[2] Zo vroeg een hoofdman, die ook mee was geweest op de bergtocht, aan het einde van het maal aan een van de drie voormalige onderpriesters:
[3] 'Luistert u eens, als ik vragen mag! Mijn vraag betreft onze godenleer: wij hebben een eindeloos aantal goden; het wemelt ervan, wáár je ook kijkt!
[4] Toch heb ik persoonlijk nog nooit iets van een god gezien of bemerkt!
[5] Over duizenden dingen heb ik niet zelden gedroomd, maar over een godheid nog nooit!
[6] Wie van de thans levende mensen zou er naar eer en geweten nu kunnen beweren: 'Ik heb Zeus gezien en gesproken, of welke andere godheid dan ook?'
[7] En toch zijn wij evengoed mensen als degenen, die in de oudheid omgang met de goden heten te hebben gehad!
[8] Ik zie dus niet in, waarom de goden ons nu in de steek laten en zich van ons niets meer aantrekken!
[9] Zoudt u, als voormalige priester, mij kunnen verklaren hoe dat zit?'
[10] De priester antwoordde echter: 'Vriend, doe me een plezier, en bespaar me dergelijke onnozele vragen.
[11] Onze goden zijn immers niets anders dan eendagsvliegen, ontsproten aan het moeras van onze eigen domheid!
[12] Omdat wij door onze genoemde domheid niets beters kunnen uitvinden dan de drabbige geestesproducten van ons eigen brein, daarom geven wij daaraan de voorkeur en stellen ons hen voor als goden!
[13] Webouwen tempels voor hen, en daarin aanbidden we dan die waardeloze produkten van onze domheid.
[14] Ja, dat zijn de goden, voor wie wij tempels hebben opgericht, en waar het te Rome van wemelt!
[15] Er bestaat wel een echte God, maar Die is Heilig van alle eeuwigheid (zie noot 35), en wij onreine wezens als we innerlijk zijn kunnen Hem niet zien; wij kunnen echter wel Zijn werken aanschouwen!
[16] Maar, wilt u over Die Ene God meer te weten komen, dan moet u bij die reine jood zijn; ik bezweer u: hij zal u Hem zeker beter Ieren kennen!'
[17] Met deze uitspraak was de hoofdman best tevreden, want dat was nu precies het antwoord waarop hij al zolang gewacht had!
[18] Hij ging dus naar Jozef en gaf zijn verlangen aan hem te kennen.
[19] Maar Jozef antwoordde: 'Beste man, er staat voor alles een bepaalde tijd. Zodra je er rijp voor bent, zal het je geopenbaard worden. Met deze belofte zul je het voorlopig moeten doen!'
«« 143 / 302 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.