[2] Daarna begonnen de lammen en kreupelen en alle andere invaliden te roepen: 'Heerlijke Moeder, gij die de blinden in hun nood geholpen hebt, wij smeken U, wilt ook ons van onze ellende afhelpen!'
[3] Maar Maria probeerde hun te antwoorden: 'Tot mij moeten jullie niet roepen! Ik kan jullie niet helpen! Ik ben net als jullie maar een zwakke sterfelijke dienares van de Heer!
[4] Hij, Dien ik op mijn arm draag, Hij is Het, die jullie helpen kan! In Hém woont goddelijke almacht en eeuwige volkomenheid!
[5] Maar de zieken en invaliden luisterden nauwelijks naar wat Maria zei; integendeel: ze schreeuwden het uit nu: 'Heerlijke Moeder, help ons, ...help ons armen, en bevrijdt ons van onze ellende! ,
[6] En zie, opeens kwam nu het Kindje recht overeind, strekte Zijn Handje over alle zieken uit, en op hetzelfde moment waren ze allen gezond!
[7] Lammen sprongen weer rond als herten en kreupelen werden weer net zo recht als de ceders van de Libanon! En ook alle andere gebrekkigen waren uit hun lijden bevrijd!
[8] Hierna begaven de engelen zich naar de armen toe en brachten hen eerst tot zwijgen, waarna zij hun de nabijheid van het Rijk Gods verkondigden.
[9] Hierdoor was het dat de hoofdman uit zijn diepe dagdroom werd gewekt, en nu ging ook hij achter het gezelschap aan het Allerheiligste binnen.
[10] Daar liep hij meteen op Jozef toe en vroeg hem: 'Geachte vriend, wat is hier toch gebeurd? Ik zie geen blinden, noch kreupelen meer, noch ook andere invaliden !
[11] Hoe is dat nu mogelijk? Zouden ze soms allemaal door een wonder genezen zijn? Of was hun eerdere toestand maar schijn?'
[12] Jozef antwoordde: 'Ga maar eens met henzelf praten, die je zo mysterieus lijken! Zij - beter dan wie ook -zullen je kunnen vertellen wat er gebeurd is!'
[13] De hoofdman deed nu direct wat Jozef hem geraden had: het stellen van vragen was namelijk (min of meer een passie van hem!
[14] Hij kreeg overal een en hetzelfde antwoord: 'Door een wonder werd ik gezond!'
[15] De hoofdman ging weer terug naar Jozef, en nu vroeg hij hem:
[16] 'Wie van U heeft dat wonder bewerkt? Wie van U bezit zo'n wonderkracht? Wie van U moet er dan wel een god zijn?'
[17] Jozef antwoordde: 'Kijk, die arme herstelden, ze staan daar nog!
[18] Ga nog maar eens naar hen toe en vraag hun wat je weten wilt. Zij zullen je vast wel een goede aanwijzing kunnen geven!'
[19] Opnieuw ging de hoofdman naar de armen terug en vroeg hen, wie nu wel die wonderdoener was, ...
[20] Maar de armen zeiden: 'Kijk, dat grote gezelschap daar; uit hun midden is die genezing als een wonder over ons gekomen!
[21] Het schijnt dat die kleine jodin over die macht beschikt! Wie anders? De goden zullen het wel beter weten dan wij!'
[22] Nu wist de hoofdman nog niet veel meer dan tevoren!
[23] Op dit moment nu zei Jozef tegen de hoofdman: 'Zeg, jij bent toch een van de rijke Romeinen? Als jij nu eens uit liefde Gods deze armen uit hun nood zou helpen, dan zou je wel meer te weten komen. Maar voor het ogenblik zul je het hiermee moeten doen!'
«« 147 / 302 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.