[2] Maar nu zei het Kindje tegen Cyrenius: 'Cyrenius, je kunt er best mee volstaan als je in alle liefde je hart voor Mij buigt.
[3] Je mag best rechtop blijven staan! Je bent hier immers met een groot gevolg, dat Mij nog niet kent. Je zou Mij door deze houding kunnen verraden!
[4] Kom, ga dus staan, doe zoals Jozef, Jonatha, Maria en alle anderen, en Iaat ook je vrouw weer opstaan!'
[5] Nu stonden Cyrenius en Tullia op; hi j nam het Kind je direct op z'n arm en liefkoosde Het!
[6] Met het Kindje nog op zijn arm, ging hij op Jozef toe en zei:
[7] 'Laat me jou uit de grond van mijn hart groeten! Wat heb ik ontzettend vaak naar jou verlangd!
[8] Maar een noodlottige opeenhoping van staatszaken is er de enige oorzaak van geweest, dat ik nooit tijd kon vinden om dat verheven en heilig verlangen van mijn hart te bevredigen.
[9] N u pas heb ik alles in zoverre kunnen regelen, dat ik jou, heilige vriend, een poosje kan komen bezoeken.
[10] Maar zelfs nu - op het moment, waarop ik dan eindelijk aan dat verlangen van mijn hart kon gevolg geven - zou ik nog bijna te gronde zijn gegaan, als dit allerheiligste Kindje mij niet een redder gezonden had !
[11] Vriend en broederlief, wat heb ik in die twee jaren niet allemaal moeten doormaken!
[12] Vervolging, verraad, laster bij de keizer en nog vele andere hoogst onaangename dingen moest ik doorstaan!
[13] Maar gelukkig dacht ik daarbij steeds aan dat, wat het allerheiligst Kindje twee jaar geleden tegen mij heeft gezegd, namelijk: dat Het diegenen, die Het liefheeft, steeds knijpt en aan port!
[14] En werkelijk, als het erop aan komt, waren al die hevige stormen, die mijn gemoed belaagden, uitsluitend liefkozingen van mijn Heer aller Heren!
[15] Want telkens als er weer een beweging tegen mij de kop opstak, en mij met huid en haar dreigde te verslinden,
[16] dan werd die door een nog machtiger tegengolf verslagen en er bleef slechts loze schuim over!
[17] En zo ben ik ook nu, na een groot gevaar te hebben doorstaan, behouden en wel hier aangeland, en bevind ik mij veilig in jouw gezelschap, jouw allerheiligste kring, en alle stormen, die mij beangstigden, zijn gaan liggen!'
[18] Nu omhelsde Jozef Cyrenius en zei: ' Ja broeder in den Heer, zo is het!
[19] Van alles, wat jou overkwam heb ik in de geest steeds geweten, maar steeds weer ook kon ik de Heer loven, dat Hij jou zo liefhad!
[20] En kijk nu eens die kant op, richting zuid en oost, dan zul je gemakkelijk de stad en nog gemakkelijker je eigen villa ontdekken!
[21] Laat nu dus je schip in orde brengen, dan kun je met mij meegaan; thuis kunnen we dan eens echt van hart tot hart de zaken uitpraten!'
[22] Cyrenius keek dus die kant uit en ontwaarde inderdaad al gauw zijn villa; nu was hij in alle staten van verwondering, en hij kon er niet over uit!
«« 182 / 302 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.