Verwondering en onrust van Eudokia over het plotseling verdwijnen van de verrukkelijke jongelingen. Eudokia's nachtelijk heimwee naar Gabriël. Diens plotselinge verschijnen en zijn raad

Jakob Lorber - De jeugd van Jezus

«« 159 / 302 »»
[1] Toen de jongelingen verdwe­nen waren, vroeg Eudokia aan Maria wie nu die jongelingen ei­genlijk precies geweest waren.
[2] Eudokia was namelijk nog heidin en ze wist niets van de he­melse geheimen.
[3] Het feit, dat bij deze gele­genheid ook heidenen de engelen hadden kunnen zien, was een ge­volg van het daartoe tijdelijk ge­opend zijn van hun geestelijk oog!
[4] Het verdwijnen van de enge­len betekende dan ook niets an­ders dan dat die innerlijke blik weer was opgeheven.
[5] Na het verdwijnen van de jongelingen leek het Eudokia als­of zij uit een diepe droom was ont­waakt.
[6] Zij gevoelde zich nu weer helemaal natuurlijk, en alles, wat zij gedurende heel die dag had ge­hoord, gezien en gedaan, dat kwam haar nu voor als ware het een levendige droom geweest.
[7] Bovengenoemde vraag van Eudokia aan Maria is dan ook be­grijpelijk en te vergeven.
[8] Ze was immers nu weer hele­maal natuurlijk, dus heidens.
[9] Maria gaf haar als volgt ant­woord: 'Eudokia, wij zullen nog lang genoeg samenblijven, dat al­les, wat nu nog duister voor je is, langzaamaan duidelijk zal wor­den.
[10] Maar nu ben ik erg moe; laten we dus liever naar bed gaan.
[11] Naar de uiterlijke schijn ging Eudokia met deze, als troost bedoelde woorden wel akkoord, maar innerlijk nam haar nieuws­gierigheid alleen maar toe.
[12] Jozef sprak nu echter: 'Kin­deren, het is al donker geworden. Sluit dus de poorten en gaat naar bed!
[13] Morgen is het immers ná­-Sabbath, dan werken we niet, en we zullen alles dan nog eens uit­voerig kunnen bespreken!
[14] Laten we dus de Heer voor de dag van heden loven, en verder doen wat ik jullie heb aangeraden!
[15] Jacob, jij maakt nog even de wieg in orde, en zorg dat het Kindje inslaapt. Zet het wiegje maar weer naast Zijn moeders bed!
[16] En Eudokia, ga jij nu naar je slaapkamer en rust maar eens goed uit in de Naam des Heren.'
[17] N u ging Eudokia dadelijk naar haar kamer en naar bed. .., maar de slaap bleef verre van haar.
[18] Te opgewonden was haar vurige hart door dat verdwijnen van de engelen.
[19] Ze was namelijk op Gabriël verliefd geworden; doordat het voorwerp van haar liefde nu zo plotseling voor haar ogen verdwe­nen was, was ze in de war geraakt.
[20] Toen iedereen dus rustig sliep, stond Eudokia op, opende een raam en keek naar buiten.
[21] Plotseling stond Gabriël nu voor haar en zei: 'Kom toch tot rust, Eudokia!
[22] Ik ben namelijk niet een mens, zoals jij, maar ik ben slechts een geest, een bode van God!
[23] Maar het Kindje moet je aanbidden, want Dat is de Heer! Hij zal je hart wel tot rust bren­gen!' Nu verdween de engel weer en Eudokia kwam tot rust.
«« 159 / 302 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.