[2] 'O jij, Wiens Naam mijn tong nooit waardig zal kunnen uitspreken, Dat was dus allemaal pure Genade van U, mijn God?
[3] Hoe en op welke wijze moet ik U nu dus danken,... hoe U loven en prijzen voor deze al te grote en wonderbare Genade?
[4] Wat kan ik arme domme mens daar voor U dan wel tegenoverstellen; voor U, Die zo grenzeloos genadig voor mij Zijt; Die mij nog meer beschermt dan Uw eigen Hart?'
[5] Het Kindje antwoordde 'Beste Cyrenius, Ik zou je nog veel meer liefhebben, als je tegenover Mi j niet steeds zo dweperig zoudt doen!
[6] Wat heb Ik,... en wat heb ook jij aan al dat dwepen?
[7] Ik zeg je, wees liever wat vrolijker en houd van Mij op dezelfde manier, als alle andere mensen, namelijk in je hart. Zo zul je Mij veel beter bevallen, dan wanneer je steeds maar weer dweept en zwijmelt om het minste geringste!
[8] op zijn allertederste wijze sprak Cyrenius nu:
[9] 'O mijn Leven, mijn Al les, ...mag ik dan niet bidden tot U, mijn God en mijn Heer?'
[10] Maar nu hernam het Kindje weer: 'O ja, dat mag je best, maar niet met allerlei nooit ophoudende uitroepen !
[11] Alléén in je geest, die je liefde jegens Mij in je binnenste is en in de waarheid daarvan, die als een zuiver licht aan de gloed van je liefde ontspringt!
[12] Of denk je soms, dat Ik van de menselijke gebeden beter, groter of machtiger word dan Ik zonder die al ben?!
[13] Weet dan, dat Ik Mijzelf daartoe vanuit Mijn eeuwige Oneindigheid in dit lichaam verhuld heb, omdat de mensen Mij meer met hun liefde moeten aanbidden.
[14] Daarbij mogen zij hun mond, hun tong en lippen best ontzien! Want mondgebed zonder meer ontluistert zowel de biddende als de Aanbedene, omdat het een dood gebed is, iets heidens!
[15] Immers, wat doe je bij goede vrienden en bij broeders, wanneer jullie bijeenkomen?
[16] Dan ben je blij hen te zien; je groet hen, geeft hun een hand, en je omhelst hen innig!
[17] Doe dat ook maar bij Mij, dan zal Ik in der eeuwigheid niets anders van je verlangen!
[18] En wees nu maar vrolijker en ongeremder, en Iet ook eens wat meer op je kinderen, hoor ze eens een beetje uit over alles wat ze al hebben geleerd!
[19] Je zult daar zelf meer vreugde aan beleven, en Ik ook, dan wanneer je honderdmaal aan één stuk vroomheden zou uitgalmen!
[20] Nu werd Cyrenius inderdaad echt vrolijk; dadelijk riep hij de acht kinderen bij zich en vroeg hen over van alles en nog wat.
[21] Hij kreeg van de kinderen wel zulke degelijke en gedegen antwoorden, dat hij daarover hoogst verwonderd was.
[22] Cyrenius was er opgetogen over, en ook de kinderen waren er blij mee, dat ze blijkbaar al zo pienter waren. Cyrenius gaf hun allen fraaie geschenken, en prees de meester.
«« 185 / 302 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.