[2] 'Broeder, hoezeer ik mij ook had voorgenomen om vandaag en morgen hier bij jou te blijven, toch vrees ik, dat ik aan dat Voornemen geen gevolg zal kunnen geven.
[3] Eerlijk gezegd, alles is mij hier een beetje te heilig. Ik waan mijzelf hier in een woestijn, waarin alles wat een reiziger ziet hem toeroept: Voor jou is hier geen plaats, alleen voor geesten!
[4] Ook lijkt het me hier als op een hoge berg, op de spits waarvan weliswaar een toverachtig uitzicht aanvankelijk ieders zinnen verrukt,
[5] maar waar de frisse, zuivere lucht hem al gauw zal zeggen:
[6] Hé, jij lui en onrein lastpak van een mens, ga jij maar weer vlug terug naar je stinkende thuis!
[7] Hier toeven alleen zuivere geesten uit het etherrijk; dit is geen verblijfplaats voor onzuivere zielen!
[8] Immers: onze grote profeet Mozes, hoe zuiver was niet diens geest. .., en toch sprak de Heer tegen hem, toen hij Hem verlangde te zien :
[9] Je kunt niet Mij zien en tevens in leven blijven!
[10] En nu is Diezelfde Heer in al Zijn Heiligheid hier aanwezig, Hij, die (Zich) door de mond van alle profeten openbaarde, Hij is hier!
[11] Hoe zou ik dan, die een oude zondaar ben, die tegen alle Wetten van Mozes heb gezondigd, Zijn zichtbare aanwezigheid nog langer kunnen verdragen?'
[12] Maar nu zei Jozef: 'Maar beste vriend en broeder, je weet toch immers wel welke Wet de voornaamste is; waarom zou je nu liever naar huis gaan, dan die Wet ernstig naleven?
[13] Je moet de Heer met al je vermogens liefhebben en niet steeds aan je zonden denken! Dan zul je de Heer beslist beter bevallen, dan door steeds maar jezelf te beklagen!
[14] Wacht tot het Kindje afscheid van je neemt. Want dan kun je ervan op aan, dat je Hem onwaardig bent!
[15] Maar zolang dat niet het geval is, blijf! Meer thuis zijn dan hier kun je immers in der eeuwigheid niet!'
[16] Op dit moment voegde het Kindje Zich bij hen, en zei: ' Jozef, gelijk hebt u, dat u Jonatha al vast een beetje hebt opgemonterd. Waarom is hi j toch zo eigenwijs hier niet te willen blijven, terwijl Ik hem toch zo graag mag?'
[17] Vervolgens, Zich tot Jonatha wendend, zei Het:
[18] ' Jonatha, wil je werkelijk niet hier blijven? Wat voor ergs gebeurt je hier dat je niet wilt blijven?'
[19] Jonatha gaf Hem ten antwoord: 'Mijn God en Heer, ik ben immers een groot zondaar tegen de Wet!'
[20] Het Kindje zei echter: 'Over welke zonden heb je het? Ik ontwaar er bij jou niet één!
[21] Weer je wie een zondaar is? ...Dat is hij, die geen liefde heeft!
[22] Jij hebt wel liefde, en dus ben jij voor Mij geen zondaar , want je zonden heb Ik je vergeven. Daarom ben Ik Heer boven Mozes en in eeuwigheid!'
[23] Nu begon Jonatha te wenen en hij besloot opnieuw te blijven. Hij ging naar het Kind je toe en liefkoosde Het!
«« 172 / 302 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.