0. Voorwoord van de vertaler. Inleiding door de Heer Zelf. Aanhef.
1. Het beroep van Jozef. Maria wordt in de Tempel verloot. Gods getuigenis over Jozef. Jozefs gebed. Maria in Jozefs gezin opgenomen
2. Het nieuwe Tempelgordijn. Maria aan het gordijn tewerkgesteld
3. Aankondiging van de geboorte des Heren door een engel. Maria's nederige overgave
4. Maria 's kinderlijk-onschuldig gesprek met God, en het antwoord van boven
5. Afdracht door Maria van haar voltooide Tempelwerkstuk. Maria 's reis naar haar nicht Elizabeth
6. Wonderlijke ontvangst van Maria bij Elizabeth. Deemoed en wijsheid van Maria. Een evangelie voor vrouwen.. Maria 's terugkeer naar Jozef
7. Jozefs vermoedens en zijn profetie. Maria's troost. Gezegend avondbrood. Maria's zwangerschap wordt duidelijk
8. De mening van de dokter. Jozef ondervraagt Maria. Maria's verklaring
9. Maria s verhaal over de heilige en geheimzinnige gebeurtenissen. Jozefs angst en zijn zorg; zijn besluit om Maria weg te sturen. Wenk van de Heer aan Jozef in een droom. Maria blijft in Jozefs huis
10. De Romeinse volkstelling. Jozef is verhinderd aanwezig te zijn bij het volksberaad te Jeruzalem. Annas de verrader
11. De hogepriester denkt over Maria 's toestand na. Aanhouding en verhoor van Jozef en Maria. Jozefs klacht en zijn strijd met God. Doodsoordeel over Jozef en Maria. Rechtsherstel door een Godsoordeel. Maria wordt Jozefs vrouw
12. Gebod van Augustus om alle inwoners van het land te schatten en te tellen. Nieuwe zorgen, nieuwe troost
13. Een oude vriend komt Jozef troosten. Jozef geeft zijn vijf zonen opdracht om voorbereidingen te treffen voor de reis. Een vreugdevol vertrek
14. Maria is schijnbaar humeurig. Begin van de weeën. Maria in de grot
15. Maria in de grot. Jozef zoekt te Bethlehem een vroedvrouw. Wondere ervaring van Jozef. Getuigenis van de natuur. Jozef ontmoet een vroedvrouw
16. Verschijningen bij de grot. Visioen van de vroedvrouwen haar profetische uitspraak. De vroedvrouw bij Maria en het Kindje. Salome twijfelt aan de maagdelijkheid van Maria (25 augustus 1843)
17. Salome's verzoek aan Maria. Maria stemt toe. Salome's bevindingen. Haar straf en haar berouw. De raad van de Engel aan Salome. Haar genezing. Waarschuwing van Boven
18. De H. Familie slaapt in de grot. Lofzang van de Engelen in de morgen. De aanbidding der herders. Toelichting door de Engel aan Jozef
19. Jozefs bezorgdheid over de registratie. Bericht van de vroedvrouw voor Cornelius. De hoofdman bezoekt de grot. Jozef en Cornelius. Cornelius gelukkig in de nabijheid van het Kindje Jezus (30 augustus 1843)
20. Cornelius' vragen over de Messias; Jozefs verlegenheid. De hoofdman stelt vragen aan Maria, aan Salome en aan de vroedvrouw. De Engel waarschuwt tegen verraad van het goddelijk geheim. Cornelius' heilig vermoeden omtrent de goddelijkheid van het Jezuskind
21. Jozefs uitleg van de menselijke vrije wil; zijn raad aan Cornelius. De overste neemt maatregelen ten behoeve van de H. Familie (2 september 1843)
22. Cornelius bij de H. Familie in de grot. De herders en de hoofdman. De nieuwe eeuwige geesteszon. Afscheid van Cornelius. Jozefs waardering voor de goedheid van de heidense hoofdman (4 september 1843)
23. Het zesdaagse verblijf in de grot. Aanzegging van de Engel aan Jozef om op te breken en naar Jeruzalem te gaan voor de opdracht in de Tempel. Maria's droom. Jozef heeft er moeite mee om alle liefdevolle aanbiedingen van de hoofdman te accepteren. Een militaire wacht voor de grot (5 september 1843)
24. Besnijdenis van het Kindje en zuivering van Maria. Opdracht van het Kindje in de Tempel. De vrome Simeon en het Jezuskind (6 september 1843)
25. De profetes Hanna in de Tempel en haar getuigenis over het Kindje Jezus. Hanna's waarschuwing aan Maria. Het noodonderkomen bij een rijke en gierige Israëliet (7 september 1843)
26. Verwijt van de herbergier Nicodemus aan het adres van Jozef. Jozefs zelfverdediging. Het getuigenis van de vroedvrouw. Een genadige wenk aan Nicodemus, die daarop de Heer erkent (9 september 1843)
27. Terugkeer van de H. Familie naar Bethlehem. Hartelijke ontvangst in de grot door de thuisblijvers. Een voederkribbe als kinderbedje. Een rustige vriesnacht (11 september 1843)
28. Jozef dringt erop aan om naar Nazareth op te breken. De hoofdman adviseert te wachten. Een bericht over een karavaan uit Perzië. En over pogingen van Herodes om het Kindje op te sporen. Indrukwekkende troostwoorden van Maria (12 september 1843)
29. Jozefs angstig gebed tot de Heer. De Perzische karavanen voor de grot. De hoofdman verbaasd. Goede getuigenis van de drie wijzen over het Kind, en de waarschuwing voor Herodes (14 september 1843)
30. De aanbidding van de Heer in het Kindje door de drie Wijzen. Hun toespraken. Hun geesten: Adam, Kaïn en Abraham (16 september 1843)
31. Maria vestigt de aandacht op Gods genadige leiding. Jozefs redelijkheid en trouw. De drie zegenrijke geschenken van God: Zijn Heilige Wil, Zijn Genade, Zijn Liefde. Een zeer nobel getuigenis van Maria, van de hoofdman en van het Kindje over Jozef (19 september 1843)
32. De Engel als raadsman van de drie Wijzen. Vertrek van de drie naar het morgenland. Jozefs ongeduld. Cornelius stelt Jozef gerust. Gods Macht en Goedheid (20 september 1843)
33. Voorbereidingen voor de vlucht naar Egypte. Voorzorgsmaatregelen des Heren. Afspraak tussen Jozef en Cornelius (23 september 1843)
34. Het opbreken voor de vlucht. Jozefs onderhoud met Salome. Afscheid van de hoofdman. Het vertrek. Vrijgeleide naar Cyrenius. Jozefs route. Incident met rovers. Aankomst in Tyrus bij Cyrenius. Cyrenius troost en helpt hen (26 september 1843)
35. De H. Familie bij Cyrenius. Jozef spreekt uitvoerig met Cyrenius. Cyrenius, de kindervriend, en het Kindje Jezus. Bewijzen van Diens Goddelijkheid
36. Jozef aan de tand gevoeld. Zijn verklaring over het Wezen van het Jezuskind. De brief van Cornelius. Jozefs raad om er het zwijgen toe te doen. Tegenspraak en twijfels. Jozefs energieke zelfverdediging tegenover de staatsdienaar (29 september 1843)
37. Cyrenius' zachtmoediger verklaring en Jozefs antwoord. De eer als schat der armen. Het verzoeningsmaal. Jozefs goede raad. Cyrenius' nieuwsgierigheid bestraft. De geschiedenis van de ontvangenis van het Kindje. Cyrenius aanbidt het Kindje. De waarheid bevestigd (2 oktober 1843)
38. Heidens voorstel van Cyrenius om het wonderkind naar het keizerlijk hof te Rome te brengen. Jozefs afwijzing onder verwijzing naar des Heren nederigheid. Profetische woorden over de geestelijke levenszon
39. Matigheid van Cyrenius in eten en drinken. Jozefs dankgebed en de goede uitwerking daarvan op Cyrenius. Jozef over dood en eeuwig leven. Het wezen en de waarde van de genade (5 oktober 1843)
40. Hoogachting van Cyrenius voor Maria. Maria's troostvolle antwoord. Cyrenius' gelukwens tot Jozef. Jozef spreekt over de ware Wijsheid (6 oktober 1843)
41. Jozef voorspelt de kindermoord. Cyrenius is woedend op Herodes. Voorspoedige zeereis naar Egypte. Jozef geeft zijn zegen aan de schippers als loon
42. De uitwerking van de genadevolle zegening op Cyrenius. Jozefs nederige getuigenis over zichzelf en diens goede raad aan Cyrenius. Aankomst in Ostracine (Egypte) (11 oktober 1843)
43. Cyrenius koopt een landhuis voor de H. Familie (12 oktober 1843)
44. Jozef en de H. Familie in het nieuwe huis. Cyrenius te gast. Dank van Jozef en Maria (13 oktober 1843)
45. De bezichtiging van het nieuwe huis. Dankbetuigingen van Jozef en Maria. Cyrenius stelt belang in Israëls geschiedenis (14 oktober 1843)
46. De gemeenschappelijke maaltijd en Jozefs verhaal over de geschiedenis van de schepping der mensheid en van het joodse volk. Cyrenius licht op voorzichtige wijze en met succes de keizer in (16 oktober 1843)
47. Het vertrek van Cyrenius en zijn voorzieningen voor de H. Familie. Het afschuwwekkende verslag van de getuigen van de kindermoord. Brief van Cyrenius aan Herodes (17 oktober 1843)
48. De uitwerking en de gevolgen van deze brief. Herodes' list. Tweede brief van Cyrenius aan Herodes
49. De uitwerking van de tweede brief. Komst van Herodes en van de stadhouder. Hun ontvangst door Cyrenius. Tyrus in opwinding. Maronius Pilla voor Cyrenius
50. Verhoor van de stadhouder door Cyrenius. Poging van de stadhouder om de zaak te vergoelijken. Gewetensvraag van Cyrenius. Maronius' bekentenis
51. Volledige bekentenis van Maronius Pilla. Cyrenius als wijze rechter
52. Cyrenius' reis naar Egypte. Zijn aankomst in Ostracine. Jozef en Maria besluiten Cyrenius op te zoeken. De eerste woorden van Het Kindje
53. Op de parade krijgen Jozef en Maria het te kwaad, zodat ze willen vluchten. Ontmoeting met Cyrenius en Maronius Pilla. Einde van de troepeninspectie. Samen met Cyrenius keert de H. Familie terug
54. Angstige vragen van Jozef aan Cyrenius over Maronius Pilla. Geruststellend antwoord van Cyrenius. Aankomst bij het buitenhuis
55. Het feestelijke etentje. Maria's schermutselingen met Cyrenius in haar grote nederigheid. De goddelijke Wijsheid van het Kindje beschaamt alles
56. Maronius diep onder de indruk van het Kindje. Cyrenius' tevredenheid met Maronius
57. Besluit van de maaltijd. Cyrenius hoort Maronius uit over de H. Familie. Maronius bekent een leugen om bestwil
58. Zelfverweer van Maronius Pilla; zijn juiste besluit. Jozef als scheidsrechter. Nobel oordeel van Cyrenius
59. Jozef stelt vragen over Herodes. Maronius Pilla antwoordt. Het afschuwelijke einde van Herodes
60. Cyrenius' woede over Herodes door het Kindje bekoeld. 'Wie heeft de langste arm,' vraagt het Kindje. Een vernietigingswonder
61. Maronius Pilla is verbijsterd; Jozef vraagt waarom. Heidense opvatting van Maronius. Verklaring van Jozef. Cyrenius maant tot voorzichtigheid
62. Cyrenius en Jozef wedijveren om het welzijn van een mensenziel. Jozef over broederliefde en mensenliefde. Waarom wij mensen twee ogen, twee oren en maar één mond hebben
63. Jacob als babyoppas aan de wieg van het Kindje. Zijn nieuwsgierigheid en de terechtwijzing door de Kleine Heiland. Jacob vermoedt Wie het Kindje feitelijk is
64. Jozef spreekt over de liefde tot God en de liefde tot de wereld onder verwijzing naar David, Salomo en Cyrenius. Ontroering van Jozefs zonen en de zegen van het Kindje
65. Jozef maant om te gaan slapen. Maar het Kind je beveelt te waken vanwege een op komst zijnde storm. Jozef twijfelt, maar de orkaan barst toch los. Aankomst van Cyrenius, die met zijn gevolg vluchtte
66. De storm wordt nog erger, maar het Kindje slaapt er doorheen. Cyrenius wordt toch bang. Het Kindje troost met een evangelie over godsvertrouwen
67. IJlboden brengen een vreselijke boodschap. Bloeddorstige eis van de heidense priesters. Cyrenius in tweestrijd. De goede raad van het Kindje
68. Cyrenius' antwoord. De drie bloeddorstige priesters dringen aan. Voorzichtigheid van Cyrenius. De smart van de 2000 slachtoffers
69. De vreselijke angstige nacht voor de jeugdige mensenoffers. De drie duivelse afgodendienaars. Cyrenius' innerlijke woede en zijn vlijmscherpe oordeel: vrijheid voor de slachtoffers, dood aan de drie priesters
70. Jozef verzoekt voor hen om clementie. Woede van Cyrenius tegen de drie ter dood veroordeelde priesters, die nu om genade smeken
71. Jozef vertedert Cyrenius en wijst op het oordeel van de Heer. Cyrenius geeft toe. Schijnveroordeling tot de kruisdood als middel om de drie te corrigeren
72. Maria twijfelt aan de almacht van het Jezuskind. Geruststellend verhaal van Jozef. Waarom vluchtte de machtige Leeuw van Juda voor Herodes? De vermoorde onnozele kinderen zalig verklaard. Rijpheid van Maronius
73. Cyrenius' decreet: afgelasting van militaire oefeningen. Gemeenschappelijke tocht naar de stad. Jozef stelt voorwaarden ten gunste van de drie ter dood veroordeelden
74. Cyrenius op een tweesprong. De raad van het Kindje. Maronius als kenner van het Romeinse recht. Begenadiging van de drie op de plaats der terechtstelling. Dood door vreugde. Door het Kindje tot nieuw leven opgewekt
75. Bezichtiging van de stad na de storm. Goede uitwerking van de orkaan. Cyrenius wil zijn zwaard weggooien. Het Kindje over zwaard en herdersstaf
76. Verwondering van de drie priesters over de Wijsheid van het Kind je en van Jozef. Jozef geeft les in mythologie der goden
77. Cyrenius en de drie priesters. Het uitgraven van de bedolvenen. Wonderbare hulp van het Kindje. Opwekking van de zeven bewusteloze gidsen van de catacomben
78. Een werk van barmhartigheid. De intelligente storm. Juist vermoeden van Cyrenius. Het bezoek aan de haven
79. Weinig schade in de haven. Terug naar huis. Maria in de draagstoel. De opzettelijke omweg
80. Jozefs huisvaderlijke voorzorg. Het Kindje heeft plezier met Jacob. Wien Ik liefheb, die plaag Ik ook; die knijp Ik bij de neus. Benijdenswaardig gelukkig makende opdracht aan Jacob
81. Ook Cyrenius wil door het Kindje geplaagd worden. Het antwoord van het Kindje. Plechtige belofte aan Rome. Maria maant de onbegrepen woorden van het Kindje innerlijk te bewaren
82. Cyrenius vraagt en Jozef antwoordt over de sluier van Isis. Maronius geeft een goede verklaring. De maaltijd. Ontzag van de priesters
83. Verblinding, ontzag en vluchtgedachten van de drie priesters. Wijze gedragsregels van het Kindje voor Jozef en voor Cyrenius
84. De sage over het ontstaan van de stad Ostracine. Cyrenius heeft zorgen over de toekomst van de tempel
85. Jozef geeft raad om op God te vertrouwen. Ostracine's einde voorspeld
86. Cyrenius gaat met zijn gevolg terug naar Ostracine. Maria in gebed. Jozef troost
87. Maria als voorbeeld van vrouwelijke deemoed. Lof en danklied van Jozef en zijn zonen. Zegenrijke uitwerking op de drie afgodendienaars
88. De morgenstond heeft goud in den mond. Jozef en zijn jongens op het land aan het werk. De dood van Joël tengevolge van de beet van een gifslang. De terugtocht naar huis en de daar veroorzaakte angst. Troostende woorden van het Kindje. Opwekking van de dode
89. Jozef belooft een offer te zullen brengen. Inspraak van het Kindje. Diens verwijzing naar het God welgevalligste offer. Jozefs bedenkingen daartegen en de ontkrachting daarvan door het Jezuskind
90. Het ochtendmaal. Jozefs vraag over wettelijke wasvoorschriften. De drie priesters hebben bezwaren tegen Jozefs aanwijzingen. Het kindje dwingt hen tot gehoorzaamheid. Gewichtige vraag van de priesters. Jozef in verlegenheid.
91. De liefde is het ware gebed tot God. Jezus Gods Zoon. Gedachten van ongeloof van de drie priesters en de tegemoetkomendheid van het Kindje
92. Blindheid en dwaasheid van de drie priesters aan de kaak gesteld. Over tempelbouw in het hart en over de ware dienst aan God
93. Veelzijdige uitwerking van deze leerrede. Huiselijk leven van de H. Familie. De blinde bedelares en haar droom. Genezing van een blinde vrouw door het badwater van het Kindje
94. De dankbaarheid van de genezene en haar verzoek om als dienstmeisje te mogen blijven. Jacob verklaart haar het schroomvallig gedrag van Maria. Maria 's toekomst door de vrouw voorspeld. Maria's bescheidenheid. Jozefs terugkomst.
95. Jozef neemt de genezen vrouw in zijn huis op. Romantische levensgeschiedenis van de vrouw. Jozef troost de arme wees.
96. De vrouw informeert naar die vernoemde 'meervoudige ouders'. Jozef geeft uitleg. Jozef voor Zeus gehouden. Jozef helpt haar uit de droom
97. Jozef over de drie vastende priesters. Nederigheid van de nieuwe huisgenote en haar adoptering door Jozef. Zegen en vreugde van het Kindje Jezus.
98. Een lieflijke scène tussen het meisje en het Kindje. De gevaren die verbonden zijn aan de kennis van heilige geheimen. Zaligheid en overstelpend geluksgevoel van het meisje
99. Aankomst van Cyrenius en Pilla. Jozef vertelt over het meisje. Cyrenius maakt Jozefs geadopteerde dochter het hof
100. Cyrenius meldt de wederopstanding van zo'n 200 schijndoden. Hij geeft blijk van zijn stijgende belangstelling voor het vreemde meisje. Jozef heeft zo zijn bedenkingen. Drievoudig Romeins huwelijksrecht
101. Jozef stelt Tullia voor aan Cyrenius. Wondere ontdekking; Tullia is een nichtje en jeugdliefde van Cyrenius. Cyrenius' ontroering
102. Cyrenius dingt naar de hand van Tullia. Zij stelt hem op de proef. Een evangelie over huwelijk en liefde
103. Verdere uiteenzetting van het goddelijk Kindje over de leven gevende huwelijkswet. Liefde van de hersenen en liefde van het hart. Door het Kindje in de echt verbonden. Tullia legt getuigenis af van haar geloof in de godheid van Jezus
104. Cyrenius vraagt het Kindje om Diens zegen. Het Kindje vergt van Cyrenius afstand te doen van Eudokia omwille van Tullia. Cyrenius in tweestrijd. Het Kindje is onverzettelijk. Eudokia wordt erbij gehaald
105. Nog eenmaal smeekt Cyrenius om Eudokia te mogen behouden. Beslist 'neen' van het Kindje. Eudokia's verzet. Zege van de Geest in Cyrenius' binnenste. Maria troost Eudokia
106. Eudokia's verlangen het Kindje te begrijpen. Maria maant tot geduld. Het Jezuskind met Eudokia in gesprek
107. Cyrenius' dank; edelmoedigheid en wijsheid van de bescheiden Jozef. Cyrenius draagt acht arme kinderen ter opvoeding over aan Jozef
108. Bedenkingen van Cyrenius vanwege het feit dat elk Romeins huwelijk behoort te worden ingezegend door een hogepriester van Hymen. Goede raad van Jozef
109. De priesters hebben bedenkingen. Cyrenius neemt de volle verantwoordelijkheid op zich. Een slecht blijk van Romeinse geldzucht. Cyrenius treedt met Tullia in het huwelijk
110. Tullia in koninklijk gewaad gehuld. Eudokia's verdriet en troost van het Kindje. Vreugdetranen van Eudokia. Maria 's medeleven
111. Cyrenius dankt het Kindje. Zegening van het bruidspaar. Jozef nodigt tot het bruiloftsmaal. Cyrenius terug naar de stad
112. Alweer een verrassing in Jozefs huis: in het wit geklede jongelingen als helpers
113. Maria 's verbazing over de aanhoudende beproevingen des Heren. Jozef troost. De eerbied van de engelen voor het Kind je en Diens toespraak tot de aartsengelen. Het gemeenschappelijk avondmaal
114. Maria in gesprek met Zuriël en Gabriël. Het Kindje wijst op de nieuwe ordening in de hemelen en op aarde. Eudokia's navorsingen naar het wezen van de aartsengelen
115. Jozef raadt aan om naar bed te gaan. De jongelingen onthullen dat er een nachtelijke roofoverval zal plaatshebben door 300 rovers. De overval. Overwinning van de engelen
116. Voorbereidingen voor Cyrenius' bruiloftsmaal. De hoogachting van de engelen voor het badende Kindje. De lijken der moordenaars met het badwater van het Kind je tot nieuw leven gewekt
117. Cyrenius' ontstemming vanwege die verraders. Jozef wijst op de hulp van de Heer. Cyrenius en de engelen. Jozef geeft opheldering. Nieuw machtwonder van de engelen
118. Onderscheid tussen de macht des Heren en die van Zijn dienaren. Cyrenius vraagt naar de bestaansreden van engelen. De gelijkenis van de liefhebbende vader en zijn kinderen
119. Jozef regelt het bruiloftsmaal. Het aantrekken van de feestkleding. De stralende feestgewaden van de engelen. De schroom van Cyrenius en de anderen. Het uittrekken van de feestkleding
120. Jozef maakt zich zorgen over problemen, die zich ter plaatse zouden kunnen voordoen in verband met de verplichte viering van het Paasfeest. De engelen stellen hem echter gerust. Nieuwe zorgen van Jozef door het grote aantal aanwezige heidenen. Heerlijk antwoord van het Kindje
121. Jozef wordt door Cyrenius op Pasen in zijn burcht uitgenodigd. Nu komt hij toch nog in moeilijkheden met betrekking tot de Paasviering! Het Kindje spreekt geruststellende woorden, en Jozef geeft toe
122. Jozef stelt vragen over het puinruimen van de tempelruïne en over het lot van de muiters en de drie onderpriesters, alsook over de acht kinderen. De antwoorden van Cyrenius
123. Tocht naar de heilige berg. Ontmoeting met wilde dieren. De wilde beesten worden door de twee hemelse jongelingen getemd
124. Flauwten van Tullia en van Eudokia. Giftige slangen op de top. Maria en het Kindje zuiveren die plaats. Cyrenius' gevolg verbijsterd
125. De gevaarlijke tempel. De wolk van zwarte vliegen. De tempel stort in. Het gezelschap in de open lucht onder de vijgeboom
126. Picknick met de jongelingen in de open lucht. Brand in het keizerlijk paleis. Cyrenius houdt een opgewonden woedende rede. Antwoord van Jozef aan Cyrenius
127. Cyrenius probeert Jozef alsnog gunstig te stemmen door bemiddeling van Tullia. Jozef spreekt nu woorden van ware vriendschap! Door de wilskracht van de twee jongelingen wordt de brand geblust
128. Cyrenius krijgt een lesje over de beloofde plagerijen van de Heer. Jozef verklaart wonderbaarlijke natuurverschijnselen
129. Vragen van Cyrenius over de wonderbaarlijke spreekvaardigheid van het drie maanden oude Jezuskindje. Het heerlijke en wijze antwoord van de engelen over het geheimzinnige Wezen van het Kindje
130. Cyrenius bekent zijn onwetendheid in geestelijke zaken: hij bidt om verlichting. Het antwoord van de engelen is als een groots en helder getuigenis over het Wezen van de Heer en Diens Menswording. Zegen van het Kindje over Cyrenius
131. Een naderende onweersbui. Jozef geeft raad. Voorgevoelens van de leeuwen. Hun vlucht naar het bos
132. De bergtop in nevelen gehuld. Heidense vrees voor de goden. Cyrenius' moed door de donderbui op de proef gesteld. Het onweer verstomt op het machtswoord van het Kindje Jezus
133. Weetgierigheid van de tot nadenken gebrachte Romeinse overste. Zijn gesprek met Cyrenius over de wetten en de Wetgever van de natuur. De terugkeer vanaf de berg naar huis.
134. De ontvangst door de thuisblijvers ten huize van Jozef. Joëls verhaal. De drie leeuwen als lijfwacht voor Cyrenius
135. De maaltijd in Jozefs huis. Het Kindje voorspelt een aanslag op Cyrenius. Cyrenius terug naar zijn residentie. De leeuwen als nachtwakers. De overval
136. De staf van het paleispersoneel van Cyrenius verhoord. Angst van de bedienden voor de drie gerechtsdienaren. De verrader ontmaskerd. Wonderlijke rechtsbediening door de leeuw
137. Tullia uit haar diepe slaap ontwaakt, verneemt de hele geschiedenis van Cyrenius. Weerzien met de heilige Familie
138. Cyrenius stelt Jozef op de hoogte van wat er die nacht gebeurd is. Jozefs kritiek. Liefde en medelijden beter dan strenge rechtvaardigheid. Dank van Cyrenius. Het gezelschap in Cyrenius' grote slaapzaal te gast
139. Het berouw van de verrader. De leeuwen hebben medelijden. Goede raad van Jozef. Cyrenius' grootmoedigheid en de heerlijke uitwerking daarvan op de rouwmoedige dienaar
140. Broederlijke toespraak van Cyrenius tot zijn rouwmoedige knecht en diens opname in het gezelschap. De afgunstige knechten en Cyrenius' antwoord aan hen
141. Voorbereiding van, en uitnodiging tot het feestelijk banket door Cyrenius. Inwijdingsrede tot het feest door het Kindje. Uitnodiging van de armen en hun deelname aan de feestmaaltijd. Ook voor de leeuwen een maaltijd
142. Dankgebed en deemoed van Jozef. Cyrenius en Jozef over de rangorde van de tafelplaatsen. Jozef geeft verstandige raad en Cyrenius geeft toe
143. Een Godzoekende hoofdman, die erg vraaglustig is. Een goed antwoord van een priester over de Romeinse godenleer en diens belijdenis tot de Ene Ware God. Jozef geeft een afwijzend antwoord aan de vragende hoofdman
144. Voornemen van Jozef en Cyrenius om het geïmiteerde Allerheiligste eens goed te gaan bekijken. Inspraak van het Kindje. Jozef in verlegenheid. Maria spreekt verhelderende woorden, waarmee het Kindje instemt. Toch nog onderwijs aan de hoofdman
145. Vragen van de hoofdman over de komst van de Messias. Uitleg van Jozef over Diens Wezen. Een van de onderpriesters over het einde van de heidense tempels. Levende tempels in de harten der mensen
146. Meerdere vragen van de hoofdman. Uitspraken van Jozef over het Messiaanse Rijk, en over de liefde als sleutel tot de waarheid. Het gezelschap gaat binnen in het nagebouwde Allerheiligste. Weldaad van Maria jegens de blinden
147. Ook de anders invaliden smeken Maria nu luid om hulp. Maria verwijst hen naar het Jezuskind. Door opheffing van Zijn handjes geneest het Kind je allen. Hierna worden ze door de engelen onderricht. De hoofdman zoekt de wonderdoener
148. Wedstrijd in goeddoen tussen de hoofdman en Cyrenius. De radeloze hoofdman door Jozef onderricht
149. Het probleem van het herstel van het oude Carthaagse schip op de Sabbath. De rede van het Kindje over het weldoen op de Sabbath. De gehoorzaamheid van Jozef aan de wet. De wonderbaarlijke reparatie van het schip door de engelen
150. Het bezoek aan de haven. Het kostbare schip. Cyrenius bedankt Jozef uitvoerig. Het Kindje antwoordt met een verwijzing naar de weldaden jegens de armen
151. Het middagmaal in de burcht. De hoofdman in de stad op zoek naar armen. Bij zijn terugkeer wordt hij door Cyrenius geprezen. Zegenende woorden van het Kindje
152. Toespraak van het Jezuskind bij de overname van de armen. Cyrenius als voorloper van Paulus. De val van Jeruzalem onder het zwaard van Rome voorspeld
153. De vraag van Cyrenius over het goddelijke Wezen van het Kindje. Jozef probeert een verklaring te geven door middel van het levende woord Gods in de profeten. Jozef door het Kindje gecorrigeerd
154. De hoofdman stelt Cyrenius een vraag betreffende de militaire dienst. Cyrenius wimpelt die af. Het gesprek van de weetgierige hoofdman met de heerlijke engel. De hoofdman ziek van liefde
155. Cyrenius bezorgd over de scheepsuitrusting. Engelachtig-goede raad. Cyrenius dankt Jozef en het Kindje. Voorspelling van een bijzonder reisavontuur
156. Dankbetuiging van Maronius, de drie priesters en Tullia. De vermaning tot zwijgen van Jozef
157. Liefdevol gesprek van het Jezuskind met Jacobus. Hoe zwaar het kan vallen de Heer in zijn hart te dragen. Het Jezuskind vervalt tot sprakeloosheid
158. Jozefs huisdieren op wonderbaarlijke wijze door de engelen verzorgd. Zijn ijver in het vieren van de Sabbath. Gabriël verwijst hem naar de werkzaamheid van de natuur, óók op Sabbath. De engelen verdwijnen
159. Verwondering en onrust van Eudokia over het plotseling verdwijnen van de verrukkelijke jongelingen. Eudokia's nachtelijk heimwee naar Gabriël. Diens plotselinge verschijnen en zijn raad
160. Vrolijk spelletje van Jacob met het Kindje. Jozefs berisping en treffend antwoord van Jacob. Eudokia 's droom en haar prachtige getuigenis voor de Heer
161. Lieflijke morgen in Jozefs huis. Maria en Jozef maken zich zorgen over het spraakverlies van het Kindje. Maria neemt de proef op de som. Jozefs edelmoedigheid jegens een blinde. Jacob geneest hem
162. Jozef speurt naar de oorzaak van Jacobs geneeskracht en verhoort hem. Jozefs twijfel en de kundige antwoorden van Jacob
163. Over de soort van arbeid, die Jozefs zoons verrichten. Maria's kunstvaardigheid, Eudokia's vlijt. De aankomst van de acht kinderen uit Tyrus. Edelmoedige boodschap van Jozef aan Cyrenius. Maria onderwijst de acht kinderen
164. Een rustig jaar in Jozefs huis. Wonderbare genezing door Jacob van een bezeten jongen uit een Moors gezin, in opdracht van het Jezuskind
165. Een half jaar durende onderbreking van de periode der wonderen. Jezus als vrolijk Knaapje. Bezoek van Jacob aan de goede visser Jonatha. St. Christoffel, ofwel: een wereldzware Last, het Kindje te dragen. Terugtocht met Jonatha
166. Jonatha bij zijn jeugdvriend Jozef. Het verhaal van Jonatha. Zijn vragen over het bijzondere Kindje Jezus. Jozefs mededelingen over het Kindje. Ootmoed en liefde van Jonatha jegens het Kindje en zijn gebed
167. Jozef nodigt Jonatha gastvrij uit. Jonatha voelt zich bezwaard en bekent zijn zondigheid. Goede raad van Jozef. Het Kindje geeft de voorkeur aan Jonatha's hartelijke liefde boven stoffelijke waarden. Jezus' getuigenis voor Jonatha
168. Over de door Joël slecht bereide pap. Verwijten van Maria en Jozef. Het Kindje heeft echter consideratie met Joël. Opvoedingswenken
169. Het visgerecht. Aandrang van het Kindje om door Jozef bediend te worden, toen Het werd overgeslagen; Jozef wimpelde dat af. Jezus komt daar hevig tegen op en voorspelt de te goddelijke verering van Maria in de toekomst. Besluit
170. Vergeefse vraag van Jonatha naar de innerlijke houding van Jozef ten opzichte van het Kindje. Jozefs treffende antwoord
171. Des avonds op de lievelingsheuvel van Jozef. Jacob voert de kleine Jezus brood met honing. Vliegen in de honingpot. Over Jesaja 7: 15
172. Overdreven eerbied en deemoed van Jonatha voor het Jezuskind. Goede raad van Jozef. Liefdevolle aandrang van het Kindje, zodat Jonatha blijft
173. Het Jezuskind je vederlicht. Jonatha 's verwondering. Zeer wijze woorden van het Kindje over de zwaarte van de Wet van Mozes
174. Jozef en Jonatha houden bespiegelingen over de volle maan. Het Kindje over veelweterij in tegenstelling tot veel liefhebben. Aanschijn Gods en wezen van de maan
175. Maria en het Kind je in hartelijk schertsend gesprek op de heuvel. Jozef en Jonatha bij het verteren van de maan. Maansverduistering
176. Verdere bespiegelingen over de maan van Jozef en Jonatha. Jezus doet over de maansverduistering een licht opgaan
177. Jonatha 's verbazing over de ronde vorm van de aarde. Jezus als professor in de natuurkunde. Voorbereidingen voor het avondmaal
178. Jonatha's wens om naar huis terug te keren en zijn heimelijke plan. Het Kindje oppert met succes iets heel anders. Jonatha's thuisreis
179. Goede ontvangst van Jonatha door de zijnen. Hij vaart naar open zee. Redding van Cyrenius en diens gevolg, die schipbreuk leden
180. Voorspoedige landing. Jonatha's voldoening. De dankbaarheid van Cyrenius. De schipbreukelingen rusten uit. Het vastgelopen schip wordt geborgen. Gemeenschappelijk ontbijt. Jonatha's deemoed. Aankomst van Jozef en zijn gehele gezin
181. Jonatha en Cyrenius in gesprek. Verwondering van Jozef over het vreemde schip. De mensenredder is bijgelovig; zijn terechtwijzing. Aangrijpend weerzien van het Kindje met Cyrenius
182. Zit de nederigheid in de knie of in het hart? De begroeting van Jozef door Cyrenius. Beproevingen zijn begenadigingen. Godsvertrouwen overwint. Ostracine nabij!
183. Cyrenius vraagt Jozef om uitleg van zijn reiservaringen. Ontwijkend antwoord van Jozef. Uitleg van het Kindje. Allemaal naar de villa
184. Verkwikkend samenzijn onder het schaduwrijke loof op de heuvel. Wijze uitleg van Jozef over Cyrenius' zeevaart. De Heer leidt de Zijnen!
185. Cyrenius dankt het Kind je voor Diens genadige leiding. Hoe men Gode welgevallig bidden moet. Voornaamste reden voor de Menswording des Heren. Cyrenius verbaasd over de vorderingen van de acht kinderen
186. 'Tegengeschenk' van de jongen Sixtus; namelijk een voordracht over wezen en vorm van de aarde. Het Jezuskind bevestigt die voordracht
187. Cyrenius' blijdschap over de ten geschenke gekregen aardglobe en zijn vraag met betrekking tot Augustus. Uiterst wijs antwoord van het Kindje met verwijzing naar de goddelijke orde
188. Cyrenius betuigt de Heer zijn liefde. Hij wordt dan op de proef gesteld. De dood van Tullia en Cyrenius' diepe rouw. Terechte verwijten van het teleurgestelde Kindje. Goede uitwerking op Cyrenius
189. Jozef nodigt Cyrenius aan tafel. Cyrenius verontschuldigt zich onder verwijzing naar zijn verzadigd zijn door de Heer. Lof voor Cyrenius
190. Het Kindje wil perse dat Cyrenius mee-eet en meespeelt. Bedenkingen van Maronius en van Maria, Het Kindje neemt daar krachtig stelling tegen. Tullia lééft
191. Hardloopwedstrijd tussen Jezus en Cyrenius. Hoe ook Cyrenius het tot meesterschap brengt. Over volleerdheid in de levenskunst
192. Het leerzame spel van de levenskuiltjes en hun ordening, of: Waarnaar de mensen streven
193. Het verdere verloop van het spel
194. Cyrenius nu als minister. Het ontevreden meisje. Een muizenwonder
195. Tweespraak van het Kindje Jezus met het eigenzinnige meisje
196. Opnieuw gekibbel tijdens het tweede spelletje. Het eerzuchtige meisje als minister. Hetze tegen het Kindje. Laatste nieuwe worp en herstel van de goddelijke oerorde
197. De uitleg van en de toelichting op dit zinrijke spel door het Kindje. De verschillende reddingspogingen van de verdwaalde geesten door de leiding van de mensen door God
198. Bezorgdheid van Maria en van Eudokia om de herrezen Tullia. Een profetisch beeld van de Mariaverering van Rome. Over de kring van echte Godsvrienden
199. Menselijk kortzichtige vragen van Jozef. Antwoord van het Kind je. Over de allesomvattende betekenis van de Menswording des Heren
200. Verdere profetische onthullingen van het Jezuskind: Jezus' dood; Zijn Leer der Verzoening; Opstanding, en Ontsluiting der levenspoort voor allen. Een wenk voor wereldse mensen
201. Ernstig woord van Jezus tegen Maria. Droevige voorspelling over de verachting in de wereld jegens de Heer en Zijn volgelingen
202. Jacob met de kleine Jezus in gesprek. Het Kindje beklaagt Zich over het gebrek aan aandacht van de zijde van Zijn ouders en huisgenoten
203. De bekentenis van Jozef aan het Kindje. Het onderscheid tussen dubbelzinnigheid enerzijds en schranderheid anderzijds. Een vermaning aan Maria
204. Maria stelt het Kindje vragen over Zijn liefde voor haar. Het verschil tussen de liefde van mensen en die van God. De gelijkenis van de koning als minnaar. De toepassing van deze gelijkenis op Tullia en het Jezuskind
205. Tullia 's klacht. Maria troost haar. Tullia keert in tot zichzelve. Berouw en boete. Jezus' lievelingskost. De oude en de nieuwe Tullia
206. Tullia's tranen. Alwijze woorden van het Kind je over velerlei soorten van tranen, en over Tullia 's jaloezie
207. Rustbrengende woorden van het Kindje vóór de stormnacht. Dwaze vrees van Eudokia en haar voorzorgsmaatregelen
208. De nachtelijke orkaan en zijn verschrikkingen. Wilde dieren. Jozef vervloekt de storm. Berisping door het Kindje. Goed einde
209. Het weldadige doel van de nachtelijke storm; vernietiging van rovers! De verbranding van hun beenderresten
210. Bezichtiging van de omgeving van het huis. Het Kindje loopt driemaal om de brandplaats. Zijn profetische woorden tegen Cyrenius
211. Jozefs vraag; troostvol antwoord van het Kindje. Het Kindje heeft grote honger. De vismaaltijd. Vraag van Cyrenius over de Middellandse Zee
212. Straf voor Jacob en het Kindje voor het niet bidden aan tafel. Over het tafelgebed. Het Kindje loopt weg
213. Hevige berisping van Maria en Cyrenius aan Jozef. Jozef in het nauw gedreven begint het Kindje te roepen
214. Jozefs zonen op zoek naar het Kindje. De geheime stem en haar troostvolle woorden tot Jozef. Jozef op het goede spoor. De maaltijd aan de tafel des Heren op de berg. Over het juiste gebed
215. Jozef draagt een kruis. Evangelie van het Kindje over het kruis
216. Koude vis met olie en citroensap. Over de Mozaïsche voedingsleer. Nieuwtestamentische voedingsleer: 'De Heer is de beste kok!'
217. Waarom de Middellandse Zee een echte binnenzee mag heten
218. Voor alles staat een Gode welgevallige tijd en regel. Over ijdel navorsen van goddelijke diepzinnigheden en over kinderlijke eenvoud als de weg naar de ware wijsheid voor de mens
219. Een opgelegd kruis is een uiting van Gods liefde voor de mensen
220. Jonatha stort tranen om zijn zonden uit heilige Liefde voor zijn Heer. Het vlees als loon der zonde. Over de waarde van de zuivere liefde en haar aantrekkingskracht
221. Een middel tegen de insectenplaag. Een melkoorlog. Een komeet
222. Kometen als ongeluks- en oorlogsboden
223. Aanschouwelijk onderricht over het wezen van kometen aan de hand van de melkschotel als voorbeeld
224. Over het wezen en de mystieke betekenis van kometen
225. Waarom overdadig naspeuren naar de diepten van Gods Scheppingswerk nadelig is
226. De Godheid in het Kindje treedt terug. Laatste opdrachten voor Jozef en voor Cyrenius. De nachtrust. Jacob door het Kindje bijzonder begenadigd
227. Jozef heeft zorgen over het ontbijt. De provisiekamer leeg. Jonatha brengt uitkomst met een flinke partij vis
228. Liefde wedijver tussen Jozef en Cyrenius. Jozefs onbaatzuchtigheid. Over ware en onechte Godsdienaars
229. Een vrolijk ontbijt. Jozef spreekt over de goedheid des Heren. Het Kindje aan tafel. Idyllische scènes tussen de kleine Jezus en Cyrenius
230. Juist vanwege haar grote liefde doet Maria wel eens boos tegen Mij.
231. Cyrenius blijft toch nog een dag langer te gast. Zijn dankbaarheid, zijn geschenk, zijn afscheidsrede
232. Jozefs geldkist en zijn bezorgdheid voor diefstal. Goede raad van het Kindje aan Jozef
233. Jozef en de zijnen. Huiselijke zorgen en huiselijke werkzaamheden. De reusachtige kracht en hulp van Jonatha en diens Godsvertrouwen
234. Cyrenius in verlegenheid door de komst van een deputatie uit Ostracine. Hij nodigt allen tot de maaltijd. De vloek van het geld
235. De deputatie aan tafel. Oppassen bij de tafelindeling. Het Kindje ergert Zich aan de slecht verzorgde bijtafel. Profetie
236. Huiselijke keukenscène met ernstige gevolgen. De reden van de menswording
237. De vier broers wenden zich nederig en hartelijk tot het Kindje, Dat zij eerst hadden beschimpt. Diens goddelijke antwoord aan Zijn broers
238. Zinnebeeldige betekenis van deze maaltijd. Geestelijke toestanden op aarde: In het algemeen. In het jodendom. Bij de Grieks-orthodoxen. Bij de rooms-katholieken. Bij de overige christelijke sekten
239. De laatste, goede vis verzinnebeeldt de liefde des Heren en Zijn grote genade. ..in deze laatste tijd. Ook wie en wat de zón bewoont heeft de uiteindelijke bestemming van Kinderen Gods. Een kudde onder een goede herder
240. De aandacht van de gasten wordt op het Kindje gevestigd. Cyrenius geeft uitleg. De mening van de buren over Jozef en zijn gezin
241. Misdadig besluit van de jaloerse gasten. De grote brand te Ostracine
242. Cyrenius maakt zich zorgen over de slachtoffers van de brand. Wie een kuil graaft voor een ander, valt er zelf in. God is voor iedereen een rechtvaardige Rechter
243. Hoogmoed komt voor de val. Jozef behandelt de slachtoffers met waardigheid. De edelmoedigheid van Cyrenius jegens de gedeputeerden. Cyrenius bij Jonatha
244. Jozefs krachtdadige naastenliefde. Goede troost na zware beproeving. Bezoek aan en avondmaal bij Jonatha en de zijnen
245. Cyrenius maakt zijn schip klaar voor het vertrek. Jacob herinnert hem aan de globe. Goede raad van Jozef aan Cyrenius. Handel in vrijheid. ..naar Gods wil! Cyrenius neemt de drie jongens mee
246. Cyrenius vraagt om de zegen van het Kindje en krijgt een goddelijk antwoord. Nobel afscheidsgebed van Cyrenius. Het Kindje zegent hen die afscheid nemen en stelt hen gerust met de woorden: Waar uw hart is, daar is ook uw schat!
247. Jozef zegent Cyrenius. Jezus neemt afscheid van Cyrenius. Vertrek van Cyrenius. Jozef bij Jonatha
248. Jozef en Jonatha bemerken tijdens een vroege vistocht een schip dat in gevaar verkeert. Zij schieten te hulp en trekken het vlot
249. Het Kindje stelt vragen over de visvangst van die morgen. Het Kindje dat op vis belust is, wordt door Jozef terechtgewezen en dient hem van repliek: Ik voel Mij thuis, overal waar men Mij liefheeft. Rijke vangst op aanwijzingen van het Kindje
250. Jonatha brengt Jozef thuis. Het huis wordt leeg en uitgeplunderd aangetroffen. Jozef wordt daar heel erg kwaad over. Behartenswaardige verklaring van het Kind je
251. Maria weent om de diefstal van alle kleding en linnengoed. Jonatha troost haar met een zeer edele daad. Wedijver in edelmoedigheid. Het Kindje maakt Jonatha gelukkig
252. Zegen des Heren over Jozefs huis. Verwondering en dankbaarheid van het gezin. Jacob spreekt over het wonder van de tarwekorrel
253. Een middagmaal van vis en honingkoek met limonade. De boosaardige diefstal van het bestek en het bord je van het Kind je. Een evangelie tegen misdadigers uit de mond van het Kindje Jezus. Onverbiddelijkheid van het Kindje tegen boze opzet
254. Krijsende kledingdieven voor de deur van Jozef. Energieke toespraak tot hen door het Kindje
255. Geestelijke adel van Maria en Jezus' waarderende woorden. Toelichtende uiteenzetting van de Heer over barmhartigheid en over liefde jegens vijanden
256. De macht van de liefde. Jozefs huis in de publieke belangstelling. Jozefs wijsheid beschaamt de groten en de rijken van de stad. Prachtig eindresultaat
257. De dood van Herodes. Archelaüs wordt koning. De engel des Heren draagt Jozef op naar het land Israël terug te keren. Wonderbaarlijke reisuitrusting. Jozef geeft alles over aan Jonatha en verzoekt hem om hen na te komen. Het afscheid
258. Na een bezwaarlijke reis komt de Heilige Familie in het vaderland aan. Maria montert de angstige Jozef op. Bevel van de Heer om naar Nazareth te trekken. De aankomst aldaar
259. Idyllische avondlijke scène op het dakterras van Salome. De kleine karavaan door Cornelius ontdekt
260. Joël stelt vast dat ze reeds vlak bij hun oude tehuis zijn. Jozef wil met de zijnen in de open lucht overnachten. De zonen van Jozef gaan op zoek naar hout en vuur en belanden weer bij Salome
261. De vermoedens van Salome en Cornelius over de kleine karavaan. Salome door de hernieuwde kennismaking overrompeld
262. Begroeting van het gezelschap door Cornelius en Salome. De vermoeide reizigers trekken hun oude huis weer binnen
263. Salome draagt huis en hof in uitstekende toestand aan Jozef over . Jozef in verlegenheid. Deemoed en liefde van Salome. Een heerlijk getuigenis over de Heer. Een woord van de Heer over de liefde
264. Salome nodigt Jozefs gezin uit aan het ontbijt. Het voorkeursgerecht van het Kindje. Liefdesgeluk van Salome en het Kindje
265. Op zijn vraag krijgt Jozef van Cornelius een geruststellend antwoord over koning Archelaüs. Cornelius krijgt van Jozef familie informatie, namelijk over zijn broer Cyrenius. Cornelius' blijdschap en erkentelijkheid
266. Vraag van Cornelius, of Cyrenius wel al op de hoogte was met het vertrek van Jozef uit Egypte. Jozefs verstandige antwoord. Cornelius geeft Jozef uitleg over het Romeinse geheimschrift
267. Cornelius doet navraag naar de wondermacht van het Kindje. Jozef verwijst hem naar Diens spreekwijze. Het Kindje spreekt op indrukwekkende wijze tot Cornelius
268. Cornelius bevestigt de belastingvrijbrief aan Jozefs huis. Het belastingsysteem van de Romeinen. Belofte van het Kindje
269. Jozef regelt de huisorde en met Maria bespreekt hij een bij familieleden en kennissen af te leggen bezoek. Vreemd gedrag en merkwaardige woorden van het Kindje
270. Het beven van de aarde onder de voetstappen van Jezus jaagt Jozef en Maria vrees aan. Uit de stad komende vluchtelingen waarschuwen Jozef niet verder te gaan. Door Jacob gerustgesteld trekt Jozef onbevreesd de stad binnen
271. Onbewust geven de mensen een waar getuigenis. Juist antwoord van Jozef aan die mensen. Jozef door zijn vriend hartelijk ontvangen
272. Jozef vertelt de bevriende arts over zijn belevenissen. Hartelijk medeleven van de dokter en diens eigen ervaringen. Jozefs ergernis over Archelaüs door het Kind je getemperd
273. Verwondering van de arts en diens voorzegging over het wijze Kindje. Antwoord van het Kindje aan Jozef. De arts verwacht de Messias en het Kindje stelt hem in het gelijk
274. Het Kindje neemt de zieken een vertrouwensproeve af en geneest een aan jicht lijdend meisje
275. De verbazing van de arts en diens deemoedige en verwachtingsvolle bekentenis. Het Kindje kalmeert de arts en stelt hem op de hoogte met de allerbeste (Zijn Eigen) geneeswijze. De arts gelooft en wordt ver in het rond beroemd. Jozef neemt het genezen meisje in zijn huis op
276. De heilige familie bij onderwijzer Dumas. Jozef vertelt hem zijn wedervaren. Het Kindje tussen de schoolkinderen van Dumas
277. Verbaasde vragen van Dumas vanwege het Kindje. Een antwoord van Jozef, filosofisch wijs a la Socrates. Dumas' lof voor de filosofen. Toespraak van het Kindje over de profeten en de filosofen
278. Jozef overweegt naar huis terug te keren. Edele woorden van Maria als Jozefs echtgenote. Goede raad van het Kindje. Jozef keert terug. Strijd met Archelaüs tolgaarders
279. Het Kindje onderbreekt Zijn wonderwerken gedurende twee jaren. Aankomst van Jonatha uit Egypte. Het Kindje adviseert Jonatha. Jonatha als visser aan het meer van Galilea getrouwd
280. Het nu vijf jaar oude Kindje speelt bij een beekje. Van twaalf kuiltjes en de twaalf lemen mussen. Verklaring van deze afbeelding. Ergernis van een aartswettische jodenman; een nieuw wonder van het Kindje
281. Toeloop van nieuwsgierigen, die wonderen willen zien. Een verwend en onaardig kind wordt door Jezus gestraft. Een opperrechter komt Jozef de les lezen, maar, bedreigd door het Kindje, maakt hij dat hij wegkomt
282. Jozef neemt het Kind mee het land in. De kleine Jezus wordt op misdadige wijze aangevallen. De herdersjongen krijgt een verschrikkelijk loon
283. Jozef in de problemen. De slechte buurman van Jezus tot zwijgen gebracht. De vader van de herdersjongen smeekt het Kindje; Diens antwoord
284. Jozefs raad aan de vader van de dode herdersjongen. Jozef accepteert het karwei en keert huiswaarts. Het Kindje troost de vrouwen, met name Salome, Heerlijke belofte aan allen, die van goeden wille zijn
285. De herdersjongen uit de dood opgewekt; diens vrees voor het heilige Kindje. Zijn vader wijst hem terecht en legt een waar getuigenis af over Jozef en het Kindje. De liefde van het Kindje
286. Foutief oordeel van de dorpsrechter over Jezus. Jozef gaat daar moedig tegenin. Valse getuigen. Jozef maakt Jezus een verwijt. Oordeel van de Eeuwige Rechter. Jozef vergist zich en krijgt van het Kindje de les gelezen
287. Piras Zacheüs, de onderwijzer, wil het Kindje op zijn school hebben om daardoor zelf roem te kunnen oogsten. Jozef raadt de onderwijzer aan om het Kindje eerst te testen, waarna Jezus deze huichelaar te schande maakt
288. Jezus vergunt Piras Zacheüs een verhelderende blik op Zijn zending. Jezus als hoogleraar in de natuurkunde. Goede uitwerking op Piras. Wat is boven en wat beneden?
289. Overpeinzingen van de onderwijzer over de jongen, waarschuwing van Jezus aan de onderwijzer. Jezus, licht voor de heidenen en oordeel over de joden! De onderwijzer neemt de vlucht
290. In Jozefs huis gaat het gemoedelijk toe, hetgeen de kinderen van de buren best bevalt. De kinderen op het dakterras. Zenon breekt zijn nek. De dode wordt tot leven gewekt. Getuigenis van Zenon over Jezus. Jezus' vermaan aan Zenon
291. Buren zoeken raad bij Jozef als vriend van Cornelius. Jezus waarschuwt Jozef niet onvoorzichtig te zijn. Blik in het goddelijk bestieren van de wereld: zoals een volk is, ...zo is óók zijn regering! Jezus toont wie de Heer is!
292. De zesjarige Jezus wekt de verongelukte ijdele knecht van Salome op uit de dood. Jezus leest hem de les en ontvlucht menselijke lof
293. Maria' s heilige kruik door Jezus in stukken gebroken. Een meisje is daar bezorgd om. Jezus brengt Zijn moeder nu water in Zijn mantel. Maria 's relikwie was Jezus een doom in het oog. Verwijt aan het meisje
294. Tweejarige wonderpauze. Prijsstijgingen in Palestina. Jozef zaait nog in de zevende maand. De achtjarige Jezus zaait persoonlijk tarwe. Wonderbaarlijke oogstzegen. Jozefs dankbaarheid! Liefde beter dan lof! Genezing van de verschrompelde jongen
295. Jozef en Maria wilden de nu bijna tienjarige Jezus toch bij een leraar op school doen. Moeilijkheden bij het lesgeven. De leraar slaat de Jongen, waarna hij stom wordt en krankzinnig. De jonge Jezus keert naar huis terug
296. De tweede nieuwe leraar bij Jozef. Zachtaardige tegemoetkoming van de leraar. Jezus gaf hem een staaltje van Zijn kennis van het boek Daniël. Positief getuigenis van deze leraar. Jezus geneest nu de andere leraar uit erkentelijkheid
297. De elfjarige Jezus gaat met Jacob hout sprokkelen. Jacob, door een adder gebeten, sterft. Jezus wekt Jacob weer op. Een evangelie over de arbeid. Opwekking van de dode Kefas en van de dode timmermansknecht Mallas. Afgunst kan de dood veroorzaken!
298. De Tempelscène van de twaalfjarige Jezus hier kort beschreven door Zijn broeder Jacob. Jezus trekt Zich nu volledig terug tot aan de bruiloft te Kana
299. Hoogst belangrijke uiteenzetting over Jezus' Wezen en over de verhouding van het menselijke tot het goddelijke in Hem. Over de bevrijding der zielen en bun éénwording met Gods Geest
300. Het leven en de zielestrijd van Jezus vanaf Zijn twaalfde tot aan Zijn dertigste jaar. Wenken en voorbeelden tot het bereiken van de wedergeboorte als voorwaarde tot het eeuwige, zalige leven. Slotopmerking en zegen des Heren
301. Noten door de vertaler. Verantwoording van de vertaler
302. Informatie over Nieuwe Openbaring van kerkelijke lexicons achterhaald