[2] Jacob antwoordde: 'Vaderlief, in mijn hart hoorde ik een Stem, die tot mij zei:
[3] " Adem de blinde in het gezicht, dan zal hij weer zeer helder kunnen zien!"
[4] Ik geloofde vast aan die Stem binnen in mij, en handelde ernaar. ..en nu ziet de blinde! ,
[5] Jozef sprak: 'Wat je zegt zal zeker waar zijn,
[6] maar waar kwam die machtige Stem in jou dan wel vandaan? Hoe heb je die gehoord?'
[7] Aldus aan de tand gevoeld, zei Jacob nu: 'Maar Vaderlief, u ziet toch wel, Wie nu op mijn arm met mijn lokken speelt?!
[8] Ik denk dat Hij het is, Die zo wonderlijk in en tot mij heeft gesproken!
[9] Maar Jozef zette zijn verhoor voort:
[10] 'Denk jij dan dat het Kindje nog het Echte is? Denk jij niet ook dat Het is omgewisseld?'
[11] En Jacob sprak: 'Wie of welke macht zou dan in staat moeten zijn om de Almachtige te kunnen omruilen?
[12] Als de engelen telkens op hun knieën vielen als het Kindje op Zijn wonderlijke manier ging spreken, hoe zouden zij dan zó met de Almachtige kunnen omgaan?! ..'
[13] Ik voor mij houd het Kindje dus voor het eerste en echte, en dat doe ik met dezelfde vaste overtuiging, als waarmee ik nooit geloofd heb in omruiling van kinderen!'
[14] Jozef sprak: 'Zoonlief, ik vind dit getuigenis van jouw geloof helemaal niet zo indrukwekkend:
[15] Immers, David zelf zegt: "Waarop zinnen de heidenen, en waarom spreken de mensen zulke onzin?
[16] Koningen verheffen zich en machtigen beraadslagen onder elkander tégen de Heer en Zijn Gezalfde, en zij zeggen:
[17] Laat ons onze boeien verbreken en Zijn koorden wegwerpen!"
[18] Kijk, mijn jongen, dat zijn geestelijk geladen woorden. Die koningen, dat zijn de machten, die grote rijken van onzichtbare machten regeren! En wat voeren die in hun schild? Waarover hebben zij het eigenlijk?
[19] Kan dit dan geen aanwijzing inhouden van de mogelijkheid dat zij hun handen opheffen tegen de Heer Zelf? ...De hand aan Hem slaan?'
[20] Jacob antwoordde: ' Ja zeker zou dat kunnen, als de Heer dat zou gedogen!
[21] Maar luidt niet de vraag aan het begin van dat gezang: "Wáárop zinnen de heidenen, en wáárom spreken de mensen zulke onzin?"
[22] Zou het dan ook niet zo kunnen zijn, dat David daarmede de ontoereikendheid aanduidt van die machten tegenover de Heer?
[23] Want verderop luidt het: "Maar Hij, Die in de Hemelen woont, lacht om hen en spot met hen!
[24] De tijd komt, dat Hij tegen hen Zijn toorn zal doen woeden, en dat Hij hen zal verschrikken met Zijn wraak!"
[25] Vader, ik denk, dat ik mijn geloof heel goed kan rechtvaardigen met deze twee strofen van de grote zanger Gods!
[26] Zij verzekeren mij voldoende dat de Heer te allen tijde Heer blijft, en dat Hij Zich niet laat omwisselen!'
[27] Jozef was hogelijk verbaasd over de wijsheid van zijn zoon; hij nam opnieuw het Kindje als het Echte aan, en hij loofde en prees God voor de afloop!
«« 162 / 302 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.