijk ook niet verborgen voor een mens wiens ziel nog niet zo ontwikkeld is,ja, het is in hem aanwezig als een zielenkracht die overwonnen moet worden, omdat zijn levensloop die neiging om te vernietigen in zich bevat. Hij bootst het dus ook in zoverre na, dat hij aanspraak maakt op het recht van de sterkste en het ook uitoefent, zolang hij zich in een toestand bevindt die de innerlijke ontwikkeling van zijn ziel nog belemmert. Pas wanneer er perioden aanbreken waarin de ontwikkeling van de ziel voorop staat, waarbij in zekere zin het puur uiterlijke, materiële waarnemen als een overwonnen standpunt wordt beschouwd, kan die hardheid van de ziel niet meer optreden en kan het recht van de sterkste in de mens geheel en al verdwijnen. Dan treedt het recht van de verlichte menselijke geest in werking, dat veel onoverwinnelijker is dan die eerste fysieke kracht.
[11] Die soldaten staan echter allemaal op het niveau van het puur uiterlijke waarnemen van de natuur, dat hun het recht van de sterkste leert -ze bekommeren zich nog niet om de ontwikkeling van hun ziel -en bootsten dus ook die strijd in de natuur na, en voelen voorlopig ook helemaal geen leegte in zichzelf. Ja, ze kunnen daarbij zelfs heel goede mensen zijn, zelfs goedmoedig, zolang ze geen ingebeelde vijand voor zich hebben in de gedaante van een andere oorlogszuchtige soldaat uit een ander land, waar ze als een verbitterde vijand tegenover staan, zodra de trompet tot de strijd oproept.
[12] Die opvoeding moet Ik echter laten gebeuren, omdat het herkennen van de innerlijke kern alleen mogelijk is door het doordringen van de harde uiterlijke schillen, en de menselijke geest niet op een andere manier te wekken is dan door ervaring.
[13] 'Experientia docet'* (* Latijn voor (letterlijk): 'De ervaring leert', ofwel' Al doende leert men' c.q. 'Door ervaring wordt men wijs'), is hier het parool, en jullie weten hoe waar dit gezegde is; want door ervaring leert een leerling meer dan door honderd van buiten geleerde, onbeproefde regels. De aarde is echter een school, waar geesten door ervaring wijs moeten worden; daarom is hun hier ook de meest uiteenlopende gelegenheid gegeven om de ene ervaring na de andere op te doen, om de geest snel te laten rijpen. Maar hoe het totaal aan moeilijk, bittere en onaangename ervaringen, die op een woeste bergbeek lijken, beteugeld worden tot een rustig voortstromende, kalme rivier, dat vertelt Mijn leer, en Mijn leven moet en zal steeds een voorbeeld blijven dat laat zien hoe alle ervaringen ertoe dienen om de geest in de mens dicht,ja innig dicht bij God te brengen.
[14] Als jullie dus je ervaringen veronachtzamen, zullen jullie nooit verstandige bouwlieden in het rijk Gods kunnen worden; want bij Mij is het altijd zaak de mensen langs praktische weg op te voeden. Mijn stem kan echter meestal pas helder weerklinken in de ziel van de mens, wanneer de ziel door vele bittere ervaringen van allerlei aard verinnerlijkt is en zich van het uiterlijke heeft afgewend.
[15] Als de mensheid dus door uiterlijke strijd en oorlog heen wil gaan, waarbij het er toch alleen maar om gaat een zo groot mogelijke machtspositie tussen twee staten te handhaven of te veroveren, zal de ervaring heel snelleren hoe weinig geluk en tevredenheid alsook innerlijke geestelijke ontwikkeling er mogelijk is, wanneer oorlogsgeschreeuw door de landen davert en alle levensvreugde ondergraaft.
[16] In later tijden zal de oorlog dan ook als een onding, als een voor de mens te verafschuwen en niet roemenswaardige toestand worden beschouwd, terwijl er nu nog eer en roem van wordt verwacht, en oorlog zal volkomen verdwijnen. Het menselijke geslacht zal zich, na zich van deze uiterlijke gevechten te hebben afgewend, naar de innerlijke wenden, en iedereen zal door het overwinnen van zijn innerlijke vijand meer roem in Mijn ogen kunnen verwerven dan de meest zegevierende veldheer in de ogen van zijn gebieder.
[17] Maar voor dat inzicht is ervaring nodig, waarvan de weg door veel zorgen en dwalingen heenloopt. Deze school is de enige die werkelijk een vrije besluitvorming van de menselijke ziel toelaat. Dat God Zelf dit kan aanzien, is eenvoudigweg gelegen in het feit dat het doel hier hoger staat dan al het andere. De middelen die het doel helpen bereiken, zijn echter zeer wijs en dragen altijd het zekerste resultaat in zich.
[18] Als een vader een weerbarstig kind heeft dat weinig genegen is zijn woorden en geboden te gehoorzamen, zal hij het de gelegenheid geven door een of andere slechte ervaring flink zijn hoofd te stoten, maar hij zal tevens proberen de kwalijke gevolgen zoveel mogelijk te verzachten. Zo is het ook bij God en de mensen. God zoekt altijd de middelen uit die zacht zijn, maar als die zonder resultaat blijven, moet Hij naar de krachtigste middelen grijpen om de mensheid op de weg te houden die naar het doel van vrede en zuivere gelukzaligheid voert.
[19] Als iemand echter die wegen niet wil bewandelen, omdat hij alles veronachtzaamt wat hem door deze opvoedingsmethode in de weg wordt gelegd, is het toch heel natuurlijk dat die geringschatting hem tenslotte in het verderf moet storten; want hij wil absoluut niet door schade wijs worden, maar daagt alle belemmeringen die hij ondervindt zelfs regelrecht uit, zodat hij er gemakkelijk zijn lichamelijke leven bij in kan schieten door de meest eenvoudige maatregelen van voorzichtigheid niet in acht te nemen, die voor een verstandiger mens vanzelf duidelijk zijn. Maar hoe kan de Godheid verantwoordelijk gesteld worden voor datgene waar de individuele mens zelf door eigen toedoen schuld aan heeft? Ze is dus niet wreed, noch is Zij geneigd enig genoegen te beleven aan het lijden van Haar schepselen, maar Ze is enkel gedwongen om ter wille van het doel Haar liefde terug te dringen en de wijsheid te laten prevaleren.
[20] Hiermee hebben jullie nogmaals een verklaring voor hetgeen jullie in soortgelijke vorm al vaker is gezegd. Bekijk de uiterlijke dingen dus alleen vanuit hun innerlijke samenhang, zodat jullie niet meer op allerlei twijfels en tegenstrijdigheden stuiten!'
«« 59 / 77 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.