Een rustig jaar in Jozefs huis. Wonderbare genezing door Jacob van een bezeten jongen uit een Moors gezin, in opdracht van het Jezuskind

Jakob Lorber - De jeugd van Jezus

«« 164 / 302 »»
[1] Sedertdien ging het in Jozefs huis heel rustig toe en gebeurde er niets bijzonders.
[2] Deze rustperiode duurde ruim een jaar. Het Kindje kon nu al lopen en praten, en Het speelde al regelmatig met de andere kin­deren.
[3] In deze tijd kwam er eens een Moorse familie bij Jozef aan huis, die een ernstig ziek kind had­den.
[4] Dit gezin had namelijk in de stad vernomen, dat er in dit huis een wonderdokter verblijf hield, die alle ziekten genas.
[5] Het zieke kind nu was een jongen van tien jaar, die door een boze geest vreselijk werd ge­kweld.
[6] Die geest liet de jongen geen dag en geen nacht met rust, gooi­de hem van links naar rechts, stompte hem in de buik, en ver­oorzaakte hem ondragelijke pij­nen.
[7] Soms joeg hij hem het water in, soms in het vuur!
[8] Maar toen die geest zich in Jozefs huis bevond, hield hij zich kalm, en deed niets opvallends.
[9] Jozef vroeg aan de vader van de jongen, die Grieks verstond, wat er met de knaap aan de hand was.
[10] Haarfijn vertelde de vader wat er met de jongen, van het be­gin af aan was gebeurd.
[11] Nu riep Jozef Jacob bij zich, die zich -als nu zestienjarige -gewoonlijk met het Kindje bezig hield; hij vertelde hem wat dat Moorse gezin te verduren had.
[12] Door medelijden daartoe bewogen, ging Jacob naar het Kindje toe, drukte Het aan zijn hart en sprak in gedachten met Hem.
[13] Maar het Kindje sprak ­duidelijk verstaanbaar - in het Hebreeuws:
[14] 'Broeder, Mijn tijd is nog lang niet gekomen, maar ga jij maar naar die zieke knaap toe, wiens geslacht het teken van Kaïn draagt.
[15] Je moet, met de wijsvinger van je linkerhand zijn borstkas aanraken, dan zal de boze geest de jongen voor altijd verlaten!'
[16] Jacob ging nu dadelijk naar hem toe en deed wat het Kindje hem had opgedragen.
[17] Nu maakte de boze geest zich voor de laatste maal meester van de jongen, en schreeuwde:
[18] 'Wat wilt gij, Verschrikke­lijke, dan nu met mij? Waar moet ik heen? Drijft U mij nu al voor­tijdig uit mijn woning?!'
[19] Jacob antwoordde hem: 'De Heer wil het! De zee is niet ver van hier; daar zul je moeten huizen in de bodem, waar die het diepste is. De modder zal voort­aan je woning zijn.'
[20] Op hetzelfde moment ver­liet de geest de jongen, en die werd op slag gezond.
[21] N u wilde de familie Jozef belonen, maar Jozef nam niets aan en liet de familie in vrede ver­trekken, terwijl hij God voor de wonderbaarlijke genezing van de jongen loofde.
«« 164 / 302 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.