[2] 'Zeg, dochterlief, heb jij echt nog niet bemerkt wie hier is binnengekomen? Dan moet je nu toch eens even kijken!'
[3] Uit haar vervoering ontwaakt, keek het meisje nu in de richting van Cyrenius.
[4] Ze schrok ervan en vroeg angstig: 'Lieve vader Jozef, wie is deze prachtig schitterende man? Wat doet hij hier en waar komt hij vandaan?'
[5] Jozef antwoordde: 'Wees maar niet bang Tullia, lieve dochter, dit is nu die beste heer Cyrenius, een broer van de keizer en landvoogd van Azië en van een deel van Afrika!
[6] Hij zal jouw belangen te Rome beslist bijzonder goed behartigen, want hij is al op het eerste gezicht van je gaan houden!
[7] Ga gerust naar hem toe, vraag hem te willen luisteren, en vertel hem dan kalm je hele levensverhaal. Wees er maar zeker van dat je allesbehalve tegen een dove zult spreken!'
[8] Maar het meisje zei: 'Nee hoor, vaderlief, dat durf ik niet! Ik weet veel te goed hoe streng dergelijke heren bij dit soort gelegenheden plegen op te treden. Als ze iets van je te horen krijgen wat niet onmiddellijk te bewijzen is, dan word je direct met de dood bedreigd!
[9] Immers hoe is het mij vergaan, toen ik in mijn armoede een keer eerder door zo'n heer over mijn afkomst werd uitgehoord?!
[10] Nadat ik hem alles had verteld, eiste hij steekhoudende bewijzen van mij!
[11] Ik - in mijn totale verweesdheid - kon die vanwege mijn armoede niet produceren natuurlijk, en toen gelastte hij mij, onder bedreiging met de dood, erover te zwijgen en er nooit meer met iemand over te spreken!
[12] Ik smeek U dus, verraad U mij nu ook niet, anders ben ik zeker verloren!'
[13] Dit, overigens op zachte toon gevoerde gesprek, had Cyrenius niettemin gehoord. Hij kwam naderbij en zei tegen Tullia:
[14] 'Maar Tullia, hoe kun je nu bang zijn voor iemand, die er alles voor over heeft om jou zo gelukkig te maken als maar enigszins mogelijk is?!
[15] Als je je de naam van je vader nog herinnert, noem die mij dan maar; verder hoef je mij dan niets te vertellen!
[16] En wees ook maar niet bang als de naam van je vader je eventueel ontgaan zou zijn, want nu je een dochter bent van mijn allerbeste vriend, blijf je me dan nog niet minder dierbaar!'
[17] Nu vatte Tullia moed en zei ze tegen Cyrenius: ' Als Uw zachtmoedige ogen mij bedriegen, dan is heel de wereld een grote leugen! Laat ik dus maar eerlijk zeggen hoe mijn vader heette.
[18] Zijn naam was: Victor Aurelius Dexter Latii. Als U echt een broer van de keizer bent, dan kan deze naam U niet onbekend zijn!'
[19] Bij het horen van deze naam werd Cyrenius zichtbaar ontroerd; met gebroken stem zei hij:
[20] 'Tullia lieve, die man was een echte broer van mijn moeder! Ja ik weet het: hij had van zijn wettige vrouw een blindgeboren dochter, die hij boven alles liefhad.
[21] Vaak was ik jaloers op zijn geluk, dat eigenlijk eerder een ongeluk was! Toch betekende zijn blinde Tullia voor hem meer dan de hele wereld!
[22] Toen deze Tullia maar amper vier of vijf jaar oud was, was ik zelf al verliefd op haar! Ik heb indertijd meermalen bij mijzelf gezworen, dat zij en niemand anders eens mi jn wettige echtgenote zou worden!
[23] En nu. .., o God, nu vind ik diezelfde hemelse Tullia hier terug, in het huis van mijn hemelse, mijn goddelijke Vriend!
[24] God, o God, dit is een veel te grote beloning ineens voor een zwakke sterveling, voor het weinige dat ik, een nietsnut, voor U heb mogen doen, o Heer!' Overmand door emotie liet Cyrenius zich nu in een stoel zakken. Pas na een poosje was hij weer in staat om verder met Tullia te spreken. ,,'
«« 101 / 302 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.