[2] Toen hij een tijdlang die verrukkelijke globe goed van alle kanten, links en rechts en onder en boven had bewonderd, en alle hem bekende punten, als allerbelangrijkste had geïdentificeerd, kwam hi j pas weer tot spreken en zei:
[3] 'Jozef, dit is toch zeker een overduidelijk getuigenis voor ons allemaal over Hem, Die eens de aarde heeft geschapen!
[4] Immers, zou het de Almachtige moeilijker vallen om een grote aarde te scheppen, dan een zo kleine, waarvan wij over die grote kunnen Ieren?
[5] Volgens mij moet dat even moeilijk zijn!
[6] O God, grote God, welk een grenzeloze volheid van volmaaktheden op alle gebied moet er wel in U wonen, dat het voor U zó gemakkelijk is om dergelijke wonderbaarlijke dingen te kunnen doen!
[7] Wie zich van harte in U verdiept, die is al zalig op deze aarde!
[8] Wie U bezit en volliefde in zijn hart draagt, die is eindeloos gelukkig te prijzen.
[9] Wat lijkt het ijdel gedoe van wereldse mensen mij nu toch walgelijk!
[10] O arme broeder Augustus, zou jij weten wat ik nu weet en kennen Die ik nu ken, wat zou je wankele troon je dan hevig tegenstaan!
[11] O mijn kleine Jezus, mijn Leven en mijn Alles, zoudt U mijn broeder dan niet ook door Uw Almacht kunnen doen blijken, hoe nietig en hoe ontzettend smerig zijn troon is?'
[12] Het Kindje antwoordde echter: 'Cyrenius, kijk nu eens naar alle schepselen van deze aarde.
[13] Tegenover jezelf zul je daarin zowel goede, als slechte ontdekken. .
[14] Maar denk je dat die dus in Mijn Ogen ook zo zijn?
[15] Neem nu bijvoorbeeld een leeuw; dat is een wreed dier, dat als hi j kwaad is geen leven spaart.
[16] Maar heb je dat dier tegenover Mij ook zo bevonden?
[17] "O neen," zeg je nu in gedachten: "die koning der wildernis heeft mij al tweemaal het leven gered!"
[18] En zo is het nu ook met jouw broeder gesteld: hij kan niet zijn zoals jij, en jij niet zoals hij!
[19] Want Ik heb daartoe allerlei schepselen doen ontstaan, omdat dat in Mijn Eeuwige Orde noodzakelijk is!
[20] En daarom moest het ook zo zijn, dat jouw broeder werd wat hij is en dat jij werd wat jij bent!
[21] Maar als jouw broeder tot Mij zegt: Heer, ik weet niet wat ik ben, noch wat ik doe, maar Uw kracht is in mij, en dus doe ik overeenkomstig haar aanwijzingen,
[22] dan zal hij even rechtvaardig zijn als jij, en dan behoef jij je om hem geen zorgen te maken; eens zullen namelijk ieders werken onthuld worden!' Deze toespraak bracht Cyrenius op betere gedachten over zijn broer Augustus, en hij beschouwde weer zijn kleine aardbol.
«« 187 / 302 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.